De groene regeringspartijen zien het niet zitten om de Belgische defensie-uitgaven op te trekken richting de NAVO-doelstelling van 2 procent van het bbp. Hun argument dat het geld eerder gebruikt moet worden voor sociale uitgaven overtuigt echter niet als je naar de cijfers kijkt. Bovendien toont de recente vaudeville rond de niet-levering van Belgische wapens aan Oekraïne hoe slecht ons leger eraan toe is.
Eind deze maand vindt in Madrid een NAVO-top plaats. Premier Alexander De Croo (Open Vld), die zich op het internationale toneel een stuk comfortabeler voelt dan in de Wetstraat, wil er uitpakken met de belofte dat België tegen 2035 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) besteedt aan defensie. Dat is de officiële doelstelling die alle leden van het NAVO-bondgenootschap moeten nastreven. Eigenlijk moest die doelstelling al in 2024 worden bereikt. Maar momenteel beantwoorden slechts acht landen aan die norm: de Verenigde Staten, Polen, Griekenland, Kroatië, Estland, Letland, Litouwen en het Verenigd Koninkrijk.
De meeste NAVO-landen vonden het lange tijd niet nodig om meer geld in defensie te steken. Tot de oorlog in Oekraïne uitbrak. Van nature pacifistische staten als Duitsland maakten een bocht van 180 graden. Onze oosterburen willen in 2024 de 2 procentnorm halen. België bengelt met 1 procent van het bbp (bijna 5 miljard euro) achteraan in het NAVO-peloton. In februari bereikte de federale regering een akkoord om de defensie-uitgaven tegen 2030 te verhogen tot 1,54 procent van het bbp. Daarmee komen we in de Europese middenmoot. Maar De Croo wil dus meer. Ondanks de moeilijke budgettaire situatie moet België in 2035 de kaap van 2 procent ronden, wat in euro’s van vandaag neerkomt op 10 miljard euro.
In de federale regering, waar zowat alle partijen in constante verkiezingsmodus zitten, zijn Groen en Ecolo zeer kritisch. Zij vinden dat België met de recente beslissing om de defensie-uitgaven op te trekken al voldoende heeft gedaan. Het argument is dat de extra middelen beter besteed worden aan sociale uitgaven, bijvoorbeeld. Een wat vreemde redenering als we naar de cijfers kijken.
Wally Struys, professor emeritus aan de Koninklijke Militaire School, berekende dat de defensie-uitgaven in 2020 goed waren voor amper 1,53 procent van de totale overheidsuitgaven. Op nummer één staan sociale uitgaven (37% van het uitgavenbudget) gevolgd door gezondheidszorg (14%) en openbare diensten met vooral ambtenarenlonen (13%). Komt er nog bij dat de uitgaven de voorbije decennia op een paar uitzonderingen na steevast werden geïndexeerd en aangepast aan de stijgende levensduurte. Met één grote uitzondering: het defensie-budget. Experts als Struys vinden een herkapitalisatie dus meer dan noodzakelijk.
Niet zomaar geld rondstrooien
Uiteraard moet er niet zomaar geld worden rondgestrooid. Net daarom is het STAR-plan voor security, technology, ambition en resilience dat minister van Defensie Ludivine Dedonder (PS) wil uitrollen een goede zaak. Er komt een aparte component voor cyberveiligheid, het leger wil ook investeren in de aankoop van moderne wapensystemen en drones. Maar het is duidelijk dat er nog meer nodig is. België zit operationeel op de limieten van wat het leger kan. Dat is niet alleen het gevolg van besparingen, maar ook het resultaat van een weinig doordacht beleid in het verleden die gemaakt hebben dat België anno 2022 veel weg heeft van een operetteleger.
Deze week werd duidelijk dat dat het gevolg was van een aantal recente regeringsbeslissingen die thuishoren in een kolderverhaal. België kan geen zwaar artilleriemateriaal leveren (M109-houwitsers) aan Oekraïne omdat die toestellen de voorbije jaren voor een prikje verkocht werden door verschillende ministers van Defensie. Dat is geen éénmalig feit. Zo blijkt uit opzoekingswerk van Kamerlid Theo Francken (N-VA) dat de toenmalige minister van Defensie Pieter De Crem (cd&v) in 2009 de laatste 43 Leopard-tanks heeft verkocht aan Libanon voor minder dan 77.000 euro per stuk, net als gepantserde M113-ambulances voor 20.000 euro per stuk. Volgens militaire experts is dat ver onder de gangbare prijzen. Het gevolg: België heeft geen zware artilleriewapens meer die naam waardig. De inhaaloperatie in de militaire investeringen, zoals premier De Croo ze nastreeft, is dan ook niet meer dan logisch.