De Europese en Belgische banksector gaan na vijftien jaar van stabiliteit een nieuwe fase in: één van consolidatie en schaalvergroting. Alles zal daarbij afhangen van hoe de overheid omgaat met de financiële sector. Wordt de consolidatie aangemoedigd of afgeremd?
Er bewoog de voorbije maanden nogal wat in de financiële sector in België. De overnames van de private banken Degroof Petercam en Nagelmackers door Franse sectorgenoten, respectievelijk Indosuez (Crédit Agricole) en BPCE, werden gefinaliseerd. KBC legde 750 miljoen euro op tafel voor de Slowaakse 365.bank, waardoor het zich versterkte in een van zijn centraal-Europese thuismarkten.
Ook de regering-De Wever liet van zich horen. In haar zoektocht naar financiering voor de miljardeninvestering in defensie kwam ze uit bij de overheidsparticipaties in de financiële sector. De verkoop van de resterende deelneming van 5,6 procent in de Franse bank BNP Paribas lijkt een kwestie van tijd. Aan de dividendmachine Belfius werd een extra uitkering van 500 miljoen euro opgelegd, zowel in 2025 als 2026. En ook de toekomst van de verzekeraar Ethias werd openlijk ter discussie gesteld.
In andere Europese staten gebeurde iets gelijkaardigs: landen verkopen stelselmatig hun participaties in banken waarvan ze tijdens de financiële crisis noodgedwongen aandeelhouder waren geworden (ABN AMRO in Nederland, Allied Irish Bank in Ierland, Commerzbank in Duitsland,…). De Italiaanse grootbank Unicredit liet haar oog vallen op de Duitse Commerzbank, en lanceerde bijna gelijktijdig in eigen land een bod op Banco BPM. De door de overheid gesteunde, oudste bank van het land Banca Monte dei Paschi di Siena deed hetzelfde met haar grotere rivaal Mediobanca.
Van stabiliteit naar expansie
Wat is er aan de hand? Vanwaar die plotse fusie- en overnameactiviteit? Banken waren de voorbije vijftien jaar vooral bezig met hervormingen en reorganisaties, investeringen in digitalisering en IT, besparingen, de inkrimping van hun kantorennet en personeelsbestand, het optimaliseren van operationele processen, enzovoort. Het zoeken naar efficiëntiewinsten en een rendabel businessmodel in tijden van ultralage rentevoeten was prioritair.
‘De Europese Unie telt zowat 100 miljoen inwoners meer dan de VS, en toch zijn de banken daar niet alleen veel groter maar ook winstgevender’
“Ook vanuit het standpunt van de overheid lag de focus in de periode 2008 (financiële crisis) tot 2022 (oorlog in Oekraïne) op de stabiliteit van de financiële sector”, zegt Kasper Peters, chief strategy officer en financial services industry leader bij Deloitte België. “Er ging heel veel aandacht naar het uitvaardigen van nieuwe en strengere kapitaal- en liquiditeitsregels, het organiseren van een Europees bankentoezicht, wijzigingen in het depositogarantiesysteem… Die hervormingen hebben de financiële sector in Europa solide gemaakt.”
Peters maakte exclusief voor Trends een analyse van waar het naartoe gaat met de banksector, in Europa én in België. Volgens hem worden de volgende drie tot vier jaar bepalend: “Concurrentiekracht en schaalgrootte zullen weer aan belang winnen, waardoor een nieuwe fase van consolidatie lijkt ingezet. We bevinden ons op een scharniermoment. De relatie tussen de overheid en de financiële sector zal bepalen hoe ver de consolidatie gaat, welke rol de Europese banken op wereldschaal kunnen opnemen, en wat er zal gebeuren met de Belgische overheidsparticipaties in de financiële sector.”
Miljardeninvesteringen
Ter verduidelijking verwijst Peters naar de doelstellingen van de EU-tranformatieagenda (defensie, duurzaamheid en productiviteit/innovatie van de economie). “Er zullen voor duizenden miljarden investeringen nodig zijn om in de volgende tien tot twintig jaar onze defensiecapaciteiten te verbeteren, het klimaat te beschermen en de competitiviteit en innovatiekracht van onze economie te verbeteren. Dat kan maar gerealiseerd worden met een sterke Europese financiële sector, die kan concurreren met zijn Amerikaanse en globale concurrenten.”
Vandaag is de concurrentiepositie van de Europese banken ronduit onbevredigend, aldus Peters: “De Europese Unie telt zowat 100 miljoen inwoners meer dan de Verenigde Staten, en toch zijn de banken daar niet alleen veel groter maar ook winstgevender. De marktkapitalisatie van JP Morgan Chase is ongeveer acht keer die van BNP Paribas, de grootste Europese speler. Amerikaanse banken hebben gemiddeld een hoger rendement op eigen vermogen en een efficiëntere kostenstructuur. Die schaalvoordelen maken hen aantrekkelijker voor investeerders en innovatiever in hun dienstverlening.”
“Als Europa een spaar- en investeringsunie wil creëren waar het zelf beter van wordt, dan moet het ervoor zorgen dat de Europese banken kunnen concurreren met hun Amerikaanse sectorgenoten”, aldus Peters. De Europese kapitaalmarkt wordt vandaag gedomineerd door Amerikaanse spelers als Goldman Sachs, BlackRock en Morgan Stanley.
Peters: “Het grootste deel van de grote Europese beursintroducties (IPO’s) wordt begeleid of mee begeleid door Amerikaanse zakenbanken. Bovendien beheren Amerikaanse vermogensbeheerders zoals BlackRock en Vanguard een disproportioneel groot deel van de Europese activa. De afwezigheid van Europese tegenhangers met een vergelijkbare schaal leidt tot een structurele kapitaalafvloeiing en bemoeilijkt een strategische Europese financiële autonomie.”

Overheid staat voor belangrijke keuzes
Ook in België staat de overheid voor belangrijke beslissingen, die zullen bepalen in welke mate onze financiële sector nog kan meespelen op Europees niveau. Het gaat dan vooral over wat er gebeurt met de participaties in Belfius en Ethias. Als die aan het buitenland verkocht worden, verliezen we een strategische financieringshefboom. Als ze, zoals het uitzonderlijk dividend bij Belfius lijkt aan te tonen, als een melkkoe gezien worden, zullen ze geen rol van betekenis op Europees vlak kunnen spelen.
“Het is logisch dat de overheid rendement nastreeft met haar aandeelhouderschap”, zegt Peters. “Maar ze kan evengoed kiezen om als aandeelhouder een strategische rol te spelen in de totstandkoming van Europese spelers. Hiervoor moet de Belgische overheid durven in te zetten op de ‘eigen kampioenen’. Hoe sterker hun lokale startbasis, hoe meer kans ze hebben om een bepalende rol te spelen op Europees niveau.”
Drie types van banken
Volgens Peters zou Europa baat hebben bij een bankenlandschap dat evolueert naar drie types van spelers: pan-Europese bankgroepen, netwerken van nationale kampioenen, en lokale nichespelers.
De pan-Europese spelers zijn banken met retailactiviteiten in een groot aantal landen. “Hierdoor kunnen ze spaar- en investeringsgeld mobiliseren op een schaal die we vandaag niet kennen”, zegt Peters. “Op dit moment zijn er amper vier Europese bankgroepen die actief zijn in meer dan tien landen: BNP Paribas, ING, Santander en Raiffeisen Bank. Daarnaast moeten ze ook hun activiteiten op de kapitaal- en investeringsmarkten uitbouwen om in de gigantische investeringsnoden te voorzien.”
‘De evenwichtige Europese aanpak met een hogere focus op stabiliteit en duurzaamheid moeten we behouden’
Naast de pan-Europese spelers zullen netwerken van nationale kampioenen een belangrijke plaats innemen. “Dat zijn banken die in een aantal landen tot de top vijf behoren”, legt Peters uit. “Het zijn universele banken die retail en corporate banking combineren, maar niet op dezelfde globale schaal. Heel wat recente consolidatiebewegingen kunnen in die context geplaatst worden: KBC en 365.bank in Slowakije, BBVA en Banco Sabadell in Spanje, Unicredit en Banco BPM in Italië,… Telkens gaat het om een overnemer die zijn lokale commerciële positie wil versterken met het oog op een plaats in de top drie of top vijf.”
Lees ook: 5 vlakken waarop overheid en banken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn
Ook in België kunnen enkele recente transacties in die trend gesitueerd worden. “Maar ze hebben niet bijgedragen tot een versterking van de lokale Belgische spelers”, aldus Peters. “Vooral Franse banken sloegen hun slag met het oog op een uitbreiding van hun voetafdruk. Met Degroof Petercam breidt Indosuez (Crédit Agricole) zijn aanwezigheid in ons land aanzienlijk uit, terwijl BPCE met Bank Nagelmackers verdere stappen op de Belgische markt zet.”
Ten slotte blijft er een derde categorie: de lokale nichebanken. “Voor de diversiteit van het landschap is het cruciaal dat er voldoende van zulke spelers zijn”, beklemtoont Peters. “Dit zijn banken die focussen op een specifiek klantensegment (bijvoorbeeld kmo’s of ondernemers), op bepaalde activiteiten of sectoren (bijvoorbeeld landbouw), of vanuit een specifieke benadering of filosofie vertrekken (bijvoorbeeld ethische of duurzame banken).
Mogelijke voordelen
Zo’n drieledig bankenlandschap kan volgens Peters voordelen bieden voor burgers en bedrijven: “Als er arbitrage ontstaat tussen verschillende landen op het vlak van rentetarieven, kunnen de tarieven voor sparen en ontlenen naar elkaar toegroeien. Omdat de tarieven ook door lokale vraag- en aanbodmechanismen gestuurd worden, verwacht ik hier echter geen significant effect. Dat verwacht ik wel voor de bedrijfsfinanciering. Door de ontwikkeling van de kapitaalmarkten zullen de financieringsmogelijkheden en -voorwaarden voor bedrijven groter en gunstiger zijn.”
Het grootste voordeel zou evenwel macro-economisch en eerder op de middellange termijn zijn: “Door een efficiëntere mobilisatie en allocatie van kapitaal zouden grotere Europese banken ook veel grotere investeringen mogelijk maken”, zegt Peters. “Let wel, dat is geen pleidooi om naar een bankenmodel zoals in de VS te gaan. De evenwichtige Europese aanpak met een hogere focus op stabiliteit en duurzaamheid moeten we behouden.”
‘Als Europa een spaar- en investeringsunie wil creëren waar het zelf beter van wordt, moet het ervoor zorgen dat de Europese banken kunnen concurreren met hun Amerikaanse sectorgenoten’
Obstakels: bankenunie en fiscaliteit
Dat nieuwe bankenlandschap zal er niet vanzelf komen, beseft Peters. Er zijn nog heel wat obstakels die ervoor zorgen dat het op vandaag niet lonend is voor een bank om te streven naar een pan-Europese of Europese schaal. Die obstakels situeren zich vooral in de regelgeving, fiscaliteit en toezicht. Bovendien verhindert de nationale reflex van regeringen grensoverschrijdende fusiebewegingen. Zo kantte de Duitse regering zich vierkant tegen een overname van Commerzbank, de tweede bank van het land, door de Italianen van Unicredit.
Peters pleit dan ook in de eerste plaats voor een afwerking van de bankenunie. Zowel het toezicht als de afwikkelingsautoriteit is intussen op Europees vlak georganiseerd. Het derde deel van de bankenunie, een gemeenschappelijk depositogarantiesysteem, blijft echter uit. Peters: “Politieke verschillen tussen landen zorgen ervoor dat dit stelsel, dat spaarders overal in de eurozone dezelfde bescherming moet bieden, al jaren onafgewerkt blijft. Een Europese depositogarantie is evenwel onontbeerlijk opdat banken een grote pan-Europese strategie zouden uitrollen.”
Ook in het toezicht is nog nood aan meer uniformiteit. Maar vooral de uiteenlopende fiscale en juridische regels en gewoontes spelen de banken parten. Vandaag heeft elk land nog zijn eigen regels voor spaarrentes, dividenden, beleggingswinsten en vennootschapsbelasting. “Dat is het moeilijkste dossier”, besluit Peters. “Fiscaliteit is een nationale bevoegdheid en gaat gepaard met een grote politieke gevoeligheid.”