Dehaene saneerde de begroting met een Globaal Plan. Maar wat toen kon, is nu onmogelijk
De sanering van de overheidsfinanciën wordt dé opdracht van de volgende regering. Volgens de Hoge Raad van Financiën is een operatie van zo’n 30 miljard euro nodig om het deficit richting 3 procent van het bbp te sturen, zoals de Europese Commissie voorschrijft. Een gigantische inspanning, waardoor weleens de vergelijking gemaakt wordt met het Globaal Plan van 1993 dat België in de Europese Muntunie loodste. Alleen was het toen een stuk gemakkelijker om dat doel te bereiken.
De rapporten van de Nationale Bank, Planbureau, Monitoringcomité, IMF en Europese Commissie herhalen het tot vervelens toe: de Belgische overheidsfinanciën staan er zeer slecht voor, vooral een gevolg van jarenlange sterke uitgavenstijgingen. België torst een begrotingstekort van 27 miljard euro, of 4,4 procent van het bruto binnenlands product. Als we niets doen, stijgt het begrotingstekort tegen 2029 tot 45 miljard euro of 6,4 procent van het bbp. De volgende federale regering staat dus voor een loodzware sanering.
De nieuwe Europese begrotingsregels verplichten lidstaten om in vijf tot zeven jaar naar een begrotingstekort van 3 procent van het bbp te evolueren. De Hoge Raad van Financiën heeft het voor België over een sanering van 30 miljard euro. In een recent rapport lanceert de Hoge Raad wel een politiek gezien zeer ambitieus voorstel: het tekort al in 2026 terugbrengen tot 3 procent van het bbp. Dat vergt in 2025 en 2026 een structurele inspanning van telkens 7 miljard euro besparingen of extra belastingen. Maar zelfs als de sanering meer in de tijd wordt gespreid, is een jaarlijkse sanering van 5 tot 6 miljard euro onvermijdelijk.
Globaal Plan: saneren én hervormen na 1993
Verschillende economen en politici maken de vergelijking met het Globaal Plan van 1993. De rooms-rode regering-Dehaene moest toen 8 miljard euro zoeken (minder uitgeven, extra belastingen) opdat België tegen het einde van het decennium zou kunnen toetreden tot de Europese Muntunie. Het doel was het begrotingstekort terug te dringen tot 3 procent van het bbp en de schuld te doen dalen tot 60 procent van het bbp. In 1992 was het overheidsdeficit 7 procent van het bbp, en de schuldgraad bedroeg 133 procent van het bbp. De schuldgraad naar 60 procent doen dalen was niet haalbaar, maar de regering was akkoord om de nodige stappen te zetten zodat een neerwaartse trend werd ingezet.
Het eerste deel van de sanering moest in drie jaar gebeuren: van 1994 tot 1996. Daarnaast lagen hervormingen op tafel om de concurrentiekracht van de bedrijven te herstellen wat ook een positief effect had op de begroting.
Een eerste maatregel was de invoering van de gezondheidsindex, die zou worden gebruikt om de lonen en uitkeringen mee te doen stijgen met de inflatie. De gezondheidsindex was een afgezwakte consumptie-index, die geen rekening hield met de prijzen van benzine, diesel, alcohol en tabak. De invoering drukte de loonstijgingen. Daarnaast werd in 1996 een wet op het concurrentievermogen goedgekeurd die ervoor moest zorgen dat de Belgische loonkosten niet sneller zouden stijgen dan die in de buurlanden. Flankerende maatregelen waren de privatisering van een aantal overheidsbedrijven, zoals de ASLK. Dat bracht geld in het laatje voor een schuldsanering.
Het Globaal Plan werd een succes. Het begrotingstekort daalde van 7 procent van het bbp in 1992 naar 2,1 procent in 1997 en zelfs 1,3 procent in 1999. Het primair saldo (ontvangsten min uitgaven zonder rentelasten) steeg van 2 naar 6 procent van het bbp. De staatsschuld daalde tegen de eeuwwisseling richting 100 procent van het bbp.
Nog geen wereldkampioen belastingen
Is een nieuw Globaal Plan dé manier om de Belgische staatsfinanciën in de volgende legislatuur op de sporen te krijgen? Zo eenvoudig is dat niet. De situatie is fundamenteel anders dan die van dertig jaar geleden. Toen was de fiscale druk nog niet zo hoog. De regering-Dehaene kon dan ook de belastingen verhogen om de begroting te saneren. De fiscale inkomsten stegen van 48 naar 49,7 procent van het bbp. De indexering van de belastingschalen in de personenbelasting werd voor vijf jaar opgeschort. Wie zijn loon zag stijgen door de indexering kwam dus sneller in een hogere belastingschaal terecht en werd zwaarder belast. De fiscale kortingen op het langetermijnsparen werden beperkt, de beurstaksen verhoogd, en het vaste btw-tarief ging van 19,5 in 1994 naar 21 procent in 1996. Er kwam ook bijzondere socialezekerheidsbijdrage op het loon.
Vandaag is België de wereldkampioen voor lasten op arbeid, daar zit dus geen rek meer op. Ook voor vermogenswinstbelastingen zitten we in Europese top vijf. Alleen voor consumptiebelastingen (btw, accijnzen,…) zit België vandaag nog in de Europese middenmoot.
‘In 1993 was er ruimte om de belastingen te verhogen, na de vermindering onder Wilfried Martens’
Erik Buyst,
KU Leuven
Erik Buyst, professor economische geschiedenis aan de KU Leuven, plaatst de stijgende belastingdruk tijdens de Dehaene-jaren in een breder perspectief: “Men is het bijna vergeten, maar aan het einde van de jaren 80 was een serieuze belastingvermindering doorgevoerd. Dat was in het kader van de ‘retour du coeur’ van de regering-Martens VIII. Toen de socialisten weer in de regering kwamen, betekende dat het einde van het besparingsbeleid. Dankzij de vermindering onder Wilfried Martens, was er ruimte om de belastingen opnieuw te verhogen. Ze kwamen weer op het peil van voor 1988.”
Babyboomers waren volop aan de slag
Een ander verschil met de situatie halverwege de jaren 90 is dat de rentevoeten nu stijgen en de intrestlasten op onze schuld dus oplopen. Dertig jaar geleden was de sterke vermindering van het begrotingstekort voor de helft te danken aan de dalende rentelasten. Dat was dan weer een gevolg van de koppeling van de Belgische frank aan de Duitse mark. Ook de lage olieprijzen hielpen een stuk. Er was toen een internationale trend richting rentedalingen.
“De stijgende rente is inderdaad een fundamenteel verschil met dertig jaar geleden. Maar er zijn nog andere”, zegt Erik Buyst. “De vergrijzing was toen geen echte uitdaging. De babyboomers waren nog volop aan het werk, zij leverden een pak belastinginkomsten, wat nu veel minder het geval is. Voorts incasseerden we in die periode het vredesdividend. De Berlijnse Muur was gevallen en de Sovjet-Unie was maar net geïmplodeerd. De westerse landen en zeker België maakten van de gelegenheid gebruik om de defensie-uitgaven fors te verminderen. Vandaag moeten we onze defensiebudgetten verhogen. Om nog maar te zwijgen over de klimaattransitie die veel geld zal kosten. In de jaren 90 zat die discussie nog in een embryonale fase. De renovatie van de woningen, de elektrificatie van het wagenpark: dat zal een massa investeringen vragen.”
Electorale klap
Een ander verschil is van politieke aard: in het laatste kwart van de vorige eeuw kende België nog relatief eenvoudig samengestelde regeringen. De ene keer christendemocraten met socialisten, de andere keer met de liberalen. Hoogstens aangevuld met regionale partijen als er een tweederdemeerderheid moest zijn voor een staatshervorming. “Ten tijde van Dehaene had rooms-rood een riante meerderheid in het parlement”, herinnert Buyst zich. “Het waren ook partijen die groot genoeg waren om bij een verkiezing een electorale klap te kunnen incasseren. Dat is vandaag anders. Er zijn tal van kleine partijen, wat een compromis veel moeilijker maakt. Veel partijen kunnen zich geen zware verkiezingsnederlaag permitteren willen ze niet van het politieke toneel verdwijnen. Dat maakt het lastiger om diepgaande maatregelen te nemen.”
‘De babyboomers waren in de jaren 90 nog volop aan het werk, zij leverden een pak belastinginkomsten, wat nu veel minder het geval is’
Erik Buyst,
KU Leuven
Werkzaamheidsgraad is nu stukken hoger
De vergelijking met de jaren 90 is ook niet al kommer en kwel. De arbeidsmarkt staat er nu een stuk beter voor. De Belgische werkzaamheidsgraad is 72,6 procent, tegen 61 procent in 1993. De strenge loonnormwet vrijwaart de concurrentiekracht van de bedrijven relatief goed, ondanks de automatische loonindexering. Erik Buyst: “Ik denk dat de concurrentiehandicap in 1993 groter was dan vandaag. Toch blijft het opletten. De Belgische inflatie ligt boven het gemiddelde van de eurolanden. Met de loonindexering gaat we straks wellicht opnieuw sterkere loonstijgingen kennen dan in de buurlanden.”
Een indexsprong is ook een manier om de concurrentiekracht te vergroten en de overheidsuitgaven minder snel te doen stijgen. Zo’n maatregel zat niet in het Globaal Plan, maar kwam er meermaals in de jaren 80 en ook een keer onder de centrumrechtse regering-Michel in 2015. Is dat een mogelijkheid voor de volgende regering? Erik Buyst is sceptisch: “Zo’n ingreep is vandaag veel moeilijker geworden. Alleen al omdat er op het politieke schaakbord met de PVDA veel meer radicale concurrentie op links is. In de jaren 90 waren de communisten politiek onbestaande. Het doorbreken van de in België heilige index, ook al is het maar voor één keer, ligt niet voor de hand. Een relatief snelle manier om de concurrentiekracht te herstellen hebben we dus niet meer.”
Globaal Plan leidde naar verkiezingsoverwinning
De regering-Dehaene begon het Globaal Plan uit te voeren in 1994, een jaar met een Europese stembusgang. In 1995 volgden parlementsverkiezingen. Ondanks virulente oppositie van de liberalen onder leiding van Guy Verhofstadt, hield de rooms-rode coalitie stand. De Vlaamse socialisten verloren wat terrein, maar de 19,9 procent was een onverhoopt resultaat, want de partij werd geplaagd door het Agusta-smeergeldschandaal.
De CVP van Dehaene klom zelfs naar 27,3 procent. Dehaene vormde met dezelfde ploeg een nieuwe regering. “Dehaene kon het Globaal Plan inpassen in het bredere project van de deelname van België aan de Europese Muntunie”, stelt Erik Buyst vast. “Nu mis ik zo’n project. Dat maakt het moeilijker om de bevolking te enthousiasmeren voor het beleid. Vandaag lijkt het bezuinigen om te bezuinigen. Ik voel ook geen sense of urgency, bijvoorbeeld voor het saneren van de begroting. Kijk naar de berekeningen die het Planbureau van de programma’s maakte. Het choqueerde mij dat geen enkele partij een programma voorstelt dat ons deficit doet dalen tot 3 procent van het bbp. Meer nog: tal van programma’s doen ons afstevenen op nóg slechtere overheidsfinanciën.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier