Budgettair gegoochel maskeert al jaren miljardentekort
Het tekort in de sociale zekerheid loopt op tot 748 miljoen euro, blijkt uit cijfers van het beheerscomité voor de Sociale Zekerheid. Dat tekort is niet nieuw. Al jaren rekenen de regeringen zich rijk: om het budget te doen kloppen worden middelen uit de algemene begroting doorgesluisd naar de sociale zekerheid.
Dat de sociale zekerheid in het rood gaat, veroorzaakt opschudding in de Wetstraat. Het tekort zou dit jaar 748 miljoen euro bedragen. Dat is 229 miljoen euro meer dan bij de begrotingscontrole van april. Slecht nieuws voor de regering-Michel, die van de sanering van de overheidsfinanciën – en dus ook van de sociale zekerheid – de hoofdopdracht van het tweede deel van haar legislatuur heeft gemaakt.
De berichten over het tekort steken schril af tegen de hoeracommuniqués ten tijde van de regering-Di Rupo. Toen kon de federale regering steevast een sociale zekerheid in evenwicht voorleggen. Dat was een eis van de PS: voor de Franstalige socialisten is de sociale zekerheid heilig en moest de achterban worden gerustgesteld. Ondanks de besparingen zou ze niet in gevaar komen.
De realiteit is anders. Het deficit in de sociale zekerheid is er al jaren, maar werd gemaskeerd met budgettair gegoochel. Het principe van de sociale zekerheid is dat ze wordt gefinancierd met werkgevers- en werknemersbijdragen. Maar het gewicht daarvan neemt al jaren af. De sociale zekerheid wordt nog voor twee derde gefinancierd door sociale bijdragen van de werkenden.
Alternatieve financiering
De rest wordt gehaald bij de zogenoemde alternatieve financiering. Dat is volgens de algemene toelichting bij de federale begroting voor 2016 zo’n 9 miljard euro, die bestaat uit inkomsten uit btw en accijnzen. Toen meer dan tien jaar geleden met de alternatieve financiering werd begonnen, was het niet de bedoeling dat die middelen werden gebruikt om de putten in de sociale zekerheid te vullen. Ze moesten dienen om lastenverlagingen op arbeid te compenseren en een beleid te voeren dat banen schept. Dat is niet langer het geval.
Om het schip van de sociale zekerheid drijvend te houden zijn nog voor 12 miljard euro toelagen uit de algemene middelen nodig. Dat is eigenlijk een vestzak-broekzakoperatie. Middelen worden onttrokken aan de algemene begroting om zo tot een sociale zekerheid in evenwicht te komen. Wat aantoont dat niet alleen de verhalen uit het verleden over een sociale zekerheid in evenwicht niet kloppen. Ook het huidige cijfer van 748 miljoen euro is niet correct. Eigenlijk bedraagt het reële tekort in de sociale zekerheid al jaren miljarden euro’s.
Als vicepremier Kris Peeters (CD&V) zegt dat het “niet verstandig is te spreken van een tekort van 750 miljoen euro”, heeft hij gelijk. Het deficit is veel groter. Het officiële tekort van 748 miljoen euro is een gevolg van tegenvallende inkomsten van de posten die de sociale zekerheid moeten opsmukken, zoals de alternatieve financiering.
Behoefte aan nieuwe maatregelen
Dankzij de middelen uit de algemene begroting konden de regeringen in het verleden uitpakken met gezonde cijfers van de sociale zekerheid. Dat verminderde de urgentie om die rekeningen op orde te krijgen. Ondertussen is duidelijk geworden dat de uitgaven van de sociale zekerheid zeer hoog blijven en door de vergrijzing aanzienlijk blijven toenemen.
De uitgaven voor pensioenen, die vorig jaar 45,4 miljard euro bedroegen, zullen tegen het einde van de legislatuur oplopen tot 51,9 miljard euro. De uitgaven voor de gezondheidszorg stijgen in dezelfde periode van 30 tot 35 miljard euro. Het totale budget van de sociale zekerheid zal toenemen van 102 naar 115 miljard euro. Het is voor de regering niet langer houdbaar die oplopende kosten te financieren met algemene middelen. Ook al omdat de sociale uitgaven in België nog altijd de op twee na hoogste in Europa zijn.
Besparingen dringen zich op, net zoals maatregelen om de Belgen langer te doen werken, waardoor ze meer en langer bijdragen aan de sociale zekerheid en minder lang afhankelijk zijn van uitkeringen. De regering-Michel zette al stappen in die richting met besparingen in de gezondheidszorg, waarvan de kosten reëel maar met 1,5 procent van het bruto binnenlands product meer mogen stijgen in plaats van met 3 procent. Ze voert ook een beleid om langer werken te stimuleren, onder meer door de wettelijke pensioenleeftijd tegen 2025 op te trekken naar 66 jaar en tegen 2030 naar 67 jaar.
Maar dat is niet genoeg. Nieuwe maatregelen zijn nodig, zoals de afbouw van het brugpensioen, de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd en de aanpassing van het stelsel van de arbeidsongeschiktheid. Sinds de regels voor het brugpensioen en het tijdskrediet strenger zijn, is er een effect van communicerende vaten waardoor arbeidsongeschiktheid als vorm van inactiviteit steeds populairder wordt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier