Luxemburgers rijden het verst

De olieprijzen geven een nieuwe betekenis aan het begrip rekeningrijden. Maar hoe zit het met de belastingen op brandstoffen?

De stijgende olieprijzen gooien roet in het eten. Niet alleen zetten de hogere kosten de Franse vissers aan om de havens te blokkeren, ook komen regeringen onder druk om geen nieuwe maatregelen te nemen die het energieverbruik zwaarder belasten. Het scenario zat nochtans goed in mekaar: voer een milieubelasting of CO2-taks in om het energieverbruik af te remmen. Vergroot zo de kans om de Kyoto-norm voor broeikasgassen te halen en gebruik de inkomsten om de patronale bijdragen te verminderen: de werkgelegenheid vaart er wel bij.

Milieubelasting.

De Fransen gebruiken hun ‘belasting op vervuilende activiteiten’ om de vermindering van de sociale lasten op de laagste lonen en de uitbreiding van de 35-urige werkweek te financieren. Vanaf 2001 willen ze een CO2-heffing invoeren voor de bedrijven.

Zweden doet iets gelijkaardigs. Daar wil de overheid de belasting op elektriciteit uit kerncentrales opdrijven om training van jongeren te financieren en om de energiekosten voor de landbouwbedrijven te verlagen.

In Groot-Brittannië komt er vanaf april 2001 een ‘heffing op de klimaatverandering’, die voor het grootste deel zal terugvloeien naar de bedrijven onder de vorm van lagere sociale bijdragen.

In Duitsland geniet de industrie drie jaar lang een vermindering van 80% op de energietaks.

Italië heeft vanwege de inflatiedruk de in 1999 ingevoerde CO2-belasting op motorbrandstof verminderd en wilde deze weer invoeren als de prijzen van de ruwe olie zouden dalen.

Spanje is even gevoelig voor het inflatieargument en staat daarom al jaren op de rem voor de invoering van een Europese minimumenergiebelasting.

Europees voorstel.

Als het voorstel van de vorige EU-commissaris voor Belastingen Mario Monti – een minimumbelasting van 20 frank per liter benzine en 16 frank per liter diesel – van toepassing zou zijn, dan moeten zeven van de vijftien lidstaten hun benzineprijzen optrekken en dertien lidstaten die van diesel, want alleen Groot-Brittannië en Italië zitten boven het minimum. Deze gegevens staan in een studie over het gewijzigde gebruik van milieubelastingen in de Europese Unie tussen januari 1997 en juni 2000, uitgevoerd door het Forum for the Future in opdracht van het Directoraat-Generaal Milieu van de Europese Commissie.

De toestand kan sinds juni nog wat veranderd zijn, maar de conclusies blijven overeind.

Hoewel er de jongste vier jaar veel meer over milieu en belastingen gepraat wordt, is er weinig veranderd. De noordelijke lidstaten, die al een hoge energiebelasting hadden, hebben ook de meeste nieuwe initiatieven voor nieuwe heffingen genomen. De zuiderse landen hebben geen moeite gedaan om ze bij te benen. Wel stelt de studie vast dat in de meeste lidstaten de nieuwe belasting gecompenseerd wordt door een verlaging van andere lasten of bijdragen.

Motorbrandstof.

De belasting op motorbrandstoffen is nog altijd het hoogst in Groot-Brittannië. Het is dus heel begrijpelijk dat er zoveel rechtsbestuurde vrachtwagens in België worden geregistreerd die hier hun portie (1200 tot 1500 liter) diesel tanken en vervolgens het Kanaal weer oversteken om ginds een week rond te rijden. Die hoge prijzen hebben uiteraard te maken met de sterke opwaardering van het pond, wat tevens een sterk matigend effect heeft op het dollareffect van de recente olieprijs, maar vooral op de regeringspolitiek. De Conservatieven hadden in 1993 beslist dat de prijzen aan de pomp met 3% boven de inflatie zouden stijgen. Dat kwam neer op 5% gemiddeld per jaar. Labour vond dat ze beter moesten kunnen en verdubbelden tot 6% boven inflatie. Dat wilden ze volhouden tot in 2002, maar in november 1999 werd bakzeil gehaald en hielden ze het op 3,4%, in lijn met de inflatie.

Tenslotte voorzag men toen al dat er hoogstwaarschijnlijk algemene verkiezingen stonden aan te komen in 2001 en dan doe je geen al te gekke dingen.

Volgens de studie van Forum of the Future zijn de belastingtarieven voor motorbrandstoffen in een aantal lidstaten – waaronder België, Oostenrijk, Italië en Spanje – tussen 1997 en 2000 nauwelijks of niet gestegen. In Duitsland, Denemarken en Nederland stijgen de tarieven met ruim 10% voor benzine, maar Groot-Brittannië spant de kroon met een toename van 43,7%. In de toptien van hoogste belastingen wordt Engeland gevolgd door Noorwegen, Nederland en Frankrijk. België houdt een stevige middenmaat. De fiscus is het vriendelijkst in Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en natuurlijk Luxemburg. In het groothertogdom bedraagt de heffing de helft minder dan die van Groot-Brittannië. Rekening houdend met de koopkracht is loodvrije benzine het duurst voor de Hongaren, de Tsjechen en de Portugezen.

De Luxemburgers kunnen het verst rijden met hun inkomen, achternagezeten door de Ieren.

Stookolie.

De heffingen op zware stookolie voor de industrie vertonen zo mogelijk nog grotere verschillen tussen de lidstaten. In de jongste vier jaar stegen die met 96,4% in Nederland en daalden met 66,9% in België. Het is echter onmogelijk landelijke vergelijkingen te maken omdat er zoveel uitzonderingen zijn op de algemene regel, afhankelijk van de bedrijfstak.

Europese brandstofprijzen blijven een utopie, alleen worden bij de invoering van de euro de verschillen duidelijker. Dat maakt het makkelijker om, als u op reis gaat, te weten aan welke kant van de grens u moet tanken.

huib crauwels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content