De tegenstrijdigheden in het economisch beleid van Donald Trump
Donald Trump wil een belastingverlaging, een investeringsboom en een kleiner handelstekort. Dat heeft hij nog eens bevestigd in een interview met The Economist. Maar die drie gaan niet samen.
President Trump erkent dat de handelsstromen eb en vloed kennen: “Soms zit de andere partij in een opgaande lijn, en soms wij”, zegt hij in het interview. Maar hij ziet ook langdurige handelstekorten, zoals dat tussen Amerika en Mexico dat vorig jaar 56 miljard dollar bedroeg. Zoiets betekent dat er een slecht handelsakkoord is afgesloten, vindt Trump, want er wordt Amerikaans geld weggegooid. Een evenwichtigere handelsbalans, in combinatie met belastingverlagingen en grotere investeringen, zal meer banen creëren en de groei stimuleren. Dat is de redenering van de president en zijn team.
Helaas zijn de drie voorgestelde steunpilaren van die nieuwe welvaart niet met elkaar te verenigen. Als de Amerikanen meer importeren dan wat ze aan het buitenland verkopen, krijgen buitenlanders steeds meer dollars. Die blijven niet op hun geld zitten, maar investeren het in activa die in dollar genoteerd zijn. Het is alsof containerschepen meubels, computers en auto’s in Amerikaanse havens afleveren, en weer vertrekken vol Amerikaanse aandelen en obligaties. Na verloop van tijd leveren die activa winsten op in de vorm van rente, dividenden en kapitaalwinsten. De Amerikaanse belastingbetaler moet bijvoorbeeld rente betalen aan de Japanse bezitters van staatsobligaties.
Handelstekorten zijn dus in zekere zin leningen uit het buitenland, en dan schuilt er enige waarheid in het idee dat ze de Amerikaanse welvaart kunnen uithollen. Maar dan gaan we voorbij aan een cruciaal punt van de opgelopen schuld: die kost weinig. Sinds 1982 heeft Amerika bijna elk jaar tekorten op de lopende rekening gehad waar de handelsbalans een belangrijk aandeel in had. Het gevolg is dat buitenlanders voor 8,1 biljoen dollar meer aan Amerikaanse activa bezitten, dan Amerikanen aan buitenlandse activa. Dat verschil is gelijk aan 43 procent van het Amerikaanse bbp.
Toch haalt Amerika nog altijd meer inkomsten uit zijn buitenlandse investeringen dan dat het aan buitenlanders uitbetaalt. In 2016 bedroeg het overschot 1 procent van het bbp. Dat is vooral te danken aan het feit dat de Amerikaanse dollar de voornaamste reservemunt ter wereld is. Buitenlanders, en met name banken en overheden, zijn gek op in dollar genoteerde activa (ze willen dat die containerschepen vol terugvaren). Dat maakt het voor Amerikanen goedkoper om kapitaal aan te trekken.
Bedrijven en gezinnen
Door het handelstekort te zien als goedkoop lenen komt de discrepantie in het hart van de trumponomics aan het licht. Als Amerikanen het moeten stellen zonder het geïmporteerde buitenlandse kapitaal, moeten ze meer sparen. En toch wil Trump dat de privésector zijn geld niet oppot, maar een aanval van investerings- en koopwoede krijgt die gestimuleerd wordt door belastingverlagingen. En die worden uit overheidstekorten gefinancierd. “We moeten er geld in pompen”, zegt hij erg keynesiaans.
Het is allerminst zeker dat het erin gepompte geld voor een groei zal zorgen in de mate die hem voor ogen staat. Maar de geschiedenis leert wat het effect op het handelstekort waarschijnlijk zal zijn. De belastingverlagingen van Ronald Reagan lieten het federale overheidstekort stijgen van 2,5 procent van het bbp in 1981 tot 4,9 procent in 1986. De lopende rekening sloeg bijna gelijktijdig door naar een tekort. In die periode kwam het begrip ‘tweelingtekorten’ voor de overheid en de handel in zwang.
Het daaropvolgende decennium toonde aan dat er een derde factor was om rekening mee te houden: ook bedrijven en gezinnen zijn van belang. Toen de economie aan het einde van de jaren negentig in snel tempo groeide, was de overheidsbegroting in evenwicht, maar steeg het tekort op de lopende rekening. Ditmaal stapelde de privésector de schulden op, overmoedig door de snelle groei en de snel stijgende koersen. In 2000 bedroeg de nettoschuld van de bedrijven al bijna 5 procent van het bbp. En de gezinnen spaarden vrijwel niet.
De totale nettoschuld van de overheid, bedrijven en consumenten zal ook onder Trump de lopende rekening bepalen. Als de regering het begrotingstekort verder opvoert of meer privé-investeringen stimuleert, zoals het biljoen dollar voor infrastructuur dat ze hoopt los te maken, dan zal het handelstekort bijna zeker stijgen.
Wie aan wie leent, maakt niet veel uit voor de economische groei op lange termijn. Veel belangrijker is dat die middelen productief geïnvesteerd worden. Daarom wil de regering de aanbodkant van de economie soepeler maken en zo de snelheid van de productiviteitsgroei versnellen, die vanaf het midden van de jaren 2000 vertraagd was. Dat is de motivatie achter Trumps dereguleringsplannen.
De 3 procent economische groei die minister van Financiën Steven Mnuchin nastreeft, is hoe dan ook ambitieus. Maar dat is hij nu zeker, omdat hij bereikt moet worden terwijl de bevolking veroudert en de beroepsbevolking trager aangroeit. Tussen 2014 en 2024 zal het aantal volwassenen met 9 procent stijgen, maar de leeftijdsgroep van 65 en ouder zal bijna 38 procent groter worden.
Een kruk met twee poten
Het Comité voor een Verantwoord Federaal Budget schat dat de productiviteit met 2,3 procent moet groeien om in die omstandigheden 3 procent economische groei te halen. Zo’n snelle productiviteitsgroei is de jongste zestig jaar niet meer bereikt (zie grafiek). Bovendien zou een productiviteitsstijging van die omvang het handelstekort waarschijnlijk ook verhogen, op zijn minst tijdelijk. Daarvoor zijn er twee redenen.
Ten eerste zou de Amerikaanse productiviteitsstijging in schril contrast staan met de slabakkende mondiale productiviteit. Van 2005 tot 2015 steeg het bbp per gewerkt uur gemiddeld met slechts 0,9 procent per jaar in de OESO, de groep van geïndustrialiseerde landen. In de VS was dat 1 procent. Mochten het kapitaal en de arbeidskrachten opeens veel productiever worden in Amerika dan elders, dan zouden de buitenlandse investeerders nog meer dan vandaag op Amerikaanse activa uit zijn. Hun aankopen zouden de waarde van de dollar doen stijgen, zodat de import gestimuleerd en de export verstikt wordt. Als de productiviteitsstijging geconcentreerd zou zijn in sectoren die van de deregulering profiteren, zoals financiële diensten of energieproductie, dan zou het nadeel van de sterkere dollar onevenredig groot zijn voor de fabrieksarbeiders.
De tweede reden waarom productiviteitstoename het handelstekort kan doen toenemen, is dat consumenten die een grote loonstijging verwachten, waarschijnlijk een tijdje minder zullen sparen en dus in feite een deel van hun vollere loonzakje al uitgeven voor ze het in handen hebben. Zo’n afname van het sparen in combinatie met een stijging in de productiviteit, heeft bijgedragen tot het tekort op de lopende rekening van eind jaren negentig.
Winsten in het buitenland
Maar misschien kan het Trump-trilemma toch opgelost worden. Amerikaanse bedrijven hebben naar schatting 2,5 biljoen dollar cash in het buitenland geparkeerd. De president wil dat ze dat geld in eigen land investeren. Uit een onderzoek in 2011 bleek dat 54 procent van dat geld belegd was in buitenlandse valuta. Als het zou terugkeren, zou de dollarkoers waarschijnlijk stijgen en het handelstekort toenemen.
Maar als de president de oorspronkelijke stimulans om winsten in het buitenland te boeken wegneemt, namelijk het hoge vennootschapsbelastingtarief, dan kan het handelstekort misschien wel dalen. Bedrijven zouden dan niet langer proberen de indruk te wekken dat ze in het buitenland produceren door bijvoorbeeld met intellectueel eigendom te schuiven. Als de belastingen in Amerika dalen, wordt het misschien interessant industriële productie weer naar de Verenigde Staten te halen, zodat de handelsbalans verbetert. Economen van de Bank of America Merrill Lynch hebben berekend dat dit het tekort op de handelsbalans met liefst de helft kan terugbrengen. Maar zo’n verbetering zou voornamelijk cosmetisch zijn.
De wereldeconomie heeft eindeloos veel radertjes waarvan er veel in elkaar kunnen grijpen om trumponomics een succes of een mislukking te doen lijken. Maar de economische logica en het verleden leren dat overheidstekorten en investeringsbooms de handelstekorten doen stijgen. Vroeg of laat zal Trump dat feit onder ogen moeten zien.
The economist
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier