Langdurige werkloosheid blijft laag
Onze arbeidsmarkt krijgt vaak slechte punten, toch scoort België beter dan het Europees gemiddelde in langdurige werkloosheid. Maar wie in de langdurige werkloosheid terechtkomt, heeft zeer weinig kansen om ooit nog een baan te vinden.
De statistieken liegen niet. Bijna tien jaar nadat de DISPO-procedure werd ingevoerd, een rigoureuze opvolging en controle van werklozen door de RVA, is het aantal langdurig werklozen jonger dan 50 jaar met 40 procent gedaald, van zo’n 194.000 in 2004 tot 116.000 in 2013. Een daling met 78.000.
Tussen 2011 en 2013 nam het aantal langdurig werklozen — twee jaar of meer zonder job — af met 13.000. De Belgische langdurigewerkloosheidsgraad piekte in 2005 nog rond 3 procent, maar lag in 2012 met 2,1 procent onder het Europees gemiddelde van 2,5 procent (zie grafieken).
De DISPO-procedure beperkte zich tot begin vorig jaar tot mensen onder de 50. De voorbije tien jaar is de uitstroom uit de werkloosheid in de betrokken leeftijdscategorieën gevoelig toegenomen. Bijvoorbeeld een verdubbeling vanaf 40 jaar (15 % tegenover 28 %) en meer dan een verdubbeling vanaf 45 jaar. De niet-activering van de 50-plussers tot 2013 leidde wel tot een stagnatie van hun uitstroomkansen.
Sinds januari 2013 is de doelgroep voor DISPO uitgebreid tot de doelgroep van de 50-tot 55-jarigen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en schoolverlaters. Vroeger waren er ongeveer 320.000 werkzoekenden per jaar onderworpen aan de DISPO-procedure. Door de uitbreiding met werklozen tot 55 jaar (12.880 personen), de gedeeltelijk arbeidsongeschikten (27.318) en de schoolverlaters met een uitkering (10.320) nam de doelgroep met 50.000 werklozen toe.
Bovendien is sinds een jaar ook de leeftijd voor de verplichte beschikbaarheid van werklozen en bruggepensioneerden na collectief ontslag opgetrokken van 58 naar 60 jaar. Dat is nodig, want ondanks de dalende trend is het aantal inactieve ouderen dat nog kan werken relatief hoog. De werkgelegenheidsgraad van de 55-plussers lag vorig jaar met 41,6 procent hoger dan in 2011 (38,7 %), maar hij blijft nog een stuk onder de 50 procentdoelstellingen voor 2020.
Kortere opvolgingstermijnen
In de herfst van vorig jaar sloten de federale en de regionale regeringen een nieuw samenwerkingsakkoord over de actieve begeleiding en opvolging van werklozen. Met het samenwerkingsakkoord gebeurt de RVA-controle bijna dubbel zo snel. Daar waar werklozen tussen 25 en 55 jaar pas na 21 maanden werkloosheid werden opgeroepen door de RVA, is dat verlaagd naar twaalf maanden. Bij een negatieve evaluatie wordt een kwart van de uitkering ingehouden en bij herhaalde negatieve evaluaties volgt een volledige schorsing.
Omdat de RVA-opvolgingstermijn verkort wordt, zullen de regio’s sneller begeleiden en opleiden: na vier maanden voor -25-jarigen (in plaats van zes) en na negen maanden werkloosheid voor 25-55 jarigen (in plaats van een jaar). De VDAB doet dat al, de Waalse en de Brusselse arbeidsbemiddelingsdiensten nog niet. Dit activeringsbeleid moet de langdurige werkloosheid laag houden en doen dalen.
Sonja Teughels van het Voka-kenniscentrum vindt de verstrenging van de werkloosheidscontrole een goede zaak, maar ze is niet euforisch. “De uitbreiding van DISPO is al bij al vrij marginaal. Zeker als we zien hoe weinig de mensen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT, het vroegere brugpensioen) door de aanpak van de VDAB gevat worden.”
De uitstroom naar werk blijft voor die groep uiterst moeilijk. In 2011 gingen 119 van de 3395 bruggepensioneerden weer aan het werk, amper 3,5 procent. Die lage score wijst zowel op een lage arbeidsmarktoriëntatie als op een kleine kans op aanwerving. De oorzaken situeren zich volgens de VDAB-studiedienst zowel aan de aanbod- als aan de vraagkant. Zo is er enerzijds de relatief kleine financiële stimulans om toch te kiezen voor werk in plaats van vrije tijd. Anderzijds zijn ook werkgevers minder geneigd oudere werknemers aan te nemen, tenzij ze een specifieke kennis combineren met een sterke motivatie.
Volgens Teughels is het ook nog te vroeg om een effect te merken van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zoals die door de regering- Di Rupo is ingevoerd. Volgens haar is het lage aantal langdurig werklozen misschien te verklaren door de uitstroom van ouderen uit de arbeidsmarkt. “Die uitstroom is zo groot dat hij toch de hertewerkstelling van langdurig werklozen bevordert. De ouderen die met pensioen gaan, moeten uiteindelijk wel vervangen worden.”
Dat de langdurig werklozen uit de statistieken verdwijnen omdat ze in het circuit van gesubsidieerde jobs terechtkomen, klopt niet. “Dat gebeurt maar zelden. Dat statuut is niet op langdurig werklozen gericht. Je kan er al terecht vanaf één dag werkloosheid. Bovendien verlaat nauwelijks iemand dit statuut en kan er daardoor bijna niemand nieuw meer in terecht.”
Lage statistische hertewerkstellingskansen
Nu mag de langdurige werkloosheid inderdaad laag zijn, arbeidsmarktexperts wijzen erop dat de activering van langdurig werklozen of inactieven een zeer moeilijke opdracht is. Teughels plaatst vraagtekens bij de hertewerkstellingskansen van langdurig werklozen. “Een rapport van de studiedienst van de VDAB leert dat de kans op hertewerkstelling eerder afgenomen dan toegenomen is.” Zo was de kans op tewerkstelling van een langdurig werkloze in 2011 3,4 procent. Een jaar later was die jobkans gedaald tot 2,5 procent. De jobkans is de verhouding tussen het aantal werkzoekenden dat werk vindt in de loop van een maand en de totale subgroep werkzoekenden (zie tabel Kans op job daalt). Jongeren hebben veruit de hoogste kans op werk en dat vertaalt zich ook in de samenstelling van de groep langdurig werklozen. 54 procent van de 50-plussers is meer dan twee jaar werkzoekend, tegenover slechts 18 procent bij de 25- tot 49-jarigen. Langdurige werkloosheid is nefast voor de beroepskennis en de jonge senioren moeten ook optornen tegen de vooroordelen dat ze minder inzetbaar en productief zijn.
Het aantal mensen dat in de langdurige werkloosheid zit, zegt natuurlijk niet alles. Zeker in de categorie van 55-plussers is er een grote groep die eigenlijk actief kan zijn, maar zich niet op de arbeidsmarkt beweegt en dus niet in de statistieken voorkomt: oudere werklozen en bruggepensioneerden (SWT’ers). Hun aantal daalt, maar is nog altijd significant groot. Eind 2013 bedroeg het aantal bruggepensioneerden 105.090 (een daling met 4000 per jaar) en het aantal oudere werklozen bedroeg 66.095 (-9000 per jaar).
Oudere werklozen verdwijnen op die manier uit de arbeidsreserve, net als de vervroegd gepensioneerden en langdurig zieken. In het tweede kwartaal van 2013 (de meest recente cijfers) vonden in Vlaanderen 1610 50-plussers een baan. Dat is slechts 55 procent van de mensen uit die leeftijdscategorie die uit de statistieken verdwenen. Een deel verdwijnt in de inactiviteit. Ter vergelijking: 8283 -25-jarigen stroomden uit de werkloosheid, van wie 70 procent omdat ze een job hadden gevonden. Van de groep 25-tot 59-jarigen vertrokken er 17.077 uit de werkloosheid, onder wie 66 procent om als werknemer aan de slag te gaan.
ALAIN MOUTON
De financiële stimulans voor 50-plussers om voor werk te kiezen in plaats van vrije tijd is klein. Ook werkgevers zijn niet geneigd oudere werknemers aan te nemen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier