Deze taxshift is geen revolutie

Didier Reynders, Kris Peeters, Charles Michel © belga
Alain Mouton

Met de taxshift van meer dan 7 miljard euro zien de bedrijven hun loonlasten dalen en krijgen de werknemers een koopkrachtinjectie. Maar aan de inkomstenkant is deze belastingverschuiving geen grote hervorming. Daarvoor komen er te weinig veranderingen in de spaarfiscaliteit en de btw.

Het is een taxshift van 7 miljard euro geworden. Waarnemers zoals Luc Coene, de voormalige gouverneur van de Nationale Bank, pleitten onlangs voor een operatie van 10 miljard euro, maar dat leek al snel te hoog gegrepen. Eigenlijk voert de regering-Michel een belastingverschuiving in verschillende fasen door. Bij haar aantreden was er al een kleine taxshift van 2 miljard euro. Tegen 2020 komt daar nog eens 5 miljard euro bij. Om te beginnen is er een bijkomende lastenverschuiving van 3,7 miljard euro tussen nu en 2018. Daarin zit 2 miljard euro om de competitiviteit te verhogen en 1,7 miljard euro aan koopkrachtmaatregelen. De lagere lasten op arbeid worden gecompenseerd door andere belastingen en een beperking van de uitgaven.

Historische handicap

De Belgische ondernemingen hebben er jarenlang om gevraagd, en hun smeekbeden werden verhoord. Na de indexsprong – een lastenverlaging van bijna 1 miljard euro – wordt de concurrentiekracht van de ondernemingen versterkt met een verlaging van de werkgeversbijdrage van 33 naar 25 procent. Die maakt dat de Belgische loonkostenhandicap tegenover de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland tegen het einde van de legislatuur is weggewerkt.

Ons land heeft die loonhandicap wel opgelopen sinds 1996. Dat is het jaar dat de wet op het concurrentievermogen werd aangenomen. Die moest de loonkosten in de pas doen lopen met die van onze belangrijkste handelspartners. Maar de historische handicap van voor 1996 is nog altijd niet weggewerkt. Dat maakt dat Belgische bedrijven gemiddeld nog altijd 10 procent duurder zijn dan in het buitenland. Hier heeft de regering-Michel dus nog wat werk voor de boeg.

Lage en de middelste inkomens

In regeringskringen was al een tijdje te horen dat de lagere lasten op arbeid niet beperkt zouden blijven tot de bedrijven. Volgens het akkoord dat de regering-Michel heeft bereikt, moeten de lage en de middelste inkomens vanaf volgend jaar 100 euro extra koopkracht per maand overhouden, wellicht door een wijziging in de belastingschijven en/of een verhoging van de belastingvrije som. In België wordt iemand met een gemiddeld inkomen (zo’n 3500 euro bruto per maand) al belast tegen 50 procent, en iemand die iets meer verdient dan het minimumloon, komt al vlug terecht in de schijf van 30 procent.

Wel kan de vraag worden gesteld waarom de focus opnieuw op de lage en de middelste lonen moet liggen. De voorbije jaren werden de belastingverlagingen al vooral toegekend aan die groep werknemers, vooral via de werkbonus. Dat is een verlaging van de werknemersbijdrage die wordt omgezet in een hoger nettoloon, zonder dat het brutoloon stijgt. Zowat een derde van de werknemers kan rekenen op die werkbonus.

Fiscale mix

Waar gaat de regering het geld halen om die lastenverlagingen op arbeid te compenseren? Economen en fiscalisten hebben al herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat de regering het beste kiest voor een mix van hogere indirecte belastingen – vooral consumptiebelastingen (btw), heffingen op vervuiling en heffingen op vermogens en kapitaal.

De regering-Michel kiest inderdaad voor zo’n fiscale mix, maar een revolutionaire belastinghervorming is het zeker niet. Van een grote btw-hervorming komt bijvoorbeeld niets in huis. Er was de voorbije maanden in de wandelgangen sprake van de verhoging van het btw-tarief van 6 naar 8 procent en de verlaging van het tarief van 12 naar 8 procent. Ook zouden allerlei producten die van btw zijn vrijgesteld, onder de loep worden genomen. Dat is niet gebeurd.

Nochtans is er in België nog heel wat ruimte voor hervormingen in de indirecte belastingen. Het aandeel van de indirecte belastingen in de totale fiscaliteit is minder dan 30 procent. Daarmee scoort België in Europees perspectief opvallend laag. Wel worden de accijnzen op diesel, tabak en drank verhoogd. Er komt ook een soort van vetbelasting op suikerhoudende frisdranken.

De enige btw-hervorming is de verhoging van de btw op elektriciteit van 6 naar 21 procent. Die moet 700 miljoen euro opbrengen. Dat tarief was onder de regering Di Rupo verlaagd van 21 naar 6 procent. Economen wijzen sindsdien op de absurditeit van die maatregel: het moedigt het energieverbruik en dus vervuiling aan.

Vermogens en vermogenswinsten

Een andere pijler van de taxshift is de belasting op vermogens en vermogenswinsten – een oude eis van CD&V. De regering-Michel heeft beslist de kaaimantaks op te trekken. Daarnaast komt er een nieuw belastingregime voor vastgoedvennootschappen. Opvallend is dat de roerende voorheffing wordt verhoogd van 25 naar 27 procent, maar het klassieke spaarboekje blijft buiten schot. De regering voert ook een belasting in op speculatie-inkomsten bij een verkoop binnen de zes maanden, goed voor 28 miljoen euro. Bij de verwachte opbrengst van zulke vermogensbelastingen plaatsen fiscalisten grote vraagtekens.

Verder valt op dat de spaarfiscaliteit niet wordt gelijkgeschakeld, hoewel dat denkspoor de laatste tijd regelmatig opdook. De regering-Michel heeft in de vermogensfiscaliteit duidelijk voor de weg van de voorzichtigheid gekozen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content