De balans: ook een creatieve loonindexering ligt moeilijk
Om de zware loonindexeringen te counteren denken enkele regeringspartijen aan een netto-indexering van de lonen, het niet of later innen van de sociale bijdragen op die indexering of het toekennen van loonsverhogingen ‘in centen in plaats van procenten’. Maar dat ligt moeilijk voor de socialisten en de vakbonden, want elke indexering betekent ook kassakassa voor de sociale zekerheid.
In een paar maanden tijd is het Belgische debat over de loonkostenstijgingen en de indexeringen door de galopperende inflatie gekeerd. Dit voorjaar voorspelden politieke analisten dat de federale regering weleens zou kunnen struikelen over het loondossier. De socialisten, opgejaagd door de vakbonden, wilden een einde maken aan de strenge loonwet van de vorige federale Zweedse coalitie, zodat er eind dit jaar met de loonsonderhandelingen voor 2023-2024 ruimte zou zijn voor extra reële loonsverhogingen boven op de indexering. Dat is met de huidige wet onmogelijk.
Maar zelfs de linkerflank van de regering-De Croo beseft dat men hier een gevaarlijk spel dreigt te spelen. Door de hoge inflatie moeten enkele sectoren via de automatische loonindexering om de haverklap brutoloonstijgingen van telkens een paar procenten toekennen. Sectoren die de lonen één keer per jaar moeten aanpassen aan de stijgende levensduurte kijken in januari 2023 aan tegen een loonindexering van wellicht 10 procent. De loonkosten voor de Belgische bedrijven stijgen in één jaar met 20 miljard euro. Dat doet de Belgische loonkostenhandicap toenemen en verzwakt onze concurrentiepositie. Werkgeversorganisaties vrezen een verlies aan marktaandelen en jobvernietiging. Want de brutolonen worden in de buurlanden weliswaar ook aangepast aan de stijgende levensduurte, zij het zelden of nooit in die mate zoals in België.
Naar een netto-indexering?
Dus is er in de federale regering een consensus gegroeid dat men de loonwet onaangeroerd laat. Maar voor de liberalen is dat niet genoeg, ze willen verder gaan. Er wordt gedacht aan tijdelijke en creatieve ingrepen in de automatische loonindexering. Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert stelde het als volgt in Villa Politica: “De index is een goed systeem in normale omstandigheden. Nu gaat het hard, sommige bedrijven kunnen dat niet betalen. We moeten daar een antwoord op geven. We kunnen volgende indexverhoging van 2 procent voor een stuk netto geven.”
Dat wil dus zeggen dat enkel de nettolonen worden aangepast aan de stijgende levensduurte zodat de koopkracht van de werkenden gegarandeerd blijft. Dat deel van de loonsverhoging dat een sociale bijdrage is, wordt geschrapt of uitgesteld en moet pas later worden betaald. Dat scheelt een slok op de borrel voor veel bedrijven. Bij een totale loonindexering van bijvoorbeeld 10 miljard euro gaat 6 miljard naar de sociale zekerheid en 4 miljard komt in de portefeuille van de werkenden terecht. Want ondanks taxshifts en gerichte lastenverlagingen blijven de belastingen op arbeid in België zeer hoog. Er valt dus inderdaad wat voor te zeggen om op zijn minst een deel van die loonindexering te ‘defiscaliseren’. Dat voorstel lanceerde MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez trouwens al eind september.
Het is volgens economen een betere maatregel dan die andere creatieve aanpassing van de index: de lonen verhogen in centen in plaats van procenten. Onder andere de Gentse arbeidseconoom Stijn Baert vond dat een goed idee. De lonen worden in dat geval netto met een bepaald aantal euro’s verhoogd, waardoor dat in verhouding de lagere inkomens meer ten goede komt dan de hogere.
Maar in een index van centen in plaats van procenten schuilt een gevaar. In dat geval zien arbeidsintensieve sectoren met wat lagere lonen, zoals de handel en de horeca, hun loonkosten in verhouding sneller stijgen dan andere sectoren, zoals de chemie en de banken waar die aanpassing in euro’s op hogere lonen minder zwaar weegt. Het spoor van een netto-indexering lijkt dus het meeste logische.
Melkkoe voor de sociale zekerheid
Al valt af te wachten of de regering-De Croo dit weekend echt de sprong wil wagen. De socialistische vakbond ABVV zei deze week de regering de wacht aan in een duidelijke communicatie: “Het ABVV aanvaardt niet dat aan het indexeringsmechanisme zelf wordt geraakt. Aan het brutoloon zijn sociale rechten gekoppeld, dus ook de loonindexering moet op brutolonen van toepassing zijn.” Het is het bekende syndicale standpunt: lonen moeten zo veel mogelijk belast worden via de klassieke sociale bijdragen. Met de opeenvolgende loonindexeringen komt dat goed uit: het systeem is momenteel een melkkoe voor de sociale zekerheid geworden.
Terwijl de beste manier om de sociale zekerheid duurzaam te financieren meer banen en dus meer belastingbetalers zijn. Maar de syndicaten weigeren al decennia in die redenering mee te gaan.
Het ABVV is trouwens bang dat een tijdelijke creatieve ingreep in de index een opstap is naar een structurele hervorming van het indexeringsmechanisme. Zoals in de jaren negentig met de invoering van de gezondheidsindex. Sindsdien zijn producten als tabak, alcohol, benzine, diesel en lpg uit de indexkorf gehaald en dragen hun prijsstijgingen niet meer bij tot een opwaartse aanpassing van de loonindex. Wat vaak wordt vergeten: de gezondheidsindex was een vondst van de topambtenaar Michel Jadot. Hij was van PS-signatuur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier