De Oostenrijkse Wunder-economie werkt niet meer

ASIELZOEKERS IN OOSTENRIJKHun komst legt de tegenstellingen in het land bloot. © REUTERS
Alain Mouton

Te lage groei, stijgende werkloosheid, financiële sector onder druk, verzwakkend concurrentievermogen, oplopende kosten door de migratiecrisis: de Oostenrijkse economie zit in woelig vaarwater. Een taxshift die veel gelijkenissen vertoont met de Belgische moet soelaas brengen en de economie op spoor houden. Maar lukt dat in een sterk verdeeld land, zoals de presidentsverkiezingen van zondag hebben aangetoond?

Toen Sovjetleider Nikita Chroetsjov aan het einde van de jaren 50 aan de Oostenrijkse bondskanselier Julius Raab vroeg waarom de Oostenrijkse economie na de Tweede Wereldoorlog zo sterk was gegroeid, kaatste Raab de bal terug: “Weet u wat het verschil is tussen het Duitse en het Oostenrijkse economische mirakel? Het Duitse mirakel was het resultaat van hard werken. Bij ons was het een echt mirakel.”

Maar die Wunder-economie werkt al een tijd niet meer. Volgens de Oostenrijkse centrale bank (ÖNB) kende de economie sinds 2012 een zwakke groei, steevast onder het gemiddelde van de eurozone (1,5%). Dit jaar zou de groei met 1,9 procent sporen met die van de EU, maar in 2017 zou de bergrepubliek met 1,8 procent opnieuw onder het Europese gemiddelde zakken. De werkloosheid stijgt al sinds 2012. In 2011 scoorde Oostenrijk met een werkloosheidsgraad van 4,6 procent zelfs iets beter dan grote buur Duitsland. Ondertussen heeft 6,3 procent van de Oostenrijkers geen werk (zie grafiek Oostenrijkse werkloosheid blijft stijgen) , al is dat nog altijd onder het Europese gemiddelde van 10 procent. Voorts is Oostenrijk op de competitiviteitsindex van IMD gezakt van de 22ste naar de 26 plaats, het slechtste resultaat ooit.

De lage binnenlandse consumptie en investeringen van bedrijven zijn de boosdoeners. Ook verliezen de kmo’s – de ruggengraat van de Oostenrijkse economie – marktaandeel op hun exportmarkten, 5 procent sinds 2012. Vooral de export naar Duitsland (30% van de Oostenrijkse export) kalft af. In 2014 nam de export naar Duitsland slechts met 0,5 procent toe. Oostenrijkse bedrijven zijn steeds minder competitief. En dat is nieuw. In plaats van externe of interne devaluaties door te voeren en zo de loonkosten te doen dalen, kozen de Oostenrijkse bedrijven in het verleden voor productiviteitsstijgingen om concurrentieel te blijven. De uurproductiviteit steeg er met 5,6 procent per jaar tussen 1996 en 2005. Sinds 2006 is dat amper 2,1 procent. Volgens het IMF is dat het gevolg aan een gebrek aan hoogtechnologische investeringen (-4,8% sinds 2011), risicoaversie bij de bedrijven en een moeilijkere toegang tot kredieten. Oostenrijkse financiële instellingen staan op de rem om kredieten toe te staan, want ze zijn zelf onzeker sinds de crisis in Oekraïne en de sancties tegen Rusland. Oostenrijkse banken hebben veel leningen uitstaan in die landen. De Oostenrijkse banksector werd ook zwaar geraakt door het faillissement van Hypo Alpe Adria-bank (HAA).

Taxshift van 5 miljard euro

Nu de productiviteitsbonus wegvalt, worden de hoge loonkosten een molensteen om de nek van de bedrijven. Een bedrijf dat een werknemer 100 euro extra wil betalen, betaalt daarvoor bruto 230 euro. En dat weegt op de groei. De regering van SPÖ en ÖVP – sociaaldemocraten en christendemocraten – hoopt de economie een boost te geven met een taxshift van 5 miljard euro die de lasten op arbeid verlaagt en die op consumptie en kapitaal verhoogt. De focus ligt op de personenbelasting. De laagste belastingschijf van 36,5 procent wordt verminderd naar 25 procent. Tegelijk wordt voor vijf jaar een marginaal belastingtarief ingevoerd voor inkomens boven 1 miljoen euro. De taxshift wordt gefinancierd met een verhoging van de roerende voorheffing van 25 naar 27,5 procent, een minder verlaagd btw-tarief voor een aantal producten (openbaar vervoer, voedsel, kranten en boeken) en de opbrengsten uit de strijd tegen fiscale fraude en het opheffen van het bankgeheim. De taxshift moet vooral de koopkracht van de lagere inkomens versterken. Alleen al in 2016 moet de belastingverschuiving zorgen voor een extra koopkracht van 2,5 procent.

Opvallend is dat amper sprake is van een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen om zo de loonkosten van de bedrijven te verlagen. De OESO berekende dat de lasten op arbeid in Oostenrijk ook na de taxshift nog altijd de op drie na hoogste in Europa zijn, na België, Frankrijk en Denemarken (zie grafiek Lasten op arbeid in Oostenrijk blijven hoog). Vandaar dat de OESO oproept de lasten op arbeid te verlagen, via een verlaging van de sociale bijdragen met 5 procent. Belastingen op consumptie, milieu en vastgoed kunnen dat compenseren.

Een verdeeld land

De vraag is of dat lukt in het huidige politieke klimaat. Het politiek vaak o zo kalme Wenen is al een tijd in beroering. Kanselier Werner Faymann (SPÖ) nam ontslag. Hij werd opgevolgd door Christian Kern, de man die de voorbije vijf jaar de Oostenrijkse spoorwegmaatschappij ÖBB financieel gezond heeft gemaakt. In de SPÖ heerst grote onenigheid over de aanpak van de migratiecrisis. Faymann voelde zich niet meer voldoende gesteund en trok zich terug. Aanvankelijk was hij een bondgenoot van Angela Merkel, maar uiteindelijk nam hij afstand van de Wilkommenkultur van de Duitse kanselier. Oostenrijk heeft besloten dit jaar niet meer dan 37.500 asielzoekers op te nemen; vorig jaar waren er dat nog 90.000. Daarmee staat het in verhouding tot de bevolking (8,6 miljoen inwonders) op het nummer drie in Europa.

Oostenrijk is wel al jaren een immigratieland. In de jaren 90 betrof het vooral migratie uit het voormalige Joegoslavië, daarna volgde een migratiegolf uit andere Balkanlanden en Oost-Europa. Voor veel Oostenrijkers was dat geen probleem, tenslotte maakten die landen eeuwenlang deel uit van het Habsburgse Rijk. Maar deze keer komen de migranten uit Syrië, Irak en Afghanistan. Het aantal migranten in de Oostenrijkse bevolking steeg van 8,5 procent in 2000 tot 12,5 procent in 2014.

De migratiecrisis is koren op de molen van de rechts-populistische FPÖ. Bij de presidentsverkiezingen van vorige zondag werd de rechts-populistische presidentskandidaat Norbert Hofer net niet verkozen. Het verschil met de winnaar, Alexander Van der Bellen van de onafhankelijke Grüne, was zeer klein.Het wijst op een zelden geziene verdeeldheid in Oostenrijk.

Volgens de peilingen is de FPÖ momenteel de sterkste politieke kracht in Oostenrijk. Waarnemers verwachten niet dat daar snel verandering in komt. De migratiepolitiek is volgens Hofer en partijvoorzitter Hans-Christian Strache de oorzaak van alle problemen. De rechts-populisten vinden voor hun discours munitie in een rapport van het IMF. De budgettaire kostprijs voor de opvang van asielzoekers in Oostenrijk wordt dit jaar op 0,3 procent van het bbp geschat. Vorig jaar was dat 0,1 procent. De middelen worden vooral gebruikt voor huisvesting, voedsel, gezondheidszorg en tewerkstellings- en integratieprogramma’s. Het IMF verwacht dat de positieve budgettaire effecten pas in 2023 te zien zijn, wanneer de migranten een plaats hebben verworven op de arbeidsmarkt. Al zijn daarvoor nog hervormingen nodig. Oostenrijk kent nog altijd een diepe inactiviteitsval, die maakt dat het vooral voor laaggeschoolden niet interessant is een uitkering te laten vallen voor een betaalde baan.

De Oostenrijkse Wunder-economie werkt niet meer
© .

Apartheid op de arbeidsmarkt?

De vraag is of de Oostenrijkse SPÖ-ÖVP-regering zo’n beleid wil voeren met de hete adem van de rechts-populisten in de nek. Bovendien is er niet echt sprake van een cordon sanitaire. De FPÖ was tussen 2000 en 2007 al federaal aan de macht. In de oostelijke deelstaat Burgenland besturen de sociaaldemocraten samen met de FPÖ. Het beleid daar is misschien wel een voorsmaakje van wat federaal staat te gebeuren als de ‘Freiheitlichen‘ na de verkiezingen van 2018 opnieuw in de federale regering komen. Bedrijven in Burgenland krijgen een bonus van 5000 euro indien ze iemand uit de regio aanwerven in plaats van een buitenlander. De relatief arme regio krijgt nog tot 2020 Europese subsidies, en dat geld wordt gebruikt om vooral de lokale bevolking aan een baan te helpen.

Krijgt op termijn heel het land een beleid dat economen een ‘arbeidsmarktapartheid’ noemen, met minder sociale rechten en uitkeringen voor niet-Oostenrijkers? De FPÖ wil met het vrijgekomen geld de belastingen voor gezinnen en kmo’s verlagen. Voorstellen die aanslaan bij een bevolking, die het ondanks de slabakkende groei nog altijd goed heeft. Het inkomen per hoofd ligt 30 procent hoger dan het EU-gemiddelde. Enkel Luxemburg, Nederland en Ierland doen beter. Volgens Franz Schellhorn van de Weense denktank Agenda Austria is het electorale succes van de FPÖ dan ook vooral te verklaren door “de vrees van veel Oostenrijkers om hun hoge welvaartsniveau te verliezen”.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content