De balans van de week: begrotingsfeestje alsof het niet 1985 is
De overheidsfinanciën zijn er op papier even belabberd aan toe als in 1985, toen de begroting bezweek onder de rentelasten. Toch kon de regering-De Croo deze week onbezorgd de crisisbegroting van 2021 goedkeuren. Met dank aan ECB-voorzitter Christine Lagarde.
Back to the Future was dé kaskraker van 1985. U weet wel, de film waarin Michael J. Fox in een DeLorian naar het verleden flitst. Wel, covid-19 heeft de Belgische overheidsfinanciën terug naar 1985 geflitst. De begroting zal dit jaar afsluiten met een tekort van ruim 10 procent en een staatsschuld van 117 procent, net zoals in 1985, toen het tekort 10,3 procent en de schuld 116 procent bedroegen. “Toch zijn we niet terug naar de jaren tachtig gekatapulteerd”, schreef de Leuvense professor economie André Decoster deze week in een commentaar op de begrotingscijfers. “Dat beeld is te pessimistisch. Het denkkader van de jaren tachtig is totaal onbruikbaar, omdat de rentelasten vandaag veel lager liggen. De focus op de schuldgraad is onterecht. Er zijn redenen om bezorgd te zijn over de overheidsfinanciën, maar een richtpercentage wat betreft de overheidsschuld is daar niet echt bij.”
Rentelasten blijven dalen
In 1985 was een staatsschuld van 116 procent een molensteen om de nek van de begroting, omdat de overheid zich blauw betaalde aan intrestlasten. De rentelasten liepen in 1985 en de volgende jaren op tot meer dan 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De overheidsfinanciën dreigden bedolven te raken onder een rentelawine. Pas in het midden van de jaren negentig stabiliseerde de schuldgraad rond 130 procent van het bbp. Het vergde pittige saneringen en belastingverhogingen om het tekort onder controle te krijgen, en een toegangsticket tot de euro af te dwingen.
Vandaag is een overheidsschuld van 117 procent geen directe bedreiging voor de begroting, dankzij de bijzonder lage rentevoeten. Dit jaar bedragen de rentelasten 2 procent van het bbp. De brutale stijging van de staatsschuld lokt ook geen stijging van die rentelasten uit. Dat kan ook niet, want de Belgische overheid krijgt nu dankzij de negatieve rentevoeten zelfs geld toegestopt als ze leent. De Nationale Bank verwacht dat de rentelasten voort zullen dalen, tot 1,5 procent in 2023. Stel je voor, dat de overheid een gemiddelde rente van 10 procent in plaats van minder dan 2 procent zou moeten betalen op de staatsschuld. Dat zou neerkomen op een extra factuur van 40 miljard euro, bijna evenveel als de schade door covid-19. Het zou ‘boeken dicht’ geweest zijn voor de begroting.
Onbezorgde begroting 2021
Overigens kreeg vooral die decennialange daling van de intrestvoeten de Belgische begroting enigszins uit het slop, tot covid-19 toesloeg. De voorbije tien jaar hielden vooral de dalende intrestlasten de begroting op koers. Van een echte sanering was geen sprake meer. De echte minister van Begroting zit in Frankfurt, in het hoofdkwartier van de Europese Centrale Bank. Voorzitter Christine Lagarde beloofde de rentevoeten nog lang heel laag te houden. De overheden kunnen voorlopig onbekommerd geld gooien naar de coronacrisis.
Let op, de lage rente is bijlange niet alleen te danken aan het soepele geldbeleid. De rente is ook laag omdat de economische groei hapert en de inflatie verdwenen is. Hoe zwakker de groei, hoe minder inkomsten voor de schatkist. Als de rente stijgt omdat de economische groei structureel versnelt, hoeft dat dus geen ramp te zijn voor de begroting. Maar als de rente stijgt omdat de financiële markten vraagtekens plaatsen bij de houdbaarheid van de Belgische overheidsfinanciën, is het wel ‘vrouwen en kinderen eerst’. Dat laatste scenario is in de huidige omstandigheden waarschijnlijker dan een groeiverrassing de volgende jaren, maar voorlopig laat de ECB dus onder geen beding een rentestijging toe.
Tegen die achtergrond keurde de federale regering voor het eerst sinds eind 2017 een volwaardige begroting goed. De cijfers voor 2021 zijn desastreus, om de bekende redenen, maar de regering hoeft voorlopig geen pijnlijke sanering te organiseren om te voorkomen dat een rentesneeuwbal aan het rollen gaat. De regering-De Croo kan rustig doorgaan met haar steunbeleid en nadenken over een relanceplan. In 2023 zou het begrotingstekort nog altijd 6 procent van het bbp bedragen, bij een schuldgraad van 120 procent.
De kraan kan niet blijven openstaan
Dat betekent niet dat de begroting een zorg van het verleden is. Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank, maakte deze week een grote kanttekening bij de toestand van de begroting. Een tekort van 6 procent is op termijn niet houdbaar, zegt hij, omdat de begroting niet klaar is om de volgende schok op te vangen. In elk euroland stijgt het tekort met ongeveer 3 procentpunt van het bbp door covid-19, maar in de sterkere landen betekent dat een evolutie van een evenwicht naar een tekort van 3 procent, terwijl dat in België een stijging van een tekort van 3 naar 6 procent betekent. De begroting ging verzwakt de crisis in, en komt er op wankele benen uit. Een rentestijging is niet voor morgen, maar bij een nieuwe recessie of ander onheil in de komende jaren dreigt België op het glibberige pad van een stijgende rente te belanden. Bij een schuldgraad van 120 procent kan de hellingsgraad snel stijgen. Niemand wil terugkeren naar 1985.
Gelukkig rijpt ook in de regering-De Croo het besef dat de blanco cheque uit Frankfurt geen vrijgeleide betekent voor het begrotingsbeleid. “De kraan kan niet blijven openstaan”, zei staatssecretaris van Begroting Eva De Bleeker (Open Vld) deze week in De Tijd. “Zodra de Europese Commissie opnieuw aanknoopt met het begrotingsbeleid, zullen we dat ook doen. Je mag een schuldgraad van 120 procent% niet te lang aanhouden. Relance na crisissen gaat meestal gepaard met inflatie en rentestijgingen. We mogen niet wachten tot dan om de discipline terug te brengen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier