Met de arbeidsmarktvoorstellen van minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) is het niet anders dan met het pensioenplan van Karine Lalieux: ze zijn niet ernstig te noemen. Meer nog, de indruk ontstaat dat de linkerflank van de regering-De Croo een aantal hervormingen wil terugdraaien. Zelfs sommige die de regering-Di Rupo (2011-2014) heeft doorgevoerd.
Politiek is slecht theater. Minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) vond het gisteren tijdens het vragenuurtje in de Kamer jammer dat zijn arbeidsmarktvoorstellen naar de pers waren gelekt. Wellicht is dat gebeurd via de Vlaamse regering, die van de plannen op de hoogte was. Want om de arbeidsmarkt te hervormen, is overleg tussen de federale regering en de deelstaatregeringen nodig. Vlaams minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) pleit er al lang voor dat de regio’s hun eigen accenten moeten kunnen leggen, om de krapte op de arbeidsmarkt te counteren. Wanneer Dermagne met voorstellen komt die daar amper toe bijdragen, is het niet verwonderlijk dat Vlaamse ministers het zwakke plan doorspelen aan de pers. Dermagne vindt het wellicht niet eens zo erg. Zijn arbeidsmarktplan is, net als het pensioenplan van bevoegd minister Karine Lalieux (PS), niet ernstig te noemen en brengt op sociaaleconomisch gebied een stilstand. Net wat de PS wil.
Meer nog, eigenlijk vinden de Franstalige socialisten – daarin gesteund door de Vlaamse socialisten van Vooruit en de groene partijen – dat de sociaaleconomische klok het best wordt teruggedraaid. Niet alleen beslissingen van de regering-Michel moeten worden bijgestuurd, hetzelfde geldt voor het beleid van de regering-Di Rupo (2011-2014).
Even terug naar het pensioenplan van Karine Lalieux. De aanpassingen die ze in het stelsel van het vervroegd pensioen wilde doorvoeren, zijn eigenlijk een indirecte verlaging van de pensioenleeftijd. Ze hollen dus de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd door de vorige regering – 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030 – uit.
Dermagne wil hetzelfde doen met het federale arbeidsmarktbeleid van het voorbije decennium. De vorige dagen ging de aandacht vooral naar zijn voorstel om iemand die zelf ontslag neemt toch een werkloosheidsuitkering te geven. Dat leidde tot scherpe kritiek van de werkgevers. “Het voorstel van minister Dermagne komt neer op een versoepeling van de werkloosheidsregels en houdt het risico in dat een nieuw vervroegd uittredestelsel wordt opgezet”, zegt VBO-directeur Monica De Jonghe. “Het voorstel zal dus leiden tot een averechts effect, en er net voor zorgen dat minder in plaats van meer mensen aan het werk zullen zijn.”
Het voorstel van de federale minister van Werk kan niet leiden tot een vruchtbaar debat. Er bestaan wel landen met een vergelijkbaar stelsel, onder andere Oostenrijk. Maar daar zijn de werkloosheidsuitkeringen wel beperkt in de tijd.
Weg met de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen?
De focus op het recht op uitkering bij een zelf gekozen ontslag doet bijna vergeten dat Dermagne ook andere voorstellen heeft gelanceerd. Eén ervan is dat een werkloze die een opleiding volgt, in bepaalde gevallen een hogere uitkering krijgt. Dat zit zo: België kent sinds 2011 een stelsel van degressieve werkloosheidsuitkeringen. Wie lang werkloos is, ziet zijn uitkering dalen. Dermagne wil dat een langdurig werkloze die een opleiding volgt, een uitkering ontvangt die aansluit bij die van iemand die net een baan verloren heeft. Hij wil de uitkeringen zelfs optrekken, los van het volgen van een opleiding. Zo zou iemand die tussen 12 en 36 maanden werkloos is en samenwonend is, een werkloosheidsuitkering krijgen die gelijk staat aan die van een alleenstaande. Daarmee keert men tien jaar terug in de tijd.
Uiteraard is de kans zo goed als onbestaande dat partijen als Open Vld en CD&V dat laten passeren. Het toont wel aan dat deze federale regering nooit verder zal komen dan het behouden van het status quo. Dat betekent ook dat de twee grote zwakheden van het werkloosheidsstelsel blijven bestaan: de onbeperkte duurtijd van de uitkeringen en het feit dat het het minst strikte stelsel van de OESO-landen is op het gebied van beschikbaarheidsvereisten.