De arbeidswetgeving volgt de veranderde economie niet
De sociale partners moeten tegen het najaar voorstellen over ‘werkbaar werk’ formuleren. De kans dat ze eensgezinde standpunten zullen innemen is miniem. Vakbonden denken vooral aan arbeidsduurvermindering. Voor werkgevers ligt de prioriteit bij meer arbeidsflexibiliteit om concurrentieel te blijven.
De sociale partners moeten tegen het najaar voorstellen over ‘werkbaar werk’ formuleren. De kans dat ze eensgezinde standpunten zullen innemen is miniem. Vakbonden denken vooral aan arbeidsduurvermindering. Voor werkgevers ligt de prioriteit bij meer arbeidsflexibiliteit om concurrentieel te blijven.
De vakbonden en de werkgevers zijn het erover eens dat de huidige arbeidsreglementering toe is aan een aanpassing, maar over de invulling van het begrip ‘werkbaar werk’ lopen de standpunten sterk uiteen.
Voor de vakbonden staat werkbaar werk gelijk met arbeidsherverdeling en arbeidsduurvermindering, zeker aan het einde van de loopbaan. De werkgevers antwoorden met cijfers: al in 2009 genoten zo’n 250.000 Belgen van loopbaanonderbreking, tijdskrediet en thematische verloven. Dat is gestegen tot meer dan 290.000. Ze wijzen er ook op dat slechts een minderheid van de werknemers (45,4%) vindt dat zijn werk niet werkbaar is. 89 procent van de werknemers vindt de combinatie arbeid-gezin in evenwicht.
VBO, Unizo en co zien andere prioriteiten: een flexibel humanresourcesbeleid met oog voor de zeer volatiele economische omgeving. Bedrijven moeten uiterst wendbaar zijn. Ze moeten almaar complexere producten vervaardigen, ze moeten hun diensten op ongewone uren aanbieden, ze werken meer dan ooit just in time. De productie moet aan een snel veranderende vraag en consumptiepatroon beantwoorden. “De arbeidsorganisatie moet ook aan die flexibiliteit worden aangepast. Een te rigide regelgeving bedreigt de wendbaarheid van de ondernemingen”, weet Bart Buysse, directeur-generaal bij het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). “Daardoor komt hun competitiviteit in het gedrang. En zonder competitiviteit zijn er geen werkbare jobs.”
Plusminusconto bij Audi
In België bestaan al heel wat instrumenten om in te spelen op een volatiele vraag. Bedrijven kunnen een beroep doen op tijdelijke arbeid, ploegen- en nachtarbeid, weekendwerk. Bepaalde bedrijven gaan flexibel om met de arbeidstijden. Een referentie in België is Audi Brussel met zijn plusminusconto. Met deze flexibele arbeidsregeling wordt de arbeidsduur gespreid over een periode van meerdere jaren. In kalme periodes wordt minder gewerkt, in piekperiodes meer.
Ondanks de bestaande flexibiliteitsinstrumenten vindt Bart Buysse dat het arbeidsrecht en de arbeidsreglementering aan een verbetering toe is. Hij voelt zich gesterkt door de mogelijkheden in het buitenland. Daar wordt veel meer dan in België een beroep gedaan op tijdelijke, ploegen- en nachtarbeid en weekendwerk.
Buysse ziet drie grote problemen voor de bedrijven. Ten eerste zijn er dus te weinig of onvoldoende aangepaste flexibiliteitsvormen. Bovendien is de toegang tot die vormen aan tal van voorwaarden onderworpen. Ten derde kost flexibiliteit veel geld. Buysse: “Als je meer flexibilisering wil doorvoeren, is overleg met de vakbonden nodig. Je moet dikwijls al een prijs betalen bij de onderhandelingen. Er zijn dan nog de kosten van het toepassen van die flexibiliteit: de toeslagen voor overuren, nacht- en ploegenarbeid of zondagwerk zijn hoog. Voor zondagswerk verdienen mensen soms 300 procent van hun normale loon. In de buurlanden ligt dat vaak een stuk lager.”
Verouderd arbeidsrecht kost jobs
Een ander voorbeeld is de Belgische definitie van nachtarbeid: werken tussen 20 uur ‘s avonds en 6 uur ‘s ochtends is nachtarbeid en dus duurder. “Belgische bedrijven kunnen door zo’n strenge regeling hun structuren niet optimaliseren en zien kansen verloren gaan aan buitenlandse bedrijven”, stelt Buysse vast. “Extra flexibiliteit en wendbaarheid voor bedrijven betekent vaak een versterking van de activiteit en nieuwe werkkrachten op termijn. Ons verouderd arbeidsrecht kost zo kansen en jobs, niet in het minst voor laaggeschoolden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier