Liever een Porsche dan InBevaandelen
De eventuele overname van Anheuser-Busch impliceert een kapitaalverhoging bij wereldbrouwer InBev. Zullen de Belgische families van Stichting InBev op de operatie intekenen?
Na weken van kreten en gefluister slaakte menig InBevwaarnemer vorige week woensdagnacht een zucht van verlichting. Om 23.52 uur floepte het persbericht in de mailbox over een bod van InBev op Anheuser-Busch. Ook de Belgische familiale referentieaandeelhouders konden de volgende ochtend het bericht bij het ontbijt lezen.
Een deel van de totale overnameprijs van 47,5 miljard dollar (30,9 miljard euro) wordt gefinancierd via de uitgifte van nieuwe aandelen. Dat is het door InBev gedroomde scenario, namelijk een bod van 65 dollar per aandeel. Stel dat door de biedstrijd de prijs oploopt tot 70 dollar voor een aandeel van Anheuser-Busch, dan zal de overnamesom zowat 50 miljard dollar (32,33 miljard euro) bedragen. De Amerikaanse brouwer zal er allicht alles aan doen om de prijs op te drijven. Vandaar ook het toenaderingsmanoeuvre tot de Mexicaanse marktleider Grupo Modelo. “Een aandelenuitgifte is de duurste manier van financiering”, waarschuwde Felipe Dutra, de CFO van InBev, vorige week tijdens een analistenmeeting.
Bij een hoger bod zal een groot deel van het extra geld via een aandelenuitgifte komen. En dat zullen de Belgen en de Brazilianen, die twee derde van het maatschappelijke kapitaal bezitten, in de portemonnee voelen. Het intekenbedrag voor de referentieaandeelhouders zou dan kunnen oplopen tot 2,2 miljard euro. Voor de Belgen, die circa 60 % van het referentiebelang bezitten, zou dat een bedrag impliceren van 1,4 miljard euro.
Meedoen aan de kapitaalverhoging is psychologisch cruciaal. Zeven patrimoniale vennootschappen hebben vandaag weliswaar een comfortabele meerderheid van circa 63 %. Maar het controlevehikel Stichting InBev, dat vandaag circa 52 % van de 615 miljoen aandelen bezit, zou onder de drempel van 50 % zakken als het niet intekent op de kapitaalverhoging. Het is de Stichting InBev die acht van de twaalf bestuurders van InBev afvaardigt, en dus instaat voor alle cruciale beslissingen.
Maar zullen de referentieaandeelhouders mee intekenen? Met andere woorden, willen de Belgische familiale aandeelhouders de overname van Anheuser-Busch mee financieren? Die vraag is nog niet uitgeklaard, blijkt uit een korte rondvraag van Trends. “Hoe zullen we het geld bijeenharken?”, was een van de vaak gehoorde opmerkingen bij de Belgen.
Liever Porsche dan InBevaandelen
Het mag misschien verbazen, maar de Belgische InBevfamilies staan op nummer een in de Trends top 100 van rijkste families. De Belgen hebben hun aandelen echter slechts zeer gedeeltelijk te gelde kunnen maken. Bij de beursgang in december 2000 verzamelden de families 275,62 miljoen aandelen in de toenmalige Stichting Interbrew. Goed voor een meerderheidsbelang van twee derde in de brouwer. Maar de familiale top wou vermijden dat sommige aandeelhouders hun aandelen snel zouden verkopen. Daarom werd een sperperiode tot halfweg 2005 ingelast. De fusie met AmBev wijzigde dat plaatje enigszins. De nieuwe Stichting InBev werd in 2004 boven de doopvont gehouden. Daarin kwamen 141,7 miljoen aandelen van drie Braziliaanse financiers; 95,6 miljoen aandelen van de Belgische families verdwenen eruit. Die konden vanaf juli 2005 worden verkocht. Dat verklaart ook waarom de Belgische families de afgelopen jaren heel wat InBevaandelen verkochten. Het is uiteraard ook een verklaring voor de doorgedreven zorg voor creatie van aandeelhouderswaarde, sinds de fusie met AmBev. De aandelenkoers verdrievoudigde in drie jaar.
Diverse familiale aandeelhouders wilden eindelijk eens hun aandelen te gelde maken. Vooral de toenemende versnippering leidde tot Belgische verkoopdruk. Velen onder hen zijn aandeelhouders van de derde tot vijfde generatie. Het dividendenbeleid van de brouwer was tot voor kort steeds karig. Op papier waren de Belgen zeer rijk. Alleen konden ze hun aandelen niet verkopen. Bij wijze van boutade wilden ze hun oude Mercedes nu eindelijk wel eens inruilen voor een gloednieuwe Porsche.
Het leverde de voorbije jaren spectaculaire cijfers op. Sinds mei vorig jaar verkochten twee belangrijke familiale holdings voor 235 miljoen euro aan InBevaandelen. Toch hebben de Belgen hun aandelen niet massaal op de markt gegooid. Op basis van de jongste kennisgeving, die ondertussen alweer een jaar oud is, en de CBFA-cijfers over de aandelenverkoop, blijkt een verkoop van iets minder dan 32 miljoen familiale aandelen.
De kapitein blijft aan boord
Zullen de families, na de verkoopgolf van de voorbije drie jaar, opnieuw willen intekenen voor een kapitaalverhoging? Bij de vorige belangrijkste kapitaalrondes – de beursgang in 2000 en de fusie met AmBev – werd het eigen vermogen met extern kapitaal aangedikt.
Bij het ter perse gaan van dit artikel was het familiale financieringsvraagstuk nog niet uitgeklaard. De Belgische InBevfamilies zijn gegroepeerd in drie centrale takken rond de drie Belgische bestuurders: ridder Alexandre Van Damme, burggraaf Grégoire de Spoelberch en graaf Arnoud de Pret. De familiale takken zouden in de komende dagen de knoop doorhakken.
Drie Belgische referentieaandeelhouders hielden er tegenover Trends alvast de moed in. Psychologisch is er een grote bereidheid. Want er leeft toch wel trots over de brouwer, en zijn twintigjarige consolidatiestrijd. “We kunnen nu moeilijk het schip verlaten tijdens de vaart”, fluistert een referentieaandeelhouder. En toch blijven gemengde gevoelens latent aanwezig. Ook vandaag leeft dezelfde angst als bij de fusie met AmBev. Namelijk dat de Belgen veel geld zullen steken in een toch ongewis avontuur. Een prognose luidt dat sommigen zullen intekenen. Andere dan weer niet. (T)
Door Wolfgang Riepl
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier