Vrije Tribune

‘Als we vooral focussen op economische groei, riskeren we milieubescherming uit het oog te verliezen’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Milieuwetgeving en grote bouwprojecten zijn niet altijd gemakkelijk verzoenbaar. Hoe dat komt legt professor Bernard Vanheusden uit voor de Universiteit van Vlaanderen.

Bedreigen milieuwetten onze economie? Je zou het haast beginnen te geloven. Denken we maar aan grote projecten als de Oosterweelverbinding, het winkelcomplex Uplace, de recente uitbreiding van het transportbedrijf Essers, de Noordzuidverbinding in Limburg, uitbreidingen van de Antwerpse haven (zoals het Saefthingedok), en dergelijke meer. De twee grootste hinderpalen die bij dergelijke projecten steevast terugkomen zijn de verhoging van fijn stof en de impact op de natuur. Het wordt daarbij telkens duidelijk dat milieuwetgeving en grote bouwprojecten niet altijd gemakkelijk verzoenbaar zijn.

Als we vooral focussen op economische groei, riskeren we milieubescherming uit het oog te verliezen

Maar hoe komt dat nu? Van nature focussen we vooral op economische ontwikkeling en economische groei. En dan riskeren we andere factoren uit het oog te verliezen, zoals milieubescherming. Terwijl een gezond leefmilieu net een heel belangrijke basis vormt voor ons welzijn. Volgens het Europees Milieuagentschap, dat zorgt voor de wetenschappelijke onderbouw van het beleid van de Europese Unie (EU), vormen ecosystemen zelfs dé basis van alles en is heel onze economie maar mogelijk dankzij de ecosystemen.

Via milieuwetgeving proberen we te garanderen dat die andere mogelijke focussen, zoals milieubescherming, ook voldoende beschermd worden. En we hebben behoorlijk sterke milieuwetgeving hier in Vlaanderen, en bij uitbreiding in de EU. Dat start al met een grondwettelijk recht op een gezond leefmilieu, maar bestaat daarnaast nog uit heel veel gedetailleerde wetgeving.

En die wordt dan nogal eens als hinderlijk ervaren. En het is een feit dat heel wat grote bouwprojecten op dit ogenblik door milieuwetgeving geblokkeerd worden.

En dan rijst de vraag waarom? Wel, omdat het niet zo goed gesteld is met ons milieu. Als we eerst op Europees niveau kijken dan zien we dat het laatste omvattende State of the Environment Report van 2015 van het Europees Milieuagentschap een zeer verontrustend beeld schetst. Dat rapport geeft aan waaraan we ons mogen verwachten op 5 à 10 jaar tijd en op meer dan 20 jaar tijd. Het rapport analyseert dit voor tal van milieucomponenten (lucht, water, bodem, afval, klimaat, energie,…). Daar waar er tegen 2020-2025 nog enkele verbeterende trends verwacht worden (o.m. water- en luchtkwaliteit, afvalbeheer, industriële verontreiniging, energieverbruik, broeikasgasemissies), verwacht het Europees Milieuagentschap tegen 2035 geen enkele verbeterende trend meer, wel integendeel.

Als we dichter bij huis komen en binnen Vlaanderen even focussen op de twee typische thema’s die aan bod komen bij grote projecten, dan zien we in de eerste plaats wat fijn stof betreft een duidelijk verbeterende trend de laatste jaren (de luchtkwaliteit wordt dagdagelijks gemonitord en kan opgevolgd worden op de website www.irceline.be). Sinds enkele jaren zijn we ook eindelijk in overeenstemming met de Europese luchtkwaliteitswetgeving, die maximaal 35 dagen overschrijding per jaar van de fijnstofnorm toestaat. Mag dat een reden zijn voor gejuich? Jammer genoeg niet. De Wereldgezondheidsorganisatie stelt maximum 3 dagen overschrijding per jaar voorop, en daar zijn we nog zeer ver van verwijderd in quasi alle meetstations… Het heeft Greenpeace er in september toe gebracht om de Vlaamse Regering in gebreke te stellen wegens te vuile lucht.

Kijken we in de tweede plaats naar onze natuurgebieden, dan ziet de situatie er niet veel beter uit. Bijvoorbeeld onze belangrijkste natuurgebieden vormen samen het Natura 2000-netwerk. Welnu, van het Europese grondgebied is 18% Natura 2000-gebied. In Vlaanderen is dat slechts 12%. En uit een rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek van 2014 blijkt dan ook nog eens dat onze weinige natuur onder permanente druk staat. Onze ecosystemen worden overbevraagd voor bv. houtproductie, de regulatie van de lucht- en waterkwaliteit, de regulatie van het overstromingsrisico of de regulatie van het globaal klimaat.

Een sterk milieubeleid is dan geen overbodige luxe maar een absolute noodzaak.

Dus de situatie is nu eenmaal niet zo rooskleurig. En dan zorgt milieuwetgeving ervoor dat hetgeen dat ons rest toch sterk beschermd wordt. Daarom wordt bij grote projecten in de eerste plaats een ‘milieueffectbeoordeling’ oftewel MER (milieueffectrapport) verwacht, zijnde een studie waarin de milieueffecten van een geplande actie in kaart worden gebracht (impact op lucht, water, bodem, afval, mobiliteit, natuur,…). Het doel is om na te gaan of er aanzienlijke effecten gaan zijn. Er wordt ook gekeken naar de alternatieven. We moeten dit doen, want het wordt ons rechtstreeks vanuit de EU opgedragen.

Er bestaan hieromtrent twee Europese richtlijnen, namelijk een voor plannen (bv. voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, die de bestemming en inrichting van een gebied vastleggen) en een voor projecten (bv. grote infrastructuurprojecten, industrieterreinontwikkeling, luchthavens,…). De MER’s op basis van deze wetgeving worden opgesteld door onafhankelijke erkende deskundigen (veelal milieuconsultants). De resultaten van een MER zijn niet bindend. Het is een document dat de overheid moet helpen/sturen in haar beslissingsproces. Uiteraard, als ze ervan afwijkt, zal ze dat wel serieus moeten motiveren.

Specifiek voor de Natura 2000-gebieden is er in een extra bescherming voorzien. Er mogen namelijk normaal geen betekenisvolle effecten zijn (meetbare en aantoonbare gevolgen). Hierop is enkel een uitzondering mogelijk, wanneer (cumulatief):

  • Er geen minder belastende alternatieven zijn
  • Er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn
  • Er compenserende maatregelen worden getroffen

Burgers en milieuverenigingen zijn zich maar al te goed bewust van het bestaan van deze beschermingswetgeving en dwingen die rechten ook meer en meer juridisch af. Dat leidt dan soms tot de schijnbaar paradoxale situatie dat één burger een megaproject kan tegenhouden, ook al zijn er misschien duizenden mensen net voorstander van dat project (o.w.v. meer jobs, betere mobiliteit,…). Maar dat is de situatie. Het recht houdt geen rekening met de ‘grote getallen’.

En we kunnen de Europese wetgeving ook niet zomaar naast ons neerleggen. Anders riskeren we namelijk veroordeeld te worden door het Europees Hof van Justitie. Dat kan zelfs leiden tot een geldboete. België heeft dat al één keer mogen ervaren, in het kader van onze opvang en zuivering van stedelijk afvalwater met als resultaat en boete van 10 miljoen euro.

De bescherming van het milieu heeft dus zeker niet als doel om economische ontwikkeling en groei tegen te gaan, en er zijn ook heel wat goede voorbeelden van projecten waar milieubescherming en economische ontwikkeling hand in hand gaan (dagdagelijks worden vergunningen afgeleverd voor projecten waar ze samen kunnen), maar anderzijds vormt een gezond leefmilieu wel de basis van ons bestaan en dus ook van onze economie. En het leefmilieu staat sterk onder druk. Een sterk milieubeleid is dan ook geen overbodige luxe, integendeel, een absolute noodzaak.

Bernard Vanheusden is hoofddocent aan de Faculteit Rechten van de UHasselt.

Partner Content