De balans: ontwijking van indexering stond in de sterren geschreven

Minister van Werk Pierre-Yves Dermagne en premier De Croo. © belga
Alain Mouton

De verzekeraar AXA zal de brutolonen volgend jaar maar tot 5.400 euro indexeren. Dat is mogelijk dankzij een achterpoortje in het sectoraal loonakkoord. Dat bedrijven creatief willen zijn met de indexering, was te verwachten. Het onvermogen van de regering om iets te doen aan de ontspoorde loonkosten laat hen geen andere keuze, ook al blijft de case-AXA voorlopig een uitzondering.

Het heeft niet lang geduurd. Minder dan een dag nadat AXA had aangekondigd de lonen in 2023 niet volledig te indexeren, kwam federaal minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) met een reactie: de indexering moet universeel blijven, ook omdat het een manier is om de sociale zekerheid te financieren. De automatische loonindexering garandeert niet alleen de koopkracht. Door de nog altijd hoge lasten op arbeid gaat een belangrijk deel van de indexering via de sociale bijdragen naar de sociale zekerheid.

Voor vakbonden en partijen als de PS is het dan ook des te pijnlijker dat een bedrijf als AXA de hoogste indexeringen aftopt. Hoge lonen leveren de RSZ-kas meer geld op dan lage inkomens, waar de sociale bijdragen onder meer door de werkbonus zeer beperkt zijn.

De verzekeraar vindt dat hem niets te verwijten valt in zijn zoektocht naar manieren om de impact van hoge indexeringen te temperen. AXA heeft gewoon gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de sectorale cao biedt. Voor het paritair comité 306 van de verzekeringen geldt dat de sectorale minimumlonen worden geïndexeerd. Wat daarboven wordt betaald, moet niet verplicht geïndexeerd worden. Dat laat AXA, dat meer betaalt dan de sectorale barema’s, toe de brutolonen boven 5.400 euro niet aan te passen. Een kwart van de werknemers zou daardoor een gedeeltelijke loonaanpassing mislopen.

De vraag is of die maatregel niet tot juridische stappen zal leiden bij de arbeidsrechtbank. In het verleden heeft AXA wel integrale loonindexeringen doorgevoerd. Men kan redeneren dat de huidige bijsturing een schending van de arbeidsovereenkomst is. Het is niet de eerste keer dat de financiële sector op het gebied van human resources bedenkelijke sporen bewandelt. Dertig jaren geleden was de sector bijvoorbeeld kampioen in het toekennen van brugpensioen op pakweg 52 jaar voor kantoorpersoneel, terwijl dat bedoeld was voor zware beroepen, zoals bouwvakkers.

Los van het juridische getouwtrek legt de ingreep ook een andere specifieke Belgische anomalie bloot: de anciënniteitsverloning. In ons land stijgen de lonen in belangrijke mate mee met het aantal jaren dat iemand gewerkt heeft, en dus de facto met de leeftijd. Oudere werknemers met hogere lonen maken in dit geval meer kans een deel van de indexering mis te lopen.

Moeilijker buiten verzekerings- en banksector

Wel is de kans klein dat de maatregel bij AXA in andere sectoren navolging krijgt. De cao’s laten dat gewoon niet toe. In de banksector is een indexering beperkt tot de baremieke lonen wel mogelijk. Maar in bijvoorbeeld de horeca, de metaalverwerking en de voeding moet een automatische loonindexering integraal worden toegepast. Net als in de chemie, al zouden er uitzonderingen mogelijk zijn voor kaderleden.

Dat belet niet dat bedrijven in de toekomst zullen proberen flexibel om te gaan met de indexering en ze desnoods te ontwijken waar het kan. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor de sectorale minimumlonen, en daarna in toenemende mate een beroep te doen op extralegale voordelen, zoals een hospitalisatieverzekering, een laptop, een gsm of een bedrijfswagen. Die loonvoordelen zijn fiscaal interessanter. Weliswaar worden op hun waarde ook indexeringen doorgevoerd, maar die hoeven niet zo verregaand te zijn als bijvoorbeeld de indexering met meer dan 10 procent die veel bedrijven eind januari 2023 moeten toepassen.

In dit debat dat de zaak-AXA in gang heeft gezet, wordt zeker van syndicale kant en bij het gros van de partijen in de regering-De Croo één zaak vergeten: de automatische loonindexeringen die moeten worden doorgerekend wegens de hoge inflatie, zijn zelden gezien. Uiteindelijk draait het om het beheersen van de loonkosten en het behoud van de concurrentiepositie.

Jaren van loonmatiging zijn tenietgedaan

De lonen in ons land stijgen 5,7 procent sneller dan in de buurlanden. Die kloof kan nog groter worden gezien het relatief matige loonakkoord in de Duitse metaalsector. Jaren van loonmatiging, zelfs onder de regering-Di Rupo (2011-2014) die daar niet enthousiast over was, zijn tenietgedaan.

Zoals Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert stelde: “Automatische loonindexering werkt, maar wel in gewone tijden met lagere inflatie.” Lees: wanneer de inflatie meer dan 10 procent bedraagt en volgend jaar wellicht nog altijd rond 6 procent schommelt, zijn andere ingrepen nodig, desnoods in het indexmechanisme zelf. Alleen geeft de federale regering niet thuis. Dat een indexsprong in deze onzekere tijden niet aan de orde is, geeft zelfs de rechterflank toe. Maar er zijn andere mogelijkheden, zoals netto-indexeringen of loonaanpassingen in euro’s of procenten. Of een minstens gedeeltelijk uitstel van de indexeringen, zoals in Luxemburg. Alleen kan en durft de lethargische regering-De Croo dat niet eens te overwegen. Het is normaal dat bedrijven dan beslissen cavalier seul te spelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content