De balans: technocraten zijn geen wondermiddel
Om allerlei redenen bestaat de federale regering-De Croo uit verschillende ministers die niet verkozen zijn en het imago van een technocraat of een expert hebben. In het verleden werd meermaals gepleit voor een kabinet van experts om de maatschappelijke en sociaal-economische uitdagingen efficiënt aan te pakken. Maar ook de technocraten botsen op het primaat van de politiek.
Met Paul Van Tigchelt (Open Vld) trad deze week een zevende niet-verkozen minister aan in de regering-De Croo. Critici beschouwen dat als een symptoom van een democratisch deficit. Anderzijds zijn de excellenties, die niet verkozen werden, vaak experts in hun vakgebied. In het verleden werd meermaals gepleit voor een technocratenregering, die ervoor kan zorgen dat er in dit land echt hervormingen worden doorgevoerd. Het zijn mensen die niet herverkozen moeten worden en dus onpopulaire maatregelen kunnen nemen. Zoals een sanering van de overheidsfinanciën, een echte pensioenhervorming, een overheid die terugkeert naar haar kerntaken, zoals veiligheid.
Dan zou het met de regering-De Croo niet mis kunnen gaan. De technocraten in de regering zijn de ex-magistraat Van Tigchelt, Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken, cd&v) die uit de advocatuur komt, en Nicole de Moor (Asiel en Migratie, cd&v) die voorheen kabinetschef was. We kunnen de staatssecretaris voor Relance Thomas Dermine (PS) er nog bij nemen. Hij stond aan het hoofd van de PS-studiedienst en is een voormalige McKinsey-boy.
Zij zouden in theorie een beleid kunnen voeren met de academische bestuurshandboeken naast zich. In theorie. De praktijk leert dat technocraten in de regering geen succes zijn. Om de simpele reden dat je nog altijd met het primaat van de politiek zit, versterkt door de macht van de partijen. De tijd is allang voorbij dat we bij de samenstelling van een regering vertrekken van de gedachte ‘de koning benoemt en ontslaat de ministers’. Nu nemen de partijvoorzitters de beslissing en is het ook bij hun gratie dat een minister zijn beleid uittekent, ook al is die een technocraat. Dat gebeurt op basis van een regeerakkoord, dat na moeilijke onderhandelingen en compromissen tot stand is gekomen. De partijvoorzitters spelen de eerste viool, zo gaat dat nu eenmaal in een particratie.
De partijvoorzitters spelen de eerste viool, zo gaat dat nu eenmaal in een particratie.
Geen geslaagde voorbeelden
Een technocratenregering is geen wondermiddel. Hoogstens zou het kunnen werken in een parlementaire democratie, waar de macht van de partijen beperkt is. In zo’n geval kan de koning inderdaad experts en technocraten als minister aanduiden, die op hun beurt moeilijke beslissingen nemen. Ze worden dan gecontroleerd door het parlement. Maar dat is anno 2023 niet meer mogelijk, want de Kamerleden zetelen op hun beurt bij de gratie van hun partijvoorzitters.
De recente Belgische geschiedenis heeft aangetoond dat technocraten als minister in grote crisisperiodes nooit een succes waren. We gaan even goed veertig jaar terug in de tijd. In 1981 lag de Belgische economie op apegapen. De twee oliecrisissen, recessies en een hoge inflatie hadden het begrotingstekort doen oplopen tot zo’n 14 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De concurrentiekracht van de bedrijven was aanzienlijk verzwakt. De Belgische frank stond onder druk. De kortstondige regering onder leiding van Mark Eyskens probeerde het tij te keren. Dat gebeurde onder andere door Robert Vandeputte, ex-gouverneur van de Nationale Bank, als minister van Financiën te benoemen. Zijn expertise moest helpen de wilde speculatie tegen de Belgische frank te stoppen. Dat werkte maar even. De regering-Eyskens ging ruziënd ten onder, met als dieptepunt stakende PS-ministers. De Belgische frank verzwakte verder. Vandeputte schreef zijn frustraties van zich af in het boek Een machteloos minister.
Met Mieke Offeciers, in 1992-1993 even minister van Begroting, gebeurde hetzelfde. Zij kwam over van de Vlaamse werkgeversorganisatie VEV, om daarna snel naar de vroegere thuishaven terug te keren.
Enkel druk van buitenaf helpt
Begin jaren tachtig raakte de Belgische economie opnieuw op het goede spoor en een goed decennium later slaagde ons land voor het examen om toe te treden tot de Europese muntunie. Maar dat was niet de verdienste van de technocraten in de regering, wel het resultaat van druk van buitenaf. In 1981-1982 was Duitsland het beu de Belgische frank met de verkoop van Duitse mark te ondersteunen en was een devaluatie met indexsprongen en een herstelbeleid onvermijdelijk. In de jaren negentig zag de Europese Commissie streng toe op België, dat het begrotingstekort voldoende moest afbouwen om lid te kunnen worden van de eurozone.
Als na de verkiezingen van 2024 opnieuw een paar extraparlementairen tot de regering zullen toetreden, zal hun bewegingsvrijheid bepaald worden door twee factoren. Ten eerste de wensen van de partijvoorzitters, en ten tweede de waarschuwingen van internationale instellingen, zoals het IMF, dat ons land onlangs nog met de vinger wees.
Daarbij komt de druk van de Europese Commissie om de overheidsfinanciën eindelijk te saneren en hervormingen op onder meer de arbeidsmarkt en in de pensioenen door te voeren. Anders dreigt voor België het Europese strafbankje. Om nog maar te zwijgen over een mogelijk stijgende rente op Belgisch staatspapier. De volgende regering zal dan wel ingrijpen. Daarvoor zijn technocratenministers niet eens nodig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier