Loopjongen wordt olieminister
Eind november weten we of de olie ook deze winter goedkoop blijft. Dan vindt de eerstvolgende OPEC-meeting plaats. Sleutelfiguur van de invloedrijke club is de Saoedische technocraat Ali al-Naimi.
Met prijzen onder de 80 dollar per vat ruwe olie — de laagste in vier jaar — gaat de begroting van Saoedi-Arabië zonder twijfel in het rood. Niet dat de Saoedische staatsschuld nu de pan zal uitrijzen; die bedraagt nauwelijks enkele procenten van het bruto binnenlands product. Maar in de hoofdstad Riyad groeit wel enige bezorgdheid over de dalende olieprijs.
De rijke oliestaat ziet zich de jongste jaren geregeld geconfronteerd met factoren die de olieprijs onder druk zetten, denk aan de opkomst van schalieolie en een dalende vraag uit Azië. Allemaal factoren waar ook de elf andere leden van de Organisatie van Olie-Exporterende Landen (OPEC) last van hebben.
Prijzenpokeraar
Telkens counteren de OPEC-landen, met Saoedi-Arabië op kop, zo’n prijsdaling met een productiebeperking. Waarna de prijs stabiliseert. De belangrijkste figuur in dat stukje theater is zonder twijfel de Saoedische minister van Olie. De 79-jarige Ali al-Naimi is zowat uitgegroeid tot de centrale bankier van de olie-industrie. Zijn woord is niet meteen wet, maar heeft wel de allure van een orakel voor economen en conjunctuurprofeten.
Omdat zijn officiële reactie op de recente prijsdalingen de jongste weken uitbleef, namen de speculaties over nieuwe prijsdruk toe. De logica was: Saoedi-Arabië houdt liever een laag prijsniveau aan omdat de productie van schalieolie dan niet langer rendabel is. Of omdat het zo de competitie uit landen als Rusland en Iran, die een hogere prijs nodig hebben om hun overheidsfinanciën gezond te maken, moeilijker te maken.
De lage prijs zou met andere woorden de invloedrijke positie van de oliestaat op de wereldmarkt beschermen. Vorige week verzekerde Ali al-Naimi echter dat Saoedi-Arabië, nog altijd de belangrijkste olie-exporteur in de wereld, niet aanstuurt op een prijzenoorlog.
Arabische technocraat
“We werken met andere producenten aan stabiele prijzen. Dat is in het belang van producenten, consumenten en de industrie”, benadrukte al-Naimi vorige week aan Reuters. Daarmee probeert hij als een volleerde diplomaat de markt tot rust te brengen. In al-Naimi’s opvatting is de olieprijs immers geen politiek instrument, maar een kwestie van marktwerking.
De 79-jarige minister van Olie hoort niet tot de koninklijke familie die Saoedi-Arabië regeert. Toch geldt de technocraat als een van de machtigste figuren van de golfstaat. Hij begon zijn carrière als 12-jarige loopjongen bij Aramco, maar kreeg al snel de kans om te studeren. Eerst in Beiroet aan het International College en daarna in de Verenigde Staten, waar hij onder andere aan de prestigieuze Stanford University een diploma Economische Geologie behaalde. Na een jarenlange carrière bij Aramco, werd hij in 1983 CEO van het genationaliseerde oliebedrijf. Ruim een decennium later volgde hij Hisham Nazer op als minister van Olie en Mineralen.
Al-Naimi streeft er sindsdien naar om de economische afhankelijkheid van ruwe olie te verminderen. Saoedi-Arabië investeert in nieuwe raffinaderijen, zodat het land de afgeleide producten als benzine, diesel en kerosine kan exporteren. “Wij willen maximaal profiteren van onze grondstoffen”, zei al-Naimi tijdens een bezoek aan het Clingendael Instituut in Nederland eerder dit jaar.
Binnenlandse druk
In 2010 vroeg de Saoedische koning Abdullah officieel aan al-Naimi om op zoek te gaan naar een opvolger. Vreemd genoeg lijkt elke crisis die de wereldeconomie treft, hem nog wat langer in het zadel te houden. Volgens het Amerikaanse zakenblad Forbes hoort hij nog altijd bij de vijftig machtigste mensen ter wereld.
De interne kritiek op de minister van Olie neemt echter toe. Prins Al-Waleed bin Talal al-Saoed, een Saoedische miljardair en investeerder, uitte onlangs in een open brief aan al-Naimi zijn ongerustheid over de impact van ineenstortende olieprijzen op de economie van de Golfstaat. Want Saoedi-Arabië is nog altijd voor 90 procent afhankelijk van de inkomsten uit olie-export.
Of de oude rot in het olievak daardoor van zijn stuk te brengen is, valt nog te bezien. “Onze oliepolitiek is al enkele decennia dezelfde”, zei hij in een reactie op het lage prijsniveau. “We zijn niet van plan die nu te veranderen in een politiek spel. Voor ons is olie een kwestie van vraag en aanbod.”
ROELAND BYL, ILLUSTRATIE DAAN ROSSEELS
Het woord van Ali al-Naimi is niet meteen wet, maar heeft wel de allure van een orakel voor economen en conjunctuurprofeten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier