Lissabon begint… in de luier
De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), een denktank die de Nederlandse regering moet adviseren over de grote maatschappelijke problemen.
Terwijl hij de zweetlucht van de Amerikanen kon ruiken, bleef de Irakese minister van informatie onverstoorbaar beweren dat de overwinning nabij was. Onverstoorbaarheid in het oog van de orkaan heeft iets komisch. Het ontkennen van de werkelijkheid en het ventileren van overdreven verwachtingen heeft iets lacherigs.
De verklaring van Lissabon, waarin wordt gesteld dat de Europese economie in 2010 de meest creatieve en concurrerende van de wereld moet worden, is zo onwerkelijk dat ze leuk wordt. Hier wordt, net zoals in Irak, een overwinning geclaimd terwijl de fundamenten onder het huis worden weggeschoten. Europa is sinds het onbesuisde voornemen van Lissabon geen meter opgeschoten. Elke dag wordt de afstand tussen de creativiteit van de Europese en de Amerikaanse economie alleen maar groter.
Broden en vissen. Er zijn allerlei redenen waarom Europa achterblijft op Amerika, maar een hele belangrijke is het achterblijven van investeringen in kennis. Kennis leidt tot nieuwe producten, betere organisaties en hogere productiviteit. Kennis werkt in de economie zoals de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de broden en de vissen. Kennis wordt uit kennis geboren. Een kenniseconomie is een zichzelf vernieuwende economie.
Kennis staat opgeschreven in boeken, maar de meeste nuttige vorm zit in mensen. Creatie en exploitatie van kennis is afhankelijk van slimme mensen. Als Europa de meest creatieve en dynamische economie wil worden, dan moet het investeren in zijn burgers, investeren in menselijk kapitaal. Menselijk kapitaal is de voorraad kennis en kundigheden die een mens meedraagt. Dat kapitaal wordt groter door het volgen van onderwijs of van bedrijfscursussen, door het bijscholen van werklozen en zelfs door het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk. Dat zijn allemaal investeringen in menselijk kapitaal. In het menselijk kapitaal van iemand wordt niet alleen door hemzelf geïnvesteerd maar ook door zijn ouders (uit liefde en ambitie), door zijn werkgever (in de hoop op meer productiviteit) en door de overheid (omdat de samenleving er beter van wordt).
Investeren in menselijk kapitaal betekent dat we nu kosten maken (studiegeld, boeken, gederfd inkomen) om daar later wat voor terug te krijgen. Mensen gaan nu naar de universiteit en profiteren daar later van in de vorm van hogere lonen, betere arbeidsvoorwaarden en betere banen. We moeten zoveel mogelijk in onszelf investeren. Onderwijs, training on the job, bijspijkercursussen: het is allemaal onmisbaar.
Maar wat we vaak vergeten, is dat investeren niet vroeg genoeg kan beginnen. Bij de kleuters. Een investering brengt meer op naarmate er meer jaren zijn dat de kosten kunnen worden terugverdiend. Dat betekent dat het profijtelijker is om zo jong mogelijk te beginnen. Het rendement op investeringen in kleuters is groter dan het rendement op investeringen in academici. De kosten zijn lager en de terugverdienperiode is langer. Het rendement op leren lezen en schrijven is hoger dan het rendement op leren lassen.
Maar er is nog meer aan de hand. Kennis bouwt op kennis. We moeten eerst leren schrijven voor we in Nature kunnen publiceren; we moeten eerst leren rekenen voor we de omwenteling van de maan om de aarde kunnen berekenen. In die zin verdient onze allereerste kennis zich meerdere malen terug.
Puppyscholen. Als we het over kennis hebben, dan bedoelen we daar meestal cognitieve kennis mee. Het leren van feitelijkheden. Het uit je hoofd leren van de tafels van vermenigvuldiging is cognitieve kennis. Dat is zonder meer belangrijk, maar niet genoeg.
Steeds meer gewicht in de samenleving krijgen de niet-cognitieve vaardigheden. Niet-cognitieve vaardigheden zijn bijvoorbeeld sociale, communicatieve en creatieve vaardigheden, gedrevenheid en ambitie, zelfvertrouwen. Alleen maar cognitieve vaardigheden (het wereldvreemde genie) of alleen maar niet-cognitieve vaardigheden (de gladde verkoper) zijn niet slecht, maar het kan beter.
Heel sterk is de mens met een combinatie van cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden. Succesvolle personen zijn per definitie veelzijdig. Het aanleren of aankweken van niet-cognitieve vaardigheden is het meest efficiënt op jonge leeftijd. Jonge kinderen zijn nog plooibaar. Tegenwoordig rijzen de puppyscholen uit de grond. Dat zijn scholen waar jonge hondjes worden gesocialiseerd. Je kan makkelijker een puppy laten wennen aan voorbijlopende joggers dan een oudere hond terugfluiten die nu nog achter voorbijflitsende scheenbenen gaat. Iets dergelijks, maar dan op hoger niveau, geldt voor onze kinderen.
De uitvoering van de verklaring van Lissabon begint bij het meer en beter investeren in onze kleuters, kinderen en pubers. Wat betekent dat in de praktijk? Dat betekent dat het goed economisch beleid is om relatief veel aandacht te besteden aan het kleuteronderwijs en het basisonderwijs. Vaak wordt al op zeer jonge leeftijd een scheidingslijn getrokken tussen wie wel en wie niet meekan. Achterstand die hier wordt opgelopen, wordt bijna nooit meer goedgemaakt. Dat moeten we voorkomen. Jonge kinderen van achtergebleven gezinnen kunnen hier nog worden opgevangen. Beginnen met het aanleren van cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden op heel jonge leeftijd legt de basis die uiteindelijk leidt tot een creatieve samenleving. Lissabon begint al in de luier.
Jules Theeuwes
Investeren in kleuters is rendabeler dan investeren in academici. De kosten zijn lager en de terugverdienperiode is langer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier