De balans: Europa blijft in Oekraïne vooral een toeschouwer
Oekraïne mag zich officieel kandidaat-lid van de Europese Unie noemen. De Europese leiders klopten zich daarvoor op een top in Brussel op de borst. Maar de realiteit is dat de EU in het conflict aan haar oostgrens meer toeschouwer is dan actor. Het is de NAVO, met de Verenigde Staten op kop, die de eerste viool speelt.
Ze waren de voorbije weken amper bij te houden, de bezoeken van de Europese leiders aan de door de Russen stukgeschoten Oekraïense steden. De morele steun van de Europese Unie aan Oekraïne is logisch. Het stond dan ook in de sterren geschreven dat het land zich snel officieel kandidaat-lid van de Europese Unie zou kunnen noemen. “Een belangrijk signaal voor de bevolking. Wij tonen dat we hen steunen en het is ook een duidelijk signaal naar de rest van de wereld en Rusland”, zei premier Alexander De Croo (Open Vld), die zich blijkbaar enkel nog op internationale fora thuis voelt.
Maar hier geldt meer dan ooit het citaat van de Vlaamse schrijver Willem Elsschot: “Tussen droom en daad staan wetten in de weg. En praktische bezwaren.” Zolang de oorlog in het land duurt, kan van echte en concrete gesprekken over een toetreding geen sprake zijn. Zelfs als het conflict op korte termijn opgelost raakt, dan valt er nog een lange weg af te leggen. Niet alleen moet de Europese wetgeving worden overgenomen. Oekraïne moet ook een land worden dat de fundamenten van de westerse vrije markteconomie onderschrijft. Het moet de inflatie onder controle krijgen en een modern fiscaal systeem hebben. En vooral: het moet een einde maken aan de corruptie.
In het enthousiasme voor het verzet in Kiev wordt dat weleens vergeten: van rechtszekerheid voor ondernemers, en voor burgers in het algemeen, is daar amper sprake. Bovendien is het westen van het land om economische en historische redenen (Lviv was eeuwenlang een belangrijke stad in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk) veel meer op de Europese Unie is georiënteerd dan de oostelijke helft die een soort relict is van de Sovjet-Russische planeconomie. Een eeuwige Europa-optimist als Hendrik Vos (UGent) ziet een lidmaatschap over twintig jaar. Ook al lijkt dat een eeuwigheid, het is geen garantie.
Europese verdeeldheid maskeren
Vaak wordt vergeten dat er EU-lidstaten zijn die de toetreding van nieuwe leden via een referendum moeten bekrachtigen. Dat is onder meer in Frankrijk zo. En zelfs als er op zo’n moment veel sympathie is voor een geteisterd land als Oekraïne, dan wordt een referendum door populistische partijen vaak met succes aangewend om een andere boodschap te geven. Een nee is een waarschuwing richting de eigen politieke leiders, ook al heeft dat niets te maken met de binnenlandse politiek.
Denk aan het referendum dat Nederland in 2016 hield over het associatieverdrag van de EU en Oekraïne. Het was een consultatieve volksraadpleging. ‘Nee’ haalde een grote overwinning. Gewoon omdat het referendum de eurosceptische Nederlanders en de tegenstanders van de regering-Rutte naar de stembus had gelokt.
Een andere bedenking: het blijft misschien wat onder de radar, maar de oorlog in Oekraïne legt nog altijd een sterke Europese verdeeldheid bloot. Oost-Europese landen als Polen en de Baltische staten hebben zo’n afkeer van Rusland dat ze blijven hameren op een harde houding richting Moskou. In West-Europa, de bakermat van de Europese Unie, begrijpt men dat niet altijd even goed. Ondertussen zorgt ook de onzekerheid over de toekomstige gasbevoorrading voor latente spanningen in de EU.
De NAVO blijft domineren
Evenmin opbeurend voor de Europese Commissie en voor pro-Europese leiders als de Franse president Emmanuel Macron is dat de EU in het conflict eerder een toeschouwer is dan een actor. Zeker wanneer het over de essentie gaat: het voeren van een oorlog.
Dat de EU-lidstaten besloten hebben hun militair budget sterk op te trekken, is een goede zaak. Ook de levering van wapens aan Oekraïne verdient applaus. Maar alvorens de EU-landen een sterke conventionele militaire vuist kunnen maken tegen de Russische beer, zijn we wellicht vijftien jaar verder.
De NAVO, met de Verenigde Staten op kop, speelt hier nog altijd de eerste viool en moet voor de nodige afschrikking richting Rusland zorgen. Het Atlantische bondgenootschap ondersteunt ook de Oekraïense militaire leiding op het gebied van informatieverstrekking en met militaire en logistieke hulp. Dat zal nog een hele tijd nodig blijken.
In een interview met De Morgen legt ex-kolonel Roger Housen uit dat de oorlog ondanks de Russische verliezen nog lang niet voorbij is. De Russische president, Vladimir Poetin, kan er nog altijd een lange uitputtingsslag van maken. De cijfers over de gebruikte munitie per dag (Oekraïne heeft elke keer 500 antitankrakketen nodig, de Russen schieten 7.000 obussen per etmaal af) zijn een echo van de loopgravenoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog en het Russische verzet in Stalingrad in 1942-1943. Housen ziet een scenario ontstaan zoals tijdens de Koreaanse oorlog in de jaren vijftig, waarbij na verloop van tijd een wapenstilstand volgt en een demarcatielijn tussen de strijdende partijen wordt afgesproken. Dat kan in Oekraïne gebeuren aan de oostkant van het land. De vraag is of een land dat voor lange tijd in een bevroren conflict zit met Rusland, toetredingsgesprekken kan voeren met Brussel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier