Bezoldigd bijklussen in een sportclub of theatergezelschap: zeven vragen beantwoord

© Getty Images
Roel Van Espen medewerker Trends

Sinds 1 januari 2022 zijn nieuwe regels van kracht voor wie bezoldigd bijklust in een vereniging. Maar op de uitwerking van de fiscale regeling was het nog altijd wachten. Vorige week kwam er eindelijk duidelijkheid.

Roel Van Espen

1. Waarover gaat het precies?

Heel wat mensen helpen geregeld een handje in de vereniging waar zij of hun kinderen deel van uitmaken. De Belgische sportsector vertegenwoordigt driekwart van alle bijklussers in het verenigingsleven. Maar ook amateurtheaters, toneelgezelschappen en lokale orkesten doen vaak een beroep op verenigingswerkers buiten de werk- of schooluren of tijdens de schoolvakanties. Zij ontvangen daar vaak een vergoeding voor, en vallen zo tussen het statuut van vrijwilliger en vaste werknemer in.

2. Waarom was een nieuwe regeling nodig?

In 2018 introduceerde de regering-Michel een nieuwe bijkluswet om het verenigingswerk en diensten aan medeburgers te ondersteunen, en om de deeleconomie een duwtje in de rug te geven. Vanaf dan kon u tot 6.000 euro per jaar onbelast bijverdienen in uw vrije tijd. Het nieuwe geregulariseerde kader had nog een bijkomende functie: zwartwerk en ‘vergoedingen in drankbonnetjes’ in sportkantines vermijden.

Het maximumbedrag werd jaarlijks geïndexeerd, waardoor u in 2020 al tot 6.340 euro per jaar kon bijverdienen zonder dat deze inkomsten belast werden.

Maar daar was het Grondwettelijk Hof het niet mee eens. Het rechtscollege vond het onaanvaardbaar dat verenigingswerkers onbelast konden bijverdienen, terwijl professionele aanbieders (werknemers, zelfstandigen, …) van gelijkaardige diensten wél belast worden op hun inkomsten. Deze discriminatie leidde tot de vernietiging van de bijkluswet in 2020.

De sportsector drong meteen aan op een nieuw statuut op maat. En dus kwam de Kamer met een nieuwe, voorlopige regeling op de proppen. Die kwam tegemoet aan de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof en had specifiek betrekking op verenigingswerkers in de sport- en socioculturele sector. In 2021 konden zij nog altijd tot 6.000 euro (na indexering 6.390 euro) bijverdienen, maar niet meer volledig onbelast. De vereniging moest nu bovendien een solidariteitsbijdrage van 10 procent betalen.

Op 1 januari 2022 trad de aangepaste, definitieve regeling in werking. Nu ja, definitief… Want over het sociale en fiscale deel waren er op dat moment nog heel wat onzekerheden. Vorige week vrijdag 6 mei werden de laatste bepalingen eindelijk gepubliceerd in het Belgische Staatsblad.

3. Welke sectoren vallen onder deze regeling?

De nieuwe regeling omtrent verenigingswerk heeft betrekking op:

de sportsector: onder andere amateurtrainers, scheidsrechters, lesgevers, terreinverzorgers en materiaalmeesters in clubs.

de socioculturele sector: bijvoorbeeld dirigenten, regisseurs, choreografen, begeleiders en animatoren van lokale orkesten en amateurtheaters.

andere activiteiten: op de website Verenigingswerk vindt u alle activiteiten die onder de nieuwe regeling vallen.

4. Hoeveel uren mag u nu bijklussen?

Voor verenigingswerkers gelden sinds 1 januari 2022 deze jaar- en kwartaalmaxima (variërend naargelang de activiteit):

Activiteit

Jaargrens

Kwartaalgrenzen

Kwartalen 1, 2 en 4

Kwartaal 3

Sport

450 uur

150 uur

285 uur

Sociocultureel of andere

300 uur

100 uur

190 uur

Bijklussen in meerdere sectoren en verenigingen mag, zolang alle activiteiten samen het jaarmaximum van 450 uur niet overschrijden.

Voor studenten geldt een plafond van 190 uur verenigingswerk per jaar. Die 190 uur mogen ze combineren met hun 475 uur studentenarbeid, maar de hierboven vermelde plafonds per kwartaal blijven ook voor hen van toepassing.

5. Hoe zit het met de sociale en fiscale behandeling?

Tot vorig jaar moesten verenigingen nog 10 procent solidariteitsbijdrage betalen op de uitgekeerde vergoedingen. Die verplichting geldt nu niet meer. “Het maximumbedrag van 6.000 euro uit de vorige regeling werd geschrapt op RSZ-vlak”, zegt Veerle Michiels, juridisch adviseur bij de hr-dienstverlener SD Worx. “Let wel, bij overschrijding van de hierboven vermelde kwartaal- of jaargrenzen worden alle vergoedingen die de vereniging gedurende het kalenderjaar aan de verenigingswerker betaalde onderworpen aan gewone socialezekerheidsbijdragen.”

De ontvangen vergoedingen werden vroeger voor de verenigingswerker belast als divers inkomen tegen 20 procent. Na de wettelijke forfaitaire kostenaftrek van 50 procent kwam dit overeen met een belastingdruk van 10 procent. De zopas gepubliceerde fiscale regeling voorziet in eenzelfde belasting als divers inkomen van 10 procent (na afloop van het jaar). Er geldt nog steeds een fiscaal plafond van 6.000 euro, maar dat wordt voor het inkomstenjaar 2022 geïndexeerd tot 6.540 euro.

Voor de kwalificatie als divers inkomen geldt niet alleen de inkomensgrens: ook het maximaal aantal uren per jaar en kwartaal, vooropgesteld door de RSZ, moet gerespecteerd worden. Bij overschrijding van een van deze grenzen zal de fiscus de inkomsten als beroepsinkomsten beschouwen, en ze dus onderwerpen aan een progressieve belasting (waarvoor het maximumtarief 50 procent bedraagt).

Om te beoordelen of u het inkomensplafond overschrijdt, kijkt de fiscus naar het brutobedrag van alle inkomsten uit verenigingsactiviteiten en deeleconomie. Veerle Michiels: “Zo moet u bepaalde fiscaal vrijgestelde beloningen mee in aanmerking nemen, evenals vergoedingen die een tijdelijk verlies van inkomsten opvangen. Denk bijvoorbeeld aan vergoedingen voor de woon-werkverplaatsingen of de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques.”

Een uitzondering geldt voor vergoedingen die gelden als kosten eigen aan de werkgever. Die tellen niet mee.

“Weet ook dat inkomsten van vorig jaar nog altijd roet in het eten kunnen gooien”, waarschuwt Veerle Michiels. “Want als de fiscus de inkomsten voor een bepaald jaar belast als beroepsinkomsten door overschrijding van het maximumbedrag, zullen ook de vergoedingen voor het daaropvolgende jaar niet als divers inkomen beschouwd worden.”

6. Waar kunt u zelf alles opvolgen?

Voor de verenigingswerkers heeft de RSZ een applicatie op zijn website Verenigingswerk gelanceerd. Die vindt u op de homepage onder ‘Waar kan je het contingent raadplegen?’. Hiermee kunt u zelf nagaan hoeveel uren verenigingswerk u nog mag presteren (vergelijkbaar met de toepassingen student@work en horeca@work). U krijgt toegang via uw elektronische identiteitskaart of met de Itsme-app op uw smartphone.

7. Welke verplichtingen gelden er voor verenigingen?

De Dimona-toepassing – waarmee de indiensttreding van werknemers aan de RSZ moet gemeld worden vóór aanvang van de activiteiten – voorziet sinds 7 april in een speciale code voor verenigingswerkers. Daardoor kunnen verenigingen hun helpende handen nu officieel aangeven. “Wie in 2022 al van het systeem gebruik maakte vooraleer het aangiftesysteem operationeel was, dient de geleverde prestaties zo snel mogelijk retroactief te melden”, merkt Veerle Michiels op.

Verenigingen krijgen dankzij de nieuwe regeling wel een uitzondering op de gebruikelijke administratieve verplichtingen voor sociale documenten, zoals het bijhouden van aanwezigheids- en personeelsregisters. In het verleden bleek de paperasserij immers een doorn in het oog van heel wat clubs. Let op: een arbeidsreglement is wel nog altijd vereist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content