Alain Mouton
‘De begrotingsopmaak wordt geen moeilijke maar een aartsmoeilijke opdracht’
Door de toenemende economische onzekerheid wordt elke begrotingsopmaak en -controle de komende jaren geen moeilijke maar aartsmoeilijke opdracht. Dat zegt Trends-redacteur Alain Mouton.
De verdere sanering van de overheidsfinanciën wordt in het tweede deel van haar legislatuur de hoofdopdracht voor de regering-Michel. Aan het einde van de zomer begint de federale ploeg aan de opmaak van de begroting 2017. En de kans is reëel dat er al maatregelen genomen worden met het oog op 2018, het jaar waarin de begroting structureel in evenwicht moet zijn. De taak is niet min. Voor 2017 moet 3 miljard euro worden gevonden, tegen het einde van de legislatuur is een sanering van 8 miljard euro nodig.
Naar goede gewoonte worden allerlei ideeën gelanceerd. CD&V-vicepremier Kris Peeters kiest voor de evergreen van de belasting op kapitaalwinsten, minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) grijpt graag naar de handboeken aanbodeconomie en vond daarin een pleidooi voor een lagere vennootschapsbelasting. Dat betekent immers meer geld bij de bedrijven om te investeren en innoveren en dus jobs te creëren. Tegelijk verkondigden Maggie De Block (Open Vld, Sociale Zaken) en Koen Geens (CD&V, Justitie) urbi et orbi dat in hun departementen niet meer bespaard kan worden. Het bevestigt de indruk dat de regering-Michel bij haar aantreden eigenlijk geen plan had om de overheidsfinanciën op lange termijn op het spoor te krijgen. Iedereen stelt maar wat voor.
Dat klopt niet. Er was wel een plan op lange termijn. Eerst lag de focus op de taxshift (lagere lasten op arbeid gecompenseerd door nieuwe en andere inkomsten), de indexsprong en de loonkostenverlagingen. Dat alles moest de concurrentiekracht van de ondernemingen versterken, de koopkracht ondersteunen en jobs creëren. Die extra banen zouden dan inkomsten genereren voor de staatskas. De economische groei hoefde vanaf 2016 maar wat aan te trekken en de maatregelen zouden een multiplicatoreffect hebben. Aan het einde van de legislatuur zou de regering dan wat fiscale cadeaus kunnen uitdelen, nadat de economische groei de staatsinkomsten voldoende zou hebben doen toenemen om de budgettaire doelstellingen te halen.
De begrotingsopmaak wordt geen moeilijke maar een aartsmoeilijke opdracht
Het dreigt anders uit te draaien. De aanslagen van 22 maart vertaalden zich in lage belastinginkomsten, 760 miljoen euro minder dan de regering-Michel bij de begrotingscontrole in april had vooropgesteld. Vooral de btw-inkomsten uit toerisme en horeca zouden achterblijven. Maar deie budgettaire tegenvaller zal een detail blijken mochten de negatieve economische gevolgen van de brexit blijven aanslepen en de Italiaanse banken een schaduw blijven werpen over de eurozone. Zo’n onzekere economische omgeving zal wegen op de groei en de overheidsfinanciën.
Ondertussen blijft de regering zichzelf op de borst kloppen. De Nationale Bank, het Planbureau, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, allemaal komen ze met mooie cijfers over de jobcreatie op de proppen. Dit jaar komen er zo’n 43.000 jobs bij in België, voorspelt de Hoge Raad. Tegen 2018 worden dat er 140.000 extra. De banengroei doet zich vooral voor in de privésector. Inderdaad een mooi vooruitzicht, maar wat zijn die waard als de eurozone straks in een nieuwe recessie verzeild geraakt door de economische en financiële instabiliteit? Het beleid dat de regering-Michel eind 2014 heeft uitgetekend, kan maar succes hebben als het ondersteund wordt door voldoende economische groei.
De economische groei in de eurozone zou zowel in 2016 als in 2017 uitkomen op 1,6 procent, stelt het Planbureau. De economische activiteit wordt aangejaagd door de lage olieprijzen en een uiterst soepel monetair beleid. Maar dat is buiten de recente financieel-economische turbulenties gerekend.
Dat de regering-Michel zich optrekt aan de mooie jobvooruitzichten heeft dan ook veel weg van fluiten in het donker. Door de toenemende economische onzekerheid wordt elke begrotingsopmaak en -controle de komende jaren geen moeilijke maar aartsmoeilijke opdracht. Sneller dan gedacht zullen taboes moeten sneuvelen, zoals het uitdoven van het brugpensioen en het verder besparen in de gezondheidszorg. Want de federale regering moet vooral aan de uitgaven sleutelen. De vergrijzingskosten beginnen nu echt toe te nemen. De uitgaven voor pensioenen, die vorig jaar 45,4 miljard euro bedroegen, zullen tegen het einde van de legislatuur oplopen tot 51,9 miljard euro. De uitgaven voor de gezondheidszorg zullen in dezelfde periode stijgen van 30 tot 35 miljard euro. De Belgische sociale uitgaven behoren nog altijd tot de top-3 in Europa. Daar is dus echt wel nog marge om te besparen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier