Lieg tot je gelijk hebt

Een nieuwe roman van Umberto Eco betekent méér dan een literair evenement. In ‘Baudolino’ krijgt een beroepsleugenaar uit de twaalfde eeuw het woord.

Sinds zijn magistrale roman De naam van de roos, inmiddels al ruim 20 jaar oud, geniet de Italiaanse auteur Umberto Eco een status die hem boven alle kritiek verheven maakt. Zo’n toestand is niet alleen zalig voor hem, maar ook voor de boekhandels, die dezer dagen hun omzet ongetwijfeld fors zien stijgen met de vertaling van zijn vierde roman, Baudolino. Bij zijn vorige, Het eiland van de vorige dag (1994), kwamen er evenwel al dreigende barsten in het sterrenpantser van Eco. Die barsten zouden bij Baudolino wel eens kunnen uitdijen tot een breuk, waardoor hij door het plafond pal tot in de kelder ploft.

Tot dusver lazen we vooral beleefde, soms wat omzwachtelende, soms aarzelende en sporadisch ook schaamteloos juichende kritieken. Die welwillendheid kan de 69-jarige Eco niet te danken hebben aan zijn stilistische vernuft (want dat drijft in zijn nieuwe roman hoogst zelden naar boven), maar aan zijn renommee als hoogleraar semiotiek aan de universiteit van Bologna. Voor je een eerste letter leest, weet je dat de professor zijn vertelling doorspekt met vrijwel niet bij te houden dubbele bodems, geestige anachronismen en literaire knipogen. De semiotiek buigt zich immers over de tekensystemen en kleedt teksten niet alleen uit, maar vilt ze ook tot op het bot, waar vervolgens vlijtig verder het merg uitgezogen wordt. De verleiding is dan ook groot je te laten meeslepen door dat erudiete enthousiasme en ondertussen te vergeten dat de stijl mankt, de structuur met haken en ogen aaneenhangt en het verhaal meer gaten vertoont dan een oude bol Edammer.

Vertrouweling. Nochtans begint Baudolino veelbelovend. Geruime tijd volgen we het verbazingwekkend schalkse verhaal van de Noord-Italiaanse boerenzoon Baudolino in de twaalfde eeuw, die als tiener door een toeval in de gratie komt van keizer Frederik Barbarossa. Hij trekt met hem mee naar het keizerlijk hof, wordt volwassen aan de universiteit van Parijs en reist naar het weelderige Byzantijnse rijk.

Via Baudolino leren we zowel het dagelijkse leven als de grote historische gebeurtenissen van de late twaalfde eeuw kennen. In dat politieke kluwen vormt de Duitse keizer Frederik (beter gekend als Barbarossa) de krokodil in de rijke poel van het Heilige Roomse Rijk. Die krokodil hapt er naar alle waaghalzen die zich ook willen laven aan de weelde: de paus, de Turken en Byzantium zijn de voornaamste belagers.

Al gauw werkt de schrandere Baudolino zich op tot de enige echte vertrouweling van de keizer. Of maken we alleen kennis met een flinke brok geschiedenisvervalsing? Eco’s schelmse held blijkt immers een verstokte leugenaar, die tal van belangrijke historische gebeurtenissen op gang brengt. Hij liegt tot hij gelijk heeft. Het historische decor klopt, maar Baudolino haalt hoog in die realistische trapeze halsbrekende acrobatentoeren uit, zodat we op de duur niet meer weten waar de werkelijkheid eindigt en de fictie begint of vice versa.

Politiek paradijs. Het eerste deel is leuk, boeiend en ook nog gesaust in een whodunit. In het tweede deel wentelt Eco zich zozeer in zijn spel met leugen en waarheid, dat hij gewoon vergeet dat een roman een bepaald draagvlak nodig heeft. Vanzelfsprekend mag een literaire creatie veelstemmig zijn en hoeft de lezer alle betekenissen niet meteen op een gouden schaal aangeboden te krijgen, maar Eco vermeit zich te zeer in zijn scheppingsdrift en vergeet dat de lezer ook recht heeft op leesplezier. Nu lijkt het wel of Eco een auto geassembleerd heeft, waarvan de vier wielen elk naar een andere richting uitdraaien, waardoor het koetswerk finaal geen enkele kant meer uitkan.

Eco gaat zo uit de bol met Boschiaans surrealisme, gedrochten en fantasieën, dat hij de interessante aanzet totaal verkwanselt aan spielerei. Dat gedartel zal nu wel minutieus uitgevlooid worden, waardoor het intelligente discours extra in de verf gezet zal worden. Maar ondertussen heeft Eco wel zijn roman op uiterst knullige wijze verprutst. Dat is des te jammer, omdat er naast de filosofische en literaire commentaar ook enkele sprankelende tot venijnige en zelfs vlijmscherpe kritieken op ideologieën en politiek ingebouwd zijn. Het misbruik van de godsdienst en de schijnheiligheid van de kruistochten zijn niet bepaald subtiel, moedig of nieuw, maar Eco doorvlecht zijn bijwijlen aberrante vertelling ook met een interessante universele kritiek op dé utopie. Het politieke paradijs blijkt ook hier gewoon een vermomming van de dictatoriale hel.

Kortom, Baudolino is een jammerlijk mislukte roman, maar een hoogst interessant boek. Bovendien is het een vat boordevol krachtige citaten, oneliners en aforismen. Verloren tijd durven we de lectuur dan ook niet noemen.

Umberto Eco, Baudolino. Bert Bakker, 476 blz., 1005 fr.

Luc De Decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content