Lessen van Vlaamse topbedrijven
Merkwaardig: geen van de dertig Chinese managers die vorige week in enkele Vlaamse bedrijven (Alcatel, Punch, De Post) en de VDAB opleidingen volgden, sprak een woord Engels. Alle communicatie ging via een tolk. “En toch waren ze mee,” zegt Peter Dockx van Alcatel. “Hun vragen waren zeer pertinent.” Omdat ze verantwoordelijk zijn voor het personeelsbeleid van staatsbedrijven met tienduizenden werknemers, ging hun belangstelling naar diverse aspecten van de globalisering: hoe je werknemers van staatsbedrijven productiever maakt of omschoolt, en hoe je omgaat met cultuurverschillen bij internationale contacten. Van de belangrijkste 159 Chinese overheidsbedrijven prijken er dertien in de Fortune World Top 500. Vier uit deze wereldtop maakten deel uit van de delegatie die het China-Europe Management Center uit Antwerpen naar België bracht. De overige deelnemers, overwegend mannen in donker driedelig pak maar ook enkele vrouwen, behoorden eveneens tot negentien verschillende bedrijven uit wat zij zelf de 159 core SOE’s noemen. Dat zijn de strategische staatsbedrijven, “de belangrijkste kracht van onze economie”, aldus delegatieleider Guo Baomin, hoofd personeelsbeleid van het overheidsorgaan Sasac. “Die komen dus niet in aanmerking voor privatisering, hoewel tot 64 % van het kapitaal genoteerd kan zijn op de beurs van Shenzhen.” Ze zijn actief in petrochemie, elektronica, telecommunicatie, vliegtuig- en scheepsbouw, de automobiel- en staalsector, transport en grondstoffen. Vorig jaar draaiden de 159 SOE’s een gezamenlijke omzet van 1200 miljard euro, een stijging met 15 % tegenover 2005.
Sasac is het overheidsorgaan dat werd opgericht om een scheiding te maken tussen het klassieke regerings- en overheidsbeleid en het management van de staatsondernemingen. Volgens Guo Baomin functioneren al deze bedrijven tegenwoordig als afzonderlijke profitcenters en kan er van overheidssubsidies dus geen sprake zijn. “Ze kunnen failliet gaan en dat gebeurt ook als ze onvoldoende performant zijn,” zegt Baomin. “Het is echter de bedoeling om almaar beter te worden en hoger op te klimmen in de Fortune Top 500. Daarom kunnen we leren van Vlaamse topbedrijven, om onze kwaliteit te verbeteren en vooral om de principes van corporate governance toe te passen.”
Guo Baomin (50) studeerde economisch recht aan de Volksuniversiteit van Peking en volgde als topambtenaar een opleiding aan de Communist Party School of China, de eliteschool voor partijkaderleden. Na een baan bij het ministerie van Human Resources en dat van Buitenlandse Handel was hij verantwoordelijk voor HRM, sociale veiligheid en handel bij een aantal SOE’s. Hoewel de meeste leden van de delegatie niet erg happig waren op een gesprek, selecteerde delegatieleider Baomin voor Trends vier gesprekspartners. Li Ming (41) studeerde af als mechanisch ingenieur van North West Industry University in X’ian en werkt al twintig jaar bij Chengdu Aircraft Industrial Group, een onderdeel van China Aviation Industry Corporation (21.000 werknemers, 79 miljoen euro omzet). Het bedrijf maakt deuren voor Airbus en Boeing.
Zhao Guanlin (47) leidt het departement arbeid en veiligheid van de Workers’ Union of Baosteel Group (110.000 werknemers, 16 miljard euro omzet). Hij studeerde toegepaste economie aan de universiteit van Sjanghai. Guanlin zit duidelijk verveeld met onze vraag hoe een vakbond in een staatsbedrijf opereert. Delegatieleider Baomin springt bij: “In een overheidsbedrijf zijn er geen conflicten. Alle werknemers, van hoog tot laag, staan in permanent overleg en ijveren samen voor het gezamenlijke welzijn en vooruitgang van de onderneming.”
Gao Feng (37) ging na studies bedrijfsmanagement aan de North West Normal University meteen aan de slag bij Jiefang Auto Holding Corporation of China (129.000 werknemers, 17,2 miljard euro omzet).
Zhang Haoliang (33) leidt het opleidingscentrum voor kaderleden van Dong Feng Moto Co. Ltd. (106.000 werknemers, 7,7 miljard euro omzet). Hij studeerde toegepaste economie aan de Middle South Finance & Economic University. Haoliang reageert verrast wanneer we willen weten wat ‘economische studies’ zoal inhouden in een staatseconomie. Blijkt dat aan de universiteit (zoals in de bedrijven) de ‘socialistische markteconomie’ toegepast wordt: het goede uit het socialisme en het goede uit de vrije-markteconomie worden onderwezen. Maar wat het ene of het andere concreet betekent, zou ons kennelijk te ver leiden.
Allen zijn het er echter over eens dat een baan bij een staatsbedrijf op menselijk vlak verrijkender is dan werken voor een privébedrijf. “Geld alleen maakt niet gelukkig. Een staatsbedrijf biedt meer zekerheid, sociale voordelen, er is een grotere gemeenschapszin en meer medezeggenschap. Bovendien is er veel aandacht voor bijkomende opleidingen. Ook in het buitenland.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier