‘De koopkracht is het eerste economische dossier dat president Macron moet aanpakken’

president Macron © Reuters
Alain Mouton

Het garanderen van de koopkracht is de eerste werf voor de herverkozen Franse president Emmanuel Macron. Maar de weg daarnaartoe, via belastingverlagingen en cheques, is moeilijk en slaat een miljardengat in de staatskas, terwijl Frankrijk al jaren met een hoog begrotingstekort kampt.

Op 10 april, de dag van de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen, publiceerde het onderzoeksbureau Ifop een opiniepeiling over de bezorgdheden van de Fransen. Gezondheid stond op één (bij 71% van de respondenten), gevolgd door koopkracht (68%), veiligheid (60%), onderwijs (59%), terrorisme (57%) en werkloosheid (49%). In vergelijking met 2017, tijdens de vorige presidentsverkiezingen, is koopkracht 8 procentpunt gestegen in de ranking. Een ander onderzoek van eind maart leert dat 74 procent van de Fransen het gevoel heeft dat de koopkracht de voorbije vijf jaar is gedaald. Volgens analisten is de bezorgdheid over de inflatie en de toenemende levensduurte één van de redenen waarom de rechts-radicale presidentskandidate Marine Le Pen (Rassemblement National) vorige zondag in de tweede ronde voor het eerst de kaap van 40 procent van de stemmen heeft overschreden. Le Pen voerde grotendeels campagne rond het thema van de koopkracht met de belofte de btw op heel wat producten te verlagen.

“De koopkracht is het eerste economische dossier dat Emmanuel Macron moet aanpakken, nog voor de zomer”, zegt Yves Thréard, journalist bij de conservatieve krant Le Figaro. “Er werden voor zijn herverkiezing al maatregelen genomen in die richting, maar die zijn in de ogen van veel Fransen onvoldoende.” Er werd geld vrijgemaakt voor een energiecheque, er volgde een korting van 18 eurocent per liter benzine, in oktober 2021 blokkeerde de regering het gereguleerde gastarief en limiteerde ze de stijging van de elektriciteitsprijs. Dat verklaart waarom de inflatie in Frankrijk in maart met 4,5 procent onder het Europese gemiddelde bleef.

Bovendien leren cijfers van het Insee, het Franse Nationaal Instituut voor de Statistiek, dat de inflatie niet alle inkomens op dezelfde manier raakt. Wie vaker een beroep moet doen op zijn wagen en een groter deel van het inkomen aan voeding uitgeeft, ziet de koopkracht zwaarder aangetast worden. Voor de 1 procent armste gezinnen liep de inflatie in februari op tot meer dan 9 procent. Voor de 10 procent rijkste Fransen was dat slechts 2,3 procent. Thréard: “Dat is een explosieve sociale situatie in een land waar een verhoging van de brandstofprijzen via een CO2-taks in 2018 het protest van de gele hesjes heeft doen ontstaan.”

Wat zal Macron doen om de inflatieschok op te vangen? Tijdens zijn campagne had hij het over de verhoging van het minimumloon met meer dan 2 procent vanaf 1 mei, het optrekken van de laagste uitkeringen en pensioenen, en de lonen van ambtenaren. Anderzijds moeten belastingverlagingen, zoals van de successierechten, de koopkracht versterken. De armste gezinnen zouden kunnen rekenen op een voedingscheque. Die maatregelen zullen volgens de president de Franse economie stimuleren. Macron hoopt op die manier ook de sociale onrust te neutraliseren, want bij Franse bedrijven als de conservenfabrikant Bonduelle en de doe-het-zelfketen Leroy Merlin waren er onlangs syndicale acties voor meer koopkracht.

Begrotingstekort blijft hoog

Alleen hangt aan al die maatregelen een gigantisch prijskaartje: minstens 30 miljard euro. Dat beperkt de bewegingsruimte van Macron. De Franse publieke financiën zien er al jaren niet rooskleurig uit. De uitgaven behoren tot de hoogste van de Europese Unie en met een begrotingstekort van 6,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2021 behoort Frankrijk tot de Europese koplopers. Voor het einde van Macrons tweede mandaat in 2027 zal het begrotingstekort niet onder 3 procent zakken. Ook de staatsschuld blijft met 112,9 procent van het bbp zeer hoog.

Maar Macron en zijn entourage hebben een oplossing klaar: besparen op de pensioenen door langer te werken. Dat moet ervoor zorgen dat er geld vrijkomt voor koopkrachtmaatregelen. Nu is de officiële pensioenleeftijd 62 jaar. Macron had aangekondigd die te willen verhogen tot 65 jaar. Tijdens de campagne heeft hij dat voorstel bijgestuurd om in de aanloop naar de tweede ronde linkse kiezers aan te trekken. Maar minister van Financiën Bruno Le Maire heeft maandag gezegd dat de plannen voor een pensioenhervorming en een verhoging van de pensioenleeftijd zullen worden uitgevoerd, wellicht vanaf het najaar. Als de Assemblée Nationale, het Franse parlement, op de rem gaat staan, dan kan de regering volgens Le Maire artikel 49.3 van de grondwet inroepen. De regering kan de hervorming dan buiten het parlement om goedkeuren. Macron en co. gaan ervan uit dat zijn partij La République en Marche (LREM) bij de parlementsverkiezingen van juni misschien geen absolute meerderheid haalt in het parlement.

Het lijkt de herverkozen president ernst met de pensioenhervorming. Met meer dan 350 miljard euro per jaar zijn de pensioenen de belangrijkste uitgavenpost van de overheid. Het geleidelijk optrekken van de pensioenleeftijd zou 7 miljard euro per jaar extra opleveren, dankzij minder uitgaven en meer sociale bijdragen. Alleen blijkt dat 80 procent van de Fransen gekant is tegen een verhoging van de pensioenleeftijd. Het verleden leert dat pensioenhervormingen een garantie voor langdurige sociale onrust zijn. Zeker wanneer de zogenaamde régimes spéciaux, de royale pensioenen van het overheidspersoneel, in het vizier komen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content