Vlaanderen doet het niet beter dan Wallonië: acht verrassende feiten over de ambtenarij
België, het land van een groot en almaar groeiend overheidsapparaat. En Vlaanderen, het gewest dat het beter doet met minder ambtenaren. Twee clichés die veel nuance verdienen, leert een nieuwe studie. Acht opmerkelijke feiten.
De denktank Itinera en het onderzoeksinstituut Lidam van de UCL brachten het overheidsapparaat van de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen, en de lokale overheden in kaart. De studie levert een schat aan inzichten op die tot nu onder de radar zijn gebleven. (Bekijk hieronder de toelichting van Marc De Vos in de studio van Kanaal Z en lees verder onder de video)
Feit 1. Aantal overheidsbanen stijgt trager dan aantal privébanen
België heeft de reputatie een land te zijn met een relatief hoge publieke tewerkstelling. Het aantal banen bij de overheidsdiensten en -bedrijven, het onderwijs en de gesubsidieerde non-profitsector is tussen 2015 en 2023 gestegen met 8,6 procent, blijkt uit de berekeningen van Itinera en Lidam. Dat is minder dan in de private sector, waar het aantal banen met 10 procent toenam. In diezelfde periode is het aantal zelfstandigen met 20 procent aangegroeid.
Die cijfers gaan in tegen recente berichten dat de jobgroei in de privésector is stilgevallen, terwijl de voorbije maanden 18.000 banen extra zijn gecreëerd in de overheidssector. Dat blijkt uit een rapport van het Planbureau, dat in september verscheen. Het versterkt de perceptie dat België een land is met een hoge overheidstewerkstelling en dat daar geen verandering in komt. Dat baart een aantal economen zorgen, want de creatie van banen in de privésector vormt de basis van economische groei en welvaartstoename.
“Maar het Planbureau kijkt terug op een korte periode, die gevoelig is voor conjuncturele schommelingen”, waarschuwt Jean Hindriks van Itinera, samen met Alexandre Lamfalussy de auteur van de studie. “Wij kijken naar de structurele evoluties op de langere termijn: tussen 2015 en 2023. Er is nog een element. In tegenstelling tot de Nationale Bank en het Planbureau, die de publieke tewerkstelling meten in eenheden of personen, telt Itinera in voltijdsequivalenten of vte’s. Dat lijkt aangewezen, gezien het relatieve belang van deeltijds werk in de openbare sector, vooral in het onderwijs. Volgens Statbel is 60 procent van de banen in de publieke sector deeltijds, tegenover 45 procent van de banen in de privésector. Het zou kunnen dat de toename in de cijfers van het Planbureau wijst op een stijging van deeltijds werk in de publieke sector.”
Feit 2. Vooral meer banen in onderwijs en gezondheidszorg
Een andere opvallende vaststelling is dat die stijging van 8,6 procent grote verschillen verbergt. De tewerkstelling in de onderwijssector is met 11 procent gegroeid, in de sector gezondheidszorg en sociale actie met 15 procent, terwijl het aantal banen in de rest van de publieke administratie slechts met 1 procent is toegenomen.
Je mag je niet van doel vergissen. Het is niet zo dat er te veel Waalse ambtenaren zijn in vergelijking met Vlaanderen. Er is gewoon te weinig Waalse private tewerkstelling
Jean Hindriks,
Itinera
In totale aantallen gaat het in België om 962.831 banen in strikte zin (ambtenaren, onderwijzend personeel) en 419.844 jobs in de gezondheidszorg en sociale actie. Opgeteld komen we in België op een totaal van 1.382.675 overheidsbanen, als vte’s berekend. Marc De Vos, co-CEO van Itinera: “De structurele drijver van de niet-private tewerkstelling zit in onderwijs en zorg. Wat de vraag doet rijzen: is dat betaalbaar?”
Geen overbodige vraag, als we andere cijfers uit de Itinera-studie onder de loep nemen. We geven per inwoner 6.718 euro meer uit aan de Belgische overheidsadministratie dan het EU27-gemiddelde. In het bijzonder besteden we 1.697 euro meer per inwoner dan Frankrijk, 2.194 euro meer per inwoner dan Nederland, 3.072 euro meer per inwoner dan Duitsland en 5.092 euro meer per inwoner dan Italië.
Feit 3. In het onderwijsbudget zijn besparingen mogelijk
Tijdens de regeringsformaties werd en wordt wel gepraat over het afbouwen van het overheidsapparaat. De paradox is dat de overheidstewerkstelling vooral gestegen is in sectoren die met grote personeelstekorten kampen: gezondheidszorg en onderwijs. Kan daar dan nog op personeel bespaard worden?
In het onderwijs ziet Jean Hindriks mogelijkheden: “Ten eerste is grosso modo 10 procent van het personeel er niet aan de slag. Daarmee bedoel ik mensen die officieel in het onderwijs werken, maar bijvoorbeeld werken op een ministerieel kabinet, of verlof hebben voor verminderde prestaties vanaf 55 jaar. Daar mag je de vervroegd gepensioneerden bijtellen. Die vallen allemaal onder het budget van onderwijs, maar geven geen les meer. Er zitten ook mensen tussen die niet meer over de nodige competenties beschikken. Ik hoorde het verhaal van iemand die jarenlang naailes of dactylocursussen gegeven heeft, maar niet opgeleid is voor een andere functie in het onderwijs. Moeten die onder het budget onderwijs blijven ressorteren? Ten tweede zie ik een vergrijzing bij de overheidsdiensten. Veel leerkrachten gaan de komende jaren met pensioen en hebben een loon dat een stuk hoger is. Als je die vervangt door een jongere, is dat een besparing, zeker gezien de loonbarema’s in het onderwijs. Bij eenzelfde aantal vte’s zal de totale loonmassa dus dalen. 80 procent van de onderwijsuitgaven zijn tenslotte lonen.”
Feit 4. In de zorgsector is dat moeilijker
Hindriks en De Vos zien een vergelijkbare evolutie in de zorgsector, al ligt het daar wat moeilijker, omdat de uitgaven er sowieso zullen stijgen door de vergrijzing. “Ik merk een aantal paradoxen”, zegt Marc De Vos. “De nieuwe Vlaamse regering gooit meer geld naar de zorg en wil de wachtlijsten verkleinen. Betekent dat meer personeel, terwijl de tewerkstelling in die sector al is toegenomen? Maar ga je daarvoor de mensen vinden?”
Feit 5. Een op de drie werkt in het onderwijs
De overheidstewerkstelling is verdeeld over verschillende niveaus, het gevolg van decennia van staatshervormingen. De berekeningen van Itinera leren dat 19,1 procent van de overheidstewerkstelling in strikte zin (dus zonder de non-profit) zich op federaal niveau situeert (182.285 vte’s), 48,1 procent bij de gemeenschappen en de gewesten (463.434) en 29,6 procent bij de gemeenten (284.737). De hoge cijfers bij de regionale overheden zijn te verklaren door het onderwijzend personeel. Leerkrachten vertegenwoordigen driekwart van de ambtenaren in de gewesten en de gemeenschappen, die zelf de helft van alle ambtenaren tewerkstellen. Een op de drie ambtenaren werkt dus in het onderwijs.
Feit 6. Grote verschillen tussen de gewesten en gemeenschappen
Tussen 2017 en 2022 daalde het aantal federale ambtenaren met 2,8 procent. In de gemeenschappen en de gewesten is de tewerkstelling in diezelfde periode met 6,8 procent toegenomen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het aantal ambtenaren gestegen met 21,7 procent, in het Waals Gewest met 9,1 procent, in het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap met 8,8 procent en in de Franse Gemeenschap met 5,3 procent. Studies hebben meermaals aangetoond dat het aandeel van de overheidstewerkstelling in het totale aantal banen in Wallonië en Brussel aanzienlijk hoger is dan in Vlaanderen. De Itinera-studie bevestigt dat.
De Vlaamse overheid is niet per definitie efficiënter of productiever dan de Waalse. Misschien is ze zelfs minder efficiënt
Marc De Vos,
Itinera
Op Belgisch niveau vertegenwoordigen overheidsbanen in strikte zin 22 procent van de totale werkgelegenheid. In Vlaanderen is dat 17,34 procent. Er is weinig verschil tussen de Vlaamse provincies. In Wallonië werkt 27 procent van de werknemers in de publieke sector. De uitzondering is Waals-Brabant, met 18 procent, vergelijkbaar met de Vlaamse provincies. Het aandeel van overheidsbanen is dan weer hoog in de provincies Henegouwen (27%), Luik (28%), Namen (29,8%) en Luxemburg (31,7%). In Brussel wordt het hoge aandeel van de publieke tewerkstelling (33%) verklaard door de aanwezigheid van federale openbare instellingen (federale overheidsdiensten, Rijksdienst voor Sociale Zekerheid enzovoort) en het hoge aantal Vlaamse en Waalse pendelaars in de Brusselse openbare besturen (zie kaart hieronder).
Feit 7. Maar: Wallonië heeft niet te veel ambtenaren, wel te weinig privébanen
“Het is belangrijk die cijfers correct te interpreteren”, waarschuwt Jean Hindriks, “Je moet rekening houden met zowel de teller als de noemer in de breuk publieke tewerkstelling versus het totale aantal jobs. Een hoger aandeel van de publieke tewerkstelling in een provincie kan zowel een hoog niveau van publieke tewerkstelling aantonen via de teller, als een laag algemeen werkgelegenheidsniveau via de noemer. Daarom is er geen significante overbezetting van de publieke tewerkstelling aan Franstalige zijde in vergelijking met Vlaanderen. De regionale verschillen in het aandeel van de publieke tewerkstelling weerspiegelen in feite de lage totale tewerkstellingsgraad in Wallonië en Brussel, de noemer dus.”
Daarom is het volgens Hindriks beter te kijken naar de zogenoemde dichtheid van de openbare tewerkstelling. De dichtheid is het aantal overheidsbanen per honderd inwoners en fluctueert minder. In 2022 zijn er 11,1 overheidsbanen in brede zin per honderd inwoners in Wallonië, tegenover 10,4 in Vlaanderen en 7,7 in Brussel (zie grafiek hieronder).
“De Vlaams-Waalse verschillen vallen dus mee. Dat is toch een nuance op het politieke discours dat we horen”, benadrukt Hindriks. “Je mag je niet van doel vergissen. Het is niet zo dat er te veel Waalse ambtenaren zijn in vergelijking met Vlaanderen. Er is wél te weinig Waalse private tewerkstelling. Wat niet belet dat het een goede zaak is dat de volgende Waalse regering het met minder ambtenaren wil doen, zeker gezien de slechte budgettaire toestand daar.”
De Vos: “Volgens mij is dat voor Vlaanderen de belangrijkste conclusie van deze studie. Onze stelling dat Vlaanderen voor overheidstewerkstelling beter scoort, of – anders gezegd – relatief minder ambtenaren heeft dan de andere gewesten, is verbonden aan de Vlaamse private economie, die beter presteert en dus meer banen genereert. Onze overheid is niet per definitie efficiënter of productiever dan de Waalse. En dan zou je nog moeten verrekenen dat wij hier al een reeks fusies van gemeenten hebben gedaan en Wallonië slechts één. Misschien zijn we zelfs minder efficiënt.”
Feit 8. Gemeentefusies kunnen veel oplossen
Op het niveau van de lokale overheden is er wel een grote regionale ongelijkheid in de dichtheid van overheidsbanen, met 7,9 voltijdse equivalenten per duizend inwoners in Vlaanderen tegenover 11,2 in Wallonië en 13,8 in Brussel. De Brusselse ‘administratieve dichtheid’ is dus bijna het dubbele van de Vlaamse. Dat cijfer kan worden gebruikt in het debat over de fusies van de negentien Brusselse gemeenten (zie grafiek hieronder).
Een fusie van twee gemeenten van 20.000 inwoners levert 200.000 euro per 1.000 inwoners aan efficiëntiewinsten op. In totaal komen we zo aan miljoenenbesparingen
Jean Hindriks,
Itinera
Itinera berekende bovendien dat de tewerkstelling in voltijdsequivalenten op lokaal niveau tussen 2017 en 2022 met 4,3 procent is gestegen. Als we in rekening nemen dat de lokale overheden een derde van de overheidsbanen vertegenwoordigen, dan lijken besparingen daar voor de hand te liggen. Alleen zien veel lokale politici dat niet zitten. Als men bij burgemeesters daarover begint, dan wijzen die erop dat de lokale overheden er de voorbije jaren een pak veiligheidstaken bij hebben gekregen. Bovendien moeten ze extra investeren in digitalisering. Ook dat vergt personeel.
Toch is Jean Hindriks ervan overtuigd dat daar nog marge is voor efficiëntiewinsten en besparingen: “Fragmentatie is het probleem. Men steekt te veel banen in te kleine structuren. Een herstructurering en een integratie van de lokale administraties bieden interessante schaalvoordelen. Ik zeg fusie van gemeenten én integratie binnen het bestaande niveau. Dat laatste is het samengaan van gemeenten en OCMW’s. In Wallonië wil men het Vlaamse plan van 2019 volgen. Dat is beter dan een nieuwe structuur in het leven te roepen boven het lokale niveau, wat extra personeel betekent en de beslissingsketen bemoeilijkt.”
Voor Hindriks zijn meer gemeentefusies dus onvermijdelijk. Hij berekende dat het ideale bewonersaantal van een gemeente 20.000 is. “In Vlaanderen zitten we aan gemiddeld 22.000-23.000 inwoners per gemeente. In Wallonië is dat 13.000”, zegt hij. “Maar ook Vlaanderen kan beter, als ik de vergelijking maak met Nederland, waar het gemiddelde aantal inwoners per gemeente 44.000 is. Bij onze noorderburen zijn enorm veel schaalvoordelen gerealiseerd zonder dat de kwaliteit van de diensten achteruitgaat. We hebben bij Itinera berekend dat een fusie van twee gemeenten met minder dan 20.000 inwoners 200.000 euro per 1.000 inwoners aan efficiëntiewinsten oplevert. In totaal komen we zo aan miljoenenbesparingen. Een overname van de schuld van de regionale overheid bij een fusie levert 500.000 euro per 1.000 inwoners op. Ik hoor dat de kleine gemeenten bang zijn dat ze hun pensioenkosten niet meer zullen kunnen betalen. Wel, door te fuseren zijn die gemakkelijker te beheersen.”
Trends op Instagram
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier