De langzame metamorfose van de Duitse economie
De export is niet langer de enige motor van de Duitse groei. De Duitsers trekken eindelijk de portefeuille open en de consumptie jaagt de economie aan. De overheidsinvesteringen blijven wel een zorgenkind.
Op zondag 24 september vonden de Bondsdagverkiezingen plaats, na een van de saaiste verkiezingscampagnes ooit. Het was met een vergrootglas zoeken naar de verschillen tussen bondskanselier Angela Merkel (CDU) en haar uitdager Martin Schulz (SPD). Een van de weinige meningsverschillen gaat over een belastingverlaging die gefinancierd moet worden met een deel van het Duitse begrotingsoverschot van 24 miljard euro (0,8 % van het bbp). Schulz wil een grote belastingverlaging voor de laagste en de middeninkomens. De hoogste inkomens zouden meer moeten betalen. Merkel wil een belastingverlaging voor alle Duitsers.
Dat gesproken wordt over een verlaging van de fiscale druk en zelfs over een daling van het begrotingsoverschot heeft alles te maken met rapporten en adviezen waarmee het Internationaal Monetair Fonds, de OESO en de Europese Commissie de Duitse regering al maanden overstelpen. Duitsland heeft een recordoverschot op de lopende rekening van 8,3 procent van het bbp. Dat is een gevolg van het exportsucces van de Duitse ondernemingen, van overheden die het geld oppotten, maar ook van de ouder wordende Duitsers die zich te pletter sparen. Dat leidt tot grote financiële onevenwichtigheden in de Europese Unie en zelfs in de wereld.
‘Er is een grote fiscale hervorming nodig. Met het begrotingsoverschot is daar geld voor’ – Marcel Fratzscher, onderzoeksinstituut DIW
Het IMF was in mei in een rapport over Duitsland zeer duidelijk: er is behoefte aan een expansief budgettair en fiscaal beleid. Het moment is aangebroken om de belastingen te verlagen, de lonen en de uitkeringen te verhogen om de Duitse economie meer te laten groeien op basis van binnenlandse vraag en dus consumptie en om de import van goederen in Duitsland te stimuleren. Ook moeten de overheidsinvesteringen omhoog. Die zijn met 2,2 procent van het bbp al jaren ondermaats. Volgens het IMF moet het overschot op de lopende rekening dalen tot 7,5 procent van het bbp, om op termijn tussen 2,5 en 5 procent te schommelen.
Met dank aan de hoge lonen
De Duitse regering was niet onder de indruk. Haar antwoord: het overschot is een vertaling van de kwaliteit van onze exportproducten. En: de binnenlandse vraag neemt wel degelijk toe. Daar heeft Berlijn een punt. De export is de voorbije jaren almaar minder de aanjager van de Duitse groei geworden. Hoewel ze belangrijk blijft, is de groei van de export zo goed als stilgevallen. De groei van het bbp is almaar meer een gevolg van de toegenomen binnenlandse consumptie. De gezinsconsumptie groeit dit jaar wellicht met 2 procent, tegenover 1,6 in 2016, blijkt uit cijfers van het Institut für Wirtschaftsforschung Halle. In de periode 2006-2014 steeg de private consumptie met amper 0,8 procent. Als de Duitse economie dit jaar met 1,7 procent toeneemt, dan zal die groei voor 1,1 procentpunt toe te schrijven zijn aan de dynamiek van de binnenlandse vraag.
De oorzaak? In Duitsland is de voorbije jaren een einde gekomen aan het stringente loonmatigingsbeleid. Vorig jaar stegen de Duitse lonen in reële termen met 1,9 procent. Dat is meer dan de productiviteitsgroei. Volgens de Hans-Böckler-Stiftung, die dicht bij de vakbonden staat, stegen de lonen van de werknemers die niet gedekt zijn door een cao zelfs met 2,3 procent boven op de inflatie. Die loonstijgingen zorgden voor extra consumptie, wat de import van producten uit het buitenland stimuleert. De invoer naar Duitsland steeg vorig jaar met 5,6 procent.
Angela Merkel pakt graag uit met de kerngezonde arbeidsmarkt.
En het ziet er niet naar uit dat de lonen snel zullen dalen. Integendeel, de Duitse arbeidsmarkt boomt. Angela Merkel, haar CDU en de Beierse zusterpartij CSU pakken graag uit met de kerngezonde arbeidsmarkt: in 2005 waren 39,4 miljoen Duitsers aan de slag, nu zijn dat er 44,3 miljoen. Dat terwijl de bevolking amper steeg. Het aantal werklozen daalde van 4,8 naar 2,5 miljoen. Met een nationale werkloosheidsgraad van goed 5 procent is er in veel regio’s volledige tewerkstelling en staan duizenden vacatures open. Dat zorgt voor een opwaartse loondruk. Al hebben economen wel kritiek op de vele onzekere en laagbetaalde deeltijdse banen. 4,7 miljoen Duitsers werken in wat onze oosterburen de Niedriglohnsektor noemen.
De binnenlandse economie werd ook gestimuleerd door de 6 miljard euro die moesten worden vrijgemaakt voor de opvang van vluchtelingen. Minister van Buitenlandse Zaken Sigmar Gabriel noemt dat “een klein conjunctuurplan”. De komst van immigranten heeft de binnenlandse bouwmarkt een boost gegeven. Komt er nog bij dat steeds meer dorpen – zeker in het vroegere Oost-Duitsland – leeglopen en dat steeds meer Duitsers in de stad gaan wonen. De bouwsector verwacht voor 2017 een recordomzet van 112,2 miljard euro.
Wel angst voor de vergrijzing
Op basis van al die evoluties vindt de Duitse regering dat er geen haast is met de bijsturing van haar sociaaleconomische beleid. Het ziet er ook niet naar uit dat de volgende regering het roer omgooit. De metamorfose naar een economie die meer teert op consumptie en uitgaven verloopt traag door de angst voor de oplopende vergrijzingskosten. Duitsland telt 82,6 miljoen inwoners. Over 45 jaar zijn dat er nog 73 miljoen, zelfs met jaarlijks een paar honderdduizend migranten extra.
Een onderzoek in opdracht van de Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schäuble (CDU), leert dat de opbrengsten uit de inkomstenbelasting tegen 2030 met 2 procent zullen dalen door de vergrijzing en tegen 2060 zelfs met 21 procent.
Voor Schäuble blijven begrotingsoverschotten nodig om de vergrijzingskosten op te vangen en de staatsschuld te verlagen. Daar kunnen onze oosterburen trouwens al een mooi palmares voorleggen. In 2010 bedroeg de staatsschuld 80 procent van het bbp in 2010, in 2015 was ze 71,5 procent in 2015 en dit jaar zal die dalen naar 65 procent. Het anticiperen op de vergrijzing is een een-tweetje van de Duitse overheid en de burgers. Uit vrees op hun oude dag niet meer over voldoende pensioen te kunnen beschikken – het gemiddelde Duitse pensioen bedraagt amper 1100 euro bruto – blijven de Duitsers geld oppotten. Dat amper 45 procent van de Duitsers een eigen woning bezit, speelt ook een rol.
Wolfgang Schäuble, de Duitse minister van Financiën, wil met het begrotingsoverschot de vergrijzingskosten opvangen.
Toch vindt de invloedrijke econoom Marcel Fratzscher van het onderzoeksinstituut DIW die voorzichtige aanpak maar niets: “Er is een grote fiscale hervorming nodig. Met het begrotingsoverschot is daar geld voor. Maar vooral: het probleem van de onderinvesteringen is niet aangepakt.”
Al jaren komen de Duitse overheidsinvesteringen niet boven de 2,2 procent van het bbp uit, terwijl het Europese gemiddelde 2,8 procent is. Volgens Fratzscher hebben de Duitse overheden sinds 2000 een investeringsachterstand opgebouwd van 1000 miljard euro.
Direct 10 tot 20 miljard euro investeren in infrastructuurprojecten en onderwijs is geen probleem voor Fratzschner: “Door de zwakke investeringen zijn de wegen en de scholen in slechte staat. Maar niet alleen dat: volgens het PISA-onderzoek naar het niveau van het onderwijs dalen de Duitse scores in 2015, terwijl ze tot 2012 stegen. In de wereldwijde top- vijftig van universiteiten staat geen enkele Duitse universiteit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier