Bart Buysse (VBO): ‘Vakbonden zien flexibilisering als een beknotting van hun macht’

Bart Buysse en Pieter Timmermans © belga
Alain Mouton

“Als de flexibiliseringsmaatregelen in het Zomerakkoord goed worden uitgevoerd, zorgen ze voor meer banen”, zegt Bart Buysse, de directeur-generaal van het VBO. Dat de regering dossiers naar zich toe trekt waarover de sociale partners geen akkoord konden bereiken, ziet hij niet als een mislukking van het sociaal overleg.

“Uitzendarbeid wordt mogelijk in alle sectoren en bij de overheid. De regering schuift de contractuele tewerkstelling bij de overheid sterk naar voren. De notie ‘passende dienstbetrekking’ in de werkloosheid wordt verruimd. In het Zomerakkoord van de federale regering zit een aantal maatregelen die ik niet direct had verwacht”, zegt Bart Buysse, de directeur-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). “Dat opent heel wat perspectieven. Samen met andere maatregelen, zoals de goedkopere startersbanen en de herinvoering van de proefperiode, wordt de arbeidsmarkt een stuk flexibeler. Dat zal meer banen creëren.” Maar Buysse geeft ook een waarschuwing mee: “Er worden enkele belangrijke stappen gezet, maar dan alleen als alles wordt uitgevoerd zoals het werd gecommuniceerd.”

De indruk ontstaat dat de regering-Michel een aantal dossiers naar zich toe trekt waar de sociale partners niet uitraakten. Zoals het mogelijk maken van zondags- en weekendwerk in de e-commerce, de herinvoering van de proefperiode en de lagere loonkosten bij het aanwerven van jongeren.

BART BUYSSE:“Dat klopt. In sectoren of ondernemingen flexibiliteit invoeren via sociaal overleg was altijd al moeilijk door de invoeringsprocedures. Als daaraan wordt gesleuteld, zien de vakbonden dat als de beknotting van hun macht. In de praktijk zijn er heel wat flexibiliteitsmaatregelen mogelijk, maar de vakbonden hebben via het overleg een vetorecht. Pas als er een voldoende zware prijs tegenover staat, maken ze een opening. Dat is geen goede zaak voor onze concurrentiekracht. Als je daarin via overleg geen doorbraak kunt realiseren, is het logisch dat de politiek het laken naar zich toe trekt.”

Waarom komt er nu een regeling rond de proefperiode en niet via het overleg?

BUYSSE: “In de Groep van Tien was die wel degelijk bespreekbaar. Vakbonden en werkgevers hadden daarover interprofessioneel een compromis bereikt, maar de achterban van twee vakbonden weigerde groen licht te geven. De regering heeft dat dossier overgenomen, maar je mag niet vergeten dat de mogelijke herinvoering van de proefperiode en de goedkopere starterslonen al in het regeerakkoord aan bod kwamen. Tegelijk is de regering in het Zomerakkoord vertrokken van de consensus in de Groep van Tien. Ze heeft wat bijsturingen doorgevoerd in beide richtingen. Zoals de tragere opbouw van de opzeggingsperiode in de eerste drie maanden van een contract, terwijl de regering voor de vakbonden de deur opent voor uitzonderingen op het verplichte outplacement en de aanrekening ervan op de ontslagkosten.”

Critici hebben het over arbeidsmarktkoterij. Er komen extra statuten bij via het 500 euro belastingvrij bijverdienen in het vrijetijdswerk en de uitbreiding van de flexi-jobs. Maken die maatregelen de regels voor de werking van de arbeidsmarkt niet extra ingewikkeld?

BUYSSE: “Ik vind dat het nog meevalt. Een aantal zaken moet versoepeling en zelfs vereenvoudiging brengen. Zoals de herinvoering van de proefperiode. Het is een impliciete proef, je hoeft die niet te bedingen, ze zit rechtstreeks in de opzeggingstermijn. Voor de werkgevers is dat een eenvoudig en nuttig instrument. Bij de concretisering van de lagere loonkosten voor de aanwerving van jongeren moet wel worden gewaakt over de eenvoud.”

Gaat het Zomerakkoord verder dan de wet voor werkbaar en wendbaar werk?

BUYSSE: “In het akkoord staan andere maatregelen dan in de wet voor werkbaar en wendbaar werk. Wel treden de hervormingen in het Zomerakkoord direct in werking, terwijl voor de invoering van de wet werkbaar werk vaak nog overleg en goedkeuring van de vakbonden nodig zijn. De sectoronderhandelingen zijn hier en daar al afgerond, elders lopen ze nog. We horen echo’s uit onze sectoren: de wet biedt mogelijkheden om te flexibiliseren, maar er is weinig veranderd aan de uitvoeringsprocedures. De vakbonden stellen hun veto en vragen iets in ruil. Het plus-minusconto – in drukke periodes wordt meer gewerkt, wat wordt gecompenseerd door kortere dagen of weken in rustige periodes – en het optrekken van het aantal vrijwillige overuren stuiten op syndicale weerstand. De vakbonden waren al niet blij met die wet, laat staan dat ze daar in het overleg aan zouden meewerken. Er zit potentieel in de toename van de glijdende werktijden en het tijdsparen: flexibiliteit voor de werkgever kan samengaan met flexibiliteit voor de werknemer. Maar iedereen moet meewillen.”

Wat te denken over doelgerichte lastenverlagingen van 640 miljoen euro voor de bouwsector? Waren algemene loonkostverlagingen niet te verkiezen?

BUYSSE: “Het VBO is blij dat de taxshift volledig wordt uitgevoerd, want de lastenverlagingen voor de bedrijven worden gefaseerd toegekend. Toen de regering aan het begin van de legislatuur het akkoord over de taxshift afsloot, bestond er nog altijd een risico dat het hele proces na een paar jaar om budgettaire redenen zou worden stopgezet. De bedrijven vragen perspectief en krijgen dat voor 2018 tot 2020. Daarin zitten in hoofdzaak algemene maatregelen: de sociale bijdragen voor alle werkgevers dalen wel degelijk naar 25 procent in 2018, met een extra inspanning voor de lage lonen. Er is ook een onderdeel voor de bouwsector in de strijd tegen sociale dumping.”

Dus zal de loonkostenhandicap ten opzichte van het buitenland blijven dalen?

BUYSSE: “Dat is de bedoeling. De historische handicap bedraagt nog altijd 9 procent. Via de hervormde loonnormwet en deze lastenverlaging moet die voort worden afgebouwd.”

Wat vindt u van de uitbreiding van de flexi-jobs in de horeca naar andere sectoren?

BUYSSE: “Vooral voor de kleinhandel is dat interessant. Sommigen beweren dat de flexi-jobs bestaande banen zullen verdringen, maar dat denk ik niet. De krapte op de arbeidsmarkt en de behoefte aan flexibiliteit worden daarmee deels aangepakt. Maar daarnaast is nog een arsenaal aan maatregelen nodig om mensen naar de beschikbare banen te leiden en de spanningen op de arbeidsmarkt weg te werken. Daarom vind ik de verruiming van de notie ‘passende betrekking’ belangrijk, naast de uitbreiding van uitzendarbeid en de herinvoering van de proefperiode.”

Wat verandert er precies?

BUYSSE: “Vroeger was de opleiding of het diploma het criterium om te bepalen wat een passende betrekking voor een werkzoekende was. Maar je diploma kun je dertig jaar geleden hebben gehaald. De baan die je uitoefende, was een ander criterium. Nu is het de bedoeling dat de arbeidsbemiddelingsdiensten breder kijken: er wordt voortaan ook rekening gehouden met de competentie en de ervaring van de werkzoekende. Op basis daarvan komt hij in aanmerking voor andere functies of andere sectoren, en wordt hij beter geactiveerd en geheroriënteerd.”

Hoe kijkt u aan tegen de fiscaal interessante winstpremies: 13,07 procent werknemersbijdragen en 7 procent belasting? De werkgever betaalt niets extra. Bovendien is geen akkoord van de vakbond nodig. Een goede zaak?

BUYSSE: “Ja, het systeem bestond al, maar werd nauwelijks toegepast en wordt nu een stuk aantrekkelijker. De procedure wordt net als de fiscale behandeling versoepeld. Het is geen verplichting voor de werkgevers, maar een middel om werknemers te belonen en te betrekken bij het resultaat van het bedrijf.”

Zal deze premie de bestaande niet-recurrente resultaatsgebonden bonus, de zogenoemde cao 90, verdringen? In dit laatste geval is de procedure omslachtiger en is de bonus geplafonneerd op 2830 euro netto per jaar. Bij de winstbonus kan het bedrag vijf keer hoger zijn.

BUYSSE: “Dat zullen we moeten zien. De cao 90 is een product van het sociaal overleg en het bewijs dat vakbonden en werkgevers wel degelijk akkoorden over interessante looninstrumenten kunnen bereiken. Die bonus heeft nog altijd zijn eigen finaliteit en is gekoppeld aan specifieke doelstellingen. Cao 90 staat los van de winst. Bedrijven die geen winst maken of vzw’s kunnen de cao 90 gebruiken als vorm van verloning. Het blijft een goed instrument, al zou het beter zijn ook daar de procedure wat lichter te maken. Een bedrijf zou een doelstelling op jaarbasis moeten kunnen vooropstellen, maar de werknemers daarvan al sneller de vruchten doen plukken, wat stimulerender werkt. Je zou bijvoorbeeld in een trimestriële betaling van een deel van de bonus kunnen voorzien. En het plafond mag best worden opgetrokken. Dan heb je twee innovatieve looninstrumenten naast elkaar.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content