Leve Adam Smith!
De financiële crisis raast als een op hol geslagen hst doorheen het maatschappelijke landschap. Zelfs de dagelijkse media krijgen de schijnbaar niet te stelpen golf onheilstijdingen nauwelijks ernstig verwerkt. In al dat tumult moet commentaar in een weekblad meer dan ooit enig perspectief trachten aan te reiken.
Vier beschouwingen lijken ons vandaag in die optiek de moeite. De eerste beschouwing vormt eigenlijk een oproep tot het behouden van een realistisch perspectief. Hoe ernstig de crisis ook is, onze infrastructuur, onze technologische kennis en andere onderdelen van onze welvaart en beschaving blijven intact. Er is schade, veel schade, maar we beleven geen totaal arma-geddon, zoals diverse commentatoren al te vaak van de daken schreeuwen.
De tweede beschouwing behelst de reacties vanuit wat we gemakshalve maar als de linkerzijde van het ideologische spectrum zullen bestempelen. De kreten tegen de vrijemarkteconomie, het kapitalisme en het financiële liberalisme weerklinken daar almaar luider. Steeds meer hanteert men daarbij furieus de botte bijl. Dwingende sturing vanwege de overheid, strakke regulering van de markten en verbanning van het concurrentiebeginsel staan centraal in het discours. Wie het tumult van de jongste maanden op de financiële markten overschouwt, kan emotioneel wel enig begrip opbrengen voor die reacties. In het zog van een rationelere en meer analytische benadering van de gebeurtenissen blijft echter weinig overeind van die boude eisen.
De vrijemarkteconomie toonde zich de voorbije eeuwen een onwaarschijnlijke creator van welvaart en welzijn. De vooruitgang van landen die de jongste decennia tot de groep der markteconomieën toetraden, vormt daar de zoveelste illustratie van. Een vrijemarkteconomie produceert, helaas, niet enkel een beter, comfortabeler en kwalitatief hoogstaander leven maar ook verandering, turbulentie, onzekerheid en, ja, crisisperiodes. Het systeem is dus niet perfect maar wel veruit het beste wat de mens tot nu toe wist uit te dokteren. De boodschap van Adam Smith blijft onverkort overeind, zoals het voorbeeld van de landen die het model van de totale verstaatsing blijven hanteren, overvloedig aantoont.
Onze verdediging van de principes van de vrijemarkteconomie betekent echter helemaal niet dat de overheid geen rol te spelen heeft, integendeel. Echter: twee elementen dienen daar ook midden in een zware financiële crisis goed voor ogen gehouden te worden. Ten eerste, de overheid beschikt over een heel pover palmares als rechtstreekse schepper van welvaart. Zij puurt haar nuttigheid uit de creatie van een juridisch en regelgevend kader waarbinnen het vrije ondernemen maatschappelijk optimaal kan functioneren. Ten tweede, ook over de rol van de overheid als regulator dient zeer goed te worden nagedacht. Nemen we het voorbeeld van Fortis. De verantwoordelijkheid van de CBFA in heel dat dossier is verpletterend. Met wat wij nu weten, ligt het voor de hand dat de overname van ABN Amro een kolossale vergissing was. De CBFA beschikte in de periode van de overname al over de gegevens die duidelijk in die richting wezen, maar vertikte het om aan de geëigende alarmbellen te trekken (om redenen die op zich het onderwerp van een andere column kunnen uitmaken). Het volstaat dus lang niet te roepen om regulatie. Organiseert men die regelgeving onoordeelkundig, dan kan de schade uiteindelijk nog groter uitvallen dan bij de totale afwezigheid van regulering.
Een derde beschouwing slaat op een flagrante contradictie in de houding van de banken. Aan de ene kant vragen ze van het publiek voortdurend het vertrouwen in hun degelijkheid en onbesprokenheid. Aan de andere kant wantrouwen ze elkaar manifest; want hét epicentrum van deze financiële crisis is de totale bevriezing van de interbankenmarkt. Het komt bijzonder ongeloofwaardig over de spaarder en de belegger om vertrouwen te vragen en tegelijk in de onderlinge relaties een totaal gebrek aan vertrouwen tentoon te spreiden. Hier rust dus een bijzonder grote verantwoordelijkheid op de banken: herstel het onderlinge vertrouwen. Het vertrouwen van spaarders, beleggers en andere betrokkenen zou wel eens verrassend snel kunnen volgen.
Een vierde en laatste beschouwing gaat over de Europese Centrale Bank (ECB). Tot voor pakweg drie maanden viel er weinig aan te merken op haar beleid. Enerzijds hield zij de rente eerst op 4 en daarna op 4,25 procent om zo de stevig aanwakkerende inflatie in toom te houden. Anderzijds cre-eerde ze de nodige faciliteiten die banken toelieten zich van liquiditeiten te voorzien bij de ECB. Tegelijk met de escalatie van de financiële crisis doken – gedreven door lagere olie-, grondstoffen- en voedselprijzen – de inflatieverwachtingen scherp naar beneden.
Toch bleef de ECB wekenlang toezien hoe de financiële rampspoed om zich heen greep. Pas vorige week haalde ze haar referentierente naar beneden (helaas onvoldoende) en creëerde ze de dringend noodzakelijke bijkomende faciliteiten ten behoeve van noodlijdende financiële instellingen met gebrek aan liquiditeiten. Op dat moment stond het Europese bancaire systeem, en zeker het Belgische, op zijn grondvesten te daveren. In de dagen voor die ingrepen kwam gouverneur Guy Quaden, gouverneur van de Belgische Nationale Bank en lid van het directiecomité van de ECB, de Belgische parlementariërs op het hart drukken dat zelfs zijn echtgenote bijkomende problemen bij de banken verwachtte. Hij was op dat moment beter andere verhalen in Frankfurt gaan vertellen. (T)
JOHAN VAN OVERTVELDT IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier