Door de oplopende inflatie en de automatische loonindexering stijgen de Belgische loonkosten de komende drie jaar met 13 procent. De werkgevers maken zich zorgen. De Wetstraat aarzelt om in te grijpen. Het zou de al wankele stabiliteit van de Vivaldi-regering in gevaar brengen. Het doet denken aan het malgoverno van de jaren 70.
De cijfers die de Nationale Bank begin deze week publiceerde, waren geen verrassing. Maar ze maken de werkgeversorganisaties wel zenuwachtig. De Nationale Bank stelde haar inflatieprognose bij van 4,9 naar 7,4 procent. Door de automatische loonindexering zullen de Belgische loonkosten deze hoge inflatie onmiddellijk volgen, sneller dan in de buurlanden. De Nationale Bank voorspelt een loonkostenstijging met 13 procent of 20 miljard euro over drie jaar. De concurrentiepositie van de Belgische bedrijven dreigt zwaar te worden aangetast.
In een reactie stelt Edward Roosens, hoofdeconoom van de werkgeversorganisatie VBO het als volgt: “Mede door de automatische indexering kampt België al lang met een loonkostenhandicap ten opzichte van onze belangrijkste handelspartners. Tussen 2015 en 2020 waren we erin geslaagd die terug te dringen van 16 naar 10 procent, maar deze nieuwe inflatieprognoses bevestigen de onheilspellende onweerswolken voor onze concurrentiepositie. Als we zo voort doen, vrezen we over enkele maanden voor sluitingen, verhuizingen naar het buitenland, en herstructureringen in de exportgerichte industrie.”
Het doet terugdenken aan de periode tussen 1973 en 1981, toen een paar olieschokken voor een ongeziene loon-prijsspiraal zorgden. Die deed de werkloosheid toenemen, de groei klapte ineen en de overheidsfinanciën ontspoorden met deficits tot meer dan 10 procent van het bbp.
Bijsturingen index
De werkgevers vragen dan ook dat de regering maatregelen neemt om de impact van de hoge inflatie te temperen. Zoals bij vroegere loonkostenontsporingen zijn er ook nu verschillende mogelijkheden. Voka ziet wat in een sociaal gecorrigeerde indexsprong, waardoor de laagste lonen kunnen rekenen op indexaanpassingen, terwijl hogere inkomensklassen hun loon niet direct aangepast zien. Een andere mogelijkheid is het berekenen van de indexering op nettolonen en niet op brutolonen. Het VBO ziet een zuivere indexsprong als ultieme optie. Zoiets gebeurde meermaals aan het begin van de jaren 80 toen België sociaaleconomisch ‘de zieke man van Europa’ was. De laatste indexsprong dateert van 2015 toen de regering-Michel de bedrijven een competitiviteitsboost gaf.
Geen urgentie door lage werkloosheid
Alleen lijken de werkgevers nu in de woestijn te prediken. Vanuit de Wetstraat komt er weinig of geen reactie. Daar is een economische en een politieke reden voor. Ten eerste is er van de impact van de hoge loonkosten op de arbeidsmarkt nog weinig of niets te merken. Volgens het jongste jaarverslag van de RVA blijft het aantal werklozen dalen. In 2017 waren ze nog met bijna een half miljoen, ondertussen nog maar met 346.000. Waarom zich dan zorgen maken?
Bovendien willen de regeringspartijen er zich niet aan verbranden. De liberalen zien een ingreep in de index wel zitten, maar dat zou het al zeer wankele evenwicht in de regering-De Croo verstoren. Bovendien heeft vicepremier en minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) al duidelijk gemaakt dat er van een ingreep in de index geen sprake kan zijn. Wellicht hopen de Vivaldi-partijen dat de inflatiestorm en de negatieve impact ervan op de concurrentiekracht vanzelf overwaaien.
Dat zou de partijen goed uitkomen, want ze zijn als verstijfd door het succes in de peilingen van de radicale partijen op links en rechts. In zekere zin is hier ook een parallel te trekken met de jaren 70. Toen was de Wetstraat ook niet gehaast om iets te doen aan de ontsporing van de loonkosten, want alle aandacht ging naar communautaire dossiers. Dat was een gevolg van het succes van de toenmalige radicale partijen, de nationalisten en regionalisten van de Volksunie, het FDF en het Rassemblement Wallon. Die periode wordt dan ook bestempeld als het ‘malgoverno van de Belgische politiek’. Na de dramatische jaren 70 volgde de rekening met uiteindelijk de nood aan paardenmiddelen zoals een devaluatie (1982) en het herstelbeleid van de jaren 80. Anno 2022 moet men beseffen dat niets doen op termijn opnieuw tot zware sociaaleconomische ingrepen zal leiden.