De achilleshiel van onze economie: de Belgische productiviteitsmotor blijft sputteren

© Getty Images
Alain Mouton

Over een van de belangrijkste economische thema’s wordt in de aanloop naar de verkiezingen niet gesproken: de lage Belgische productiviteitsgroei. Toch zou de campagne vooral dáárover moeten gaan, vindt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest. “De welvaart van de komende generaties kan enkel worden gegarandeerd als de productiviteitsgroei wordt opgetrokken.”

Het aantal Vlaamse octrooiaanvragen bedroeg vorig jaar 1.755. Dat was een lichte stijging (+1,6%) tegenover 2022, toen er 1.728 aanvragen waren. Vlaanderen staat daarmee op de tiende plaats in de ranglijst van de Europese regio’s die het Europese Octrooibureau opstelt. De meeste octrooiaanvragen komen uit de Vlaamse biotechsector (28% meer dan in 2022), gevolgd door farma en medische technologie. De slokop was de Leuvense onderzoeksinstelling imec, met 187 aangevraagde octrooien.

De cijfers werden gepubliceerd tijdens het tiendaagse festival Flanders Technology & Innovation, maar kregen weinig aandacht. Dat is vreemd, want octrooien zijn een stimulans voor innovatie en vergemakkelijken de verspreiding van technologie. De groei van het aantal octrooiaanvragen ging de voorbije jaren hand in hand met de ontwikkeling van 5G-technologie en vandaag is de opmars van artificiële intelligentie (AI) een belangrijke motor. Naast de digitale octrooien is het aantal aanvragen in opmars voor medische technologie (zoals beeldvorming, diagnoses via sensoren en gerobotiseerde chirurgie) en innovaties richting de koolstofarme economie.

Het enige onderwerp dat er in de verkiezingscampagne economisch echt toe doet.

Bart Van Craeynest, Voka

Dat innovatievermogen is een hefboom voor een hogere productiviteit. Net die productiviteitsgroei is samen met de banencreatie dé determinant van economische groei. Economen benadrukken dat het nastreven van een hogere productiviteit almaar belangrijker zal worden.

Politiek moeilijk uit te leggen

Productiviteitsgroei is zeker belangrijk in Vlaanderen, waar de werkzaamheidsgraad van 80 procent binnen bereik is en er op veel plaatsen een volledige tewerkstelling bestaat. Een krappe arbeidsmarkt voorkomt dat bedrijven werknemers ontslaan en is dus een schokdemper in moeilijke economische tijden, maar begrenst ook extra banencreatie en dus groeimogelijkheden.

Economische groei gaat enerzijds over hoeveel uur er wordt gewerkt en anderzijds over hoeveel output per uur er wordt gegenereerd. De bijdrage van dat eerste aspect aan de groei neemt af. Daarom is productiviteitsgroei cruciaal”, zegt Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka. “De verkiezingscampagne zou daarover moeten gaan. Voor mij is dat het enige onderwerp dat er economisch echt toe doet.”

‘De productiviteitsgroei zal bepalen of onze kinderen en kleinkinderen beter af zijn dan wij’

Bart Van Craeynest, Voka

Maar politiek is het moeilijk uit te leggen. Het is geen interessante electorale slogan zoals ‘lagere belastingen’ of ‘tax the rich’. Van Craeynest: “Nochtans moet die productiviteit omhoog om de welvaart te behouden en toekomstige uitdagingen zoals de vergrijzing aan te gaan. Ik hoor alle beloftes die nu gedaan worden, zoals over meer koopkracht, hogere pensioenen, meer investeringen in zorg en onderwijs, minder lang werken, tot zelfs een 32 urenweek. Als je zelfs maar een begin wilt maken om dat te realiseren, dan moet de productiviteitsgroei flink omhoog. Alle andere thema’s zoals overheidsinvesteringen, internationale handel en innovatie zijn nodig om die omslag te maken. Krik de productiviteitsgroei op en praat daarna over de verdeling van de resultaten. Nu doen onze politici het omgekeerde. De productiviteitsgroei zal bepalen of onze kinderen en kleinkinderen beter af zijn dan wij.”

Hoge Belgische productiviteit

Op het eerste gezicht zit België comfortabel. Productiviteit is de hoeveelheid producten die met een bepaalde hoeveelheid productiemiddelen kan worden gemaakt. Als we naar het bruto binnenlands product (bbp) per gewerkt uur in de geïndustrialiseerde landen kijken, dan haalt België meer dan 75 dollar per uur. Enkel Denemarken doet beter (zie grafiek Belgische economie is heel productief). Maar er is een probleem: de productiviteitsgroei vertraagt al jaren. Er is sprake van productiviteitsgroei als een bedrijf met dezelfde hoeveelheid arbeid, kapitaalgoederen, energie, materialen en diensten meer produceert dan het voorgaande jaar.

In de jaren zeventig bedroeg de productiviteitsgroei op jaarbasis 4 procent. In de jaren tachtig was dat 2,5 procent (zie grafiek Productiviteitsgroei neemt al jaren af). Sinds de eeuwwisseling komt de jaarlijkse productiviteitsgroei niet meer boven 1 procent uit. Dat er alarmbellen beginnen af te gaan, blijkt uit het jongste jaarverslag van de Nationale Bank. Het woord ‘productiviteitsgroei’ komt in het meer dan 300 bladzijden tellende rapport 33 keer voor. Veel meer dan ‘arbeidskrapte’ (twee keer) en zelfs vaker dan ‘begrotingstekort’ (twaalf keer) en ‘vergrijzing’ (21 keer).

Lees verder onder de grafieken

De vertraging van de productiviteitsgroei is geen louter Belgisch verschijnsel. Veel westerse landen kampen ermee. Dat komt onder meer doordat deze economieën aan het verdienstelijken zijn. De productiviteit in de dienstensector stijgt nu eenmaal minder snel dan in de industrie. Een kapper kan op een zeker moment niet nóg sneller haar knippen, en een kok in een restaurant kan een gerecht niet elk jaar sneller bereiden.

Begroting en vergrijzingsfactuur

Maar de cijfers tonen aan dat de Belgische productiviteitgroei sneller afneemt dan elders. Voor een deel speelt de wet van de remmende voorsprong een rol, omdat het Belgische productiviteitsniveau al vrij hoog is. Dat belet niet dat ons land door de lagere groeicijfers de voorbije jaren heel wat welvaart is misgelopen. Tussen 2010 en 2019 bedroeg de gemiddelde productiviteitsgroei in België nog 0,5 procent per jaar. Het is de achilleshiel van onze economie geworden.

‘De productiviteitsgroei houdt in andere, vergelijkbare economieën beter stand dan in België’

Bart Van Craeynest, Voka

In zijn boek België kan beter zette Bart Van Craeynest die cijfers af tegen die van landen als Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Japan, Zweden en Zwitserland. Daar steeg de productiviteit op jaarbasis met 1 procent. Van Craeynest: “Als België de afgelopen twintig jaar de productiviteitsgroei van die groep landen had kunnen bijhouden, dan zou de economische activiteit hier 7,5 procent of 42 miljard euro hoger liggen. Dat is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar op z’n minst blijkt eruit dat de productiviteitsgroei in andere, vergelijkbare economieën beter standhoudt en dat er in België ook mogelijkheden moeten zijn om beter te doen.”

Om de impact van de hogere productiviteitsgroei op de welvaart en de financiële situatie van België concreet te maken: 42 miljard euro extra economische activiteit betekent met een fiscale druk van 50 procent dat er 21 miljard euro extra naar de staatskas zou vloeien. Daarmee is het begrotingstekort van 27,7 miljard euro al voor een groot deel weggewerkt.

De productiviteitsgroei zou ook de vergrijzingsfactuur betaalbaar kunnen houden. De Studiecommissie voor de Vergrijzing voorspelt dat de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven in 2070 22 miljard euro hoger zullen liggen dan nu, als de productiviteit per werknemer jaarlijks stijgt met 1,3 procent. Blijft de productiviteitsgroei rond het huidige gemiddelde van 0,5 procent schommelen, dan zouden de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven in 2070 56 miljard euro hoger uitkomen dan vandaag. In het scenario van nul productiviteitsgroei stijgen de vergrijzingsuitgaven met 79 miljard euro.

“Met de huidige groei worden de pensioenen en de gezondheidszorg onbetaalbaar”, voorspelt Van Craeynest. “Elke 0,1 procent die je inboet aan productiviteitsgroei komt erop neer dat je 0,8 procent van het bbp extra uitgeeft voor de vergrijzing. De Studiecommissie voor de Vergrijzing gaat trouwens uit van een vrij optimistisch scenario, waarbij de productiviteitsgroei richting 1,5 procent per jaar snelt. 0,5 procent is te laag. We moeten naar 1,5 procent, maar het mag ook 1,3 procent zijn. Zelfs 1 procent groei per jaar maakt al een enorm verschil.”

Innovatie beter spreiden

Het goede nieuws is dat het tij kan worden gekeerd en het groeipotentieel nog tijdig kan worden opgetrokken, op voorwaarde dat er iets gedaan wordt aan de oorzaken van de trendmatige vertraging van de productiviteitsgroei. Een eerste oorzaak heeft paradoxaal genoeg te maken met een van de sterktes van onze bedrijven, namelijk hun innovatiekracht. We staan daarin Europees aan de top, maar die innovatiecapaciteit zit sterk geconcentreerd bij grote bedrijven en bepaalde sectoren, zoals biotech en farma. De productiviteitsgroei in dit land is vooral te danken aan de 10 procent best presterende bedrijven die hun productiviteit doen toenemen met ongeveer 3,5 procent. Bij de andere bedrijven is dat 0,5 procent.

Bovendien worden de productiviteitsmotor vooral aangezwengeld door dochterbedrijven van multinationals. “Met de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling behoren we tot de beste leerlingen van de Europese klas. In de volgende fase moet die innovatie beter verspreid raken over de bedrijven. Sectoren zoals biotech en ICT trekken de groei. We moeten naar een ecosysteem van innovatie, met een wisselwerking tussen grote en kleine bedrijven. In de biotech en de chemie bestaat dat al voor een deel”, weet Bart Van Craeynest

De productiviteitsgroei in België is vooral te danken aan de 10 procent best presterende bedrijven, die hun productiviteit doen toenemen met 3,5 procent.

Zo kan worden vermeden dat de productiviteitskloof met achteroplopende bedrijven steeds groter wordt. Het proces versterkt zichzelf. De productiviteitsgroei is niet alleen een gevolg van innovatie, maar wordt ook bepaald door wat experts de reallocatie van middelen tussen bedrijven noemt. Dat betekent dat de productiefste bedrijven dankzij hun groei aantrekkelijker worden en steeds meer medewerkers aantrekken uit de staart van het peloton. Vandaar dat de Nationale Bank in haar jaarverslag pleit voor “een meer evenwichtige spreiding van innovatie, waarbij ook aandacht moet gaan naar het vermarkten van innovaties. Dat zou een grote impact hebben op de productiviteitsgroei.”

Van Craeynest: “Het onderzoek wordt nog te weinig gevaloriseerd. Je moet meer concrete commerciële return genereren. We steunen in Vlaanderen en België vooral op fundamenteel onderzoek. De overheid is terughoudender om onderzoek te steunen dat dichter bij toepassingen aanleunt die vermarkt kunnen worden. Omdat dat te snel als staatssteun wordt gezien.”

Minder regulitis

Een tweede hinderpaal is een Belgische, maar eigenlijk toch vooral Vlaamse evergreen: de regulering in België is zwaarder dan in vergelijkbare landen. Dan gaat het zowel over de toegang tot bepaalde beroepen als over vergunningen en licenties voor het opstarten van ondernemingen of investeringsprojecten. De OESO-indicator die het regelgevingskader van een land weergeeft, leert dat België een hoger reguleringsniveau (1,69) heeft dan het gemiddelde van de OESO (1,38). De indicator wordt gemeten op een schaal van 0 tot 6, waarbij 0 het minst restrictieve en 6 het meest restrictieve systeem is. Het jaarverslag van de Nationale Bank zegt daarover: “Het gebrek aan dynamiek bij de oprichting en ontmanteling van bedrijven creëert een stagnerende omgeving en belemmert de optimale reallocatie van de middelen van tanende of inefficiënte ondernemingen naar groeiende en technologisch geavanceerde ondernemingen.”

Een bijkomende factor is dat de ondernemersdynamiek in België lager is dan in andere EU-landen. De oprichtingsgraad van ondernemingen is met 6,9 procent van het totale aantal actieve ondernemingen lager dan het Europees gemiddelde van 8,9 procent. De stopzettingsgraad is met 3,2 procent, tegenover 7,2 procent in de Europese Unie, ook relatief laag. Vijf jaar na de oprichting bestaat 60 procent van de bedrijven in België nog, tegenover 47 procent in de Europese Unie. Dat is deels goed nieuws omdat de ondernemingen wellicht robuuster en financieel gezonder zijn. Maar anderzijds betekent dit wellicht ook dat er minder dynamische bedrijven tussen zitten.

Slechte PISA-cijfers

Het debat over de zoektocht naar hefbomen voor een betere productiviteitsgroei wordt al een tijdje gevoerd, maar pas onlangs heeft zich een nieuw element aangediend: het niveau van het onderwijs en de opleiding in de bedrijven zelf. De dalende kwaliteit van het onderwijs bedreigt de toekomstige productiviteitsgroei. Niet alleen de dalende PISA-scores zijn slecht nieuws, ook het te lage aantal STEM-gediplomeerden (wetenschappen, wiskunde, technologiewetenschappen). Met 20 procent STEM-afgestudeerden liggen we onder het EU-gemiddelde, terwijl de vraag naar die profielen de komende jaren enkel zal toenemen.

‘We moeten naar een ecosysteem van innovatie, met een wisselwerking tussen grote en kleine bedrijven. In de biotech en de chemie bestaat dat al voor een deel’

Bart Van Craeynest, Voka

Positief is wel dat 44 procent van de afgestudeerden een diploma hoger onderwijs heeft, tegenover 33 procent in de Europese Unie. Onderzoek wijst uit dat een hogere werkzaamheidsgraad vaak de productiviteit onder druk zet. Een deel van de nieuwe groep mensen die de arbeidsmarkt betreedt, is kortgeschoold en dus minder productief, want in de groep van de hooggeschoolden is er al een volledige tewerkstelling. Maar die trend zet volgens OESO-onderzoek elk jaar minder sterk door, omdat de samenstelling van de arbeidskrachten zich mettertijd richting een hoger scholingsniveau verschuift. Twintig jaar geleden bedroeg het percentage afgestudeerden van het hoger onderwijs in België nog 27 procent.

Artificiële intelligentie

Een volledige nieuwe factor die de productiviteit beïnvloedt, zijn digitale innovaties zoals AI. Er zijn weliswaar nog geen cijfers over de exacte invloed van AI op de productiviteitsgroei. Wat wel vaststaat, is dat België daar in een relatief gunstige positie zit in vergelijking met andere landen. Meer dan 10 procent van de ondernemingen maakt hier gebruik van AI.

Maar net als bij innovatie zijn er grote verschillen tussen bedrijven. Het gebruik van AI is sterk geconcentreerd in de grootste ondernemingen. De bedrijven met meer dan 250 werknemers maken slechts 1 procent van het totale aantal ondernemingen uit, maar daarvan maakt 41 procent gebruik van AI-technologie. Nemen we de bedrijven met minder dan tien werknemers, dan blijkt dat daarvan slechts 4 procent AI gebruikt. Er is dus nog groeimarge.

“De digitalisering en zeker de nieuwe trends hebben nog niet het potentieel verzilverd dat ervan werd verwacht”, stelt Van Craeynest vast. “Misschien kan dat veranderen met de nieuwe AI-toepassingen die zich beginnen te versterken. Die versnelling kan nog komen. Maar dat zal niet vanzelf gebeuren. Het vergt investeringen in digitale infrastructuur en opleiding voor de brede laag van de bevolking. De digitale competentie van de Belgen is nog voor verbetering vatbaar.” z

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content