Laat betalen is een plaag

De Commissie wil laatbetalers aanpakken. Een richtlijn komt moeizaam tot stand.

Al in 1995 had de Europese Commissie een officieel document klaar over de gevolgen van late betalingen voor kmo’s. Eén op vier faillissementen blijkt een rechtstreeks gevolg van onbetaalde facturen. Dit leidt tot een verlies van 450.000 jobs in Europa en een financiële put van 23,6 miljard euro. Een Engels onderzoek toont aan dat 21% van de bedrijven meer zou exporteren naar andere EU-lidstaten indien de betalingstermijnen korter worden gehouden.

De Commissie spoort de lidstaten aan om een maximumperiode vast te leggen waarbinnen facturen betaald moeten worden. Wie te laat is, moet automatisch aanzienlijke verwijlintresten opgelegd krijgen. Bovendien is er nood aan een eenvoudige en snelle manier om een invorderbare titel te bekomen.

In gebreke.

Drie jaar later bleek dat er weinig of niets was gebeurd. De Commissie nam nu zelf het initiatief. In 1998 kwam er een voorstel tot richtlijn “ter bestrijding van late betalingen in handelstransacties.” De Commissie stelt dat de lidstaten in gebreke blijven terwijl het om een ernstige zaak gaat, die de Gemeenschap aanzienlijk economisch nadeel bezorgt en het vrij verkeer van goederen belemmert.

Het voorstel dat naar het Europees Parlement en de Raad van Ministers wordt doorgestuurd, weerspiegelt de doelstellingen van de Commissie. Ook nu zal het parlement een aantal amendementen voorstellen ter verbetering van de positie van degene die bescherming nodig heeft, in dit geval de kmo’s. De Commissie zal een aantal amendementen overnemen, terwijl de Raad van Ministers er achteraf een aantal wegsabelt om een akkoord te bereiken, dat rekening houdt met de gevoeligheden en belangen van de individuele lidstaten. Als de lidstaten het eens zijn over een gemeenschappelijke tekst ( Common Position), gaat die voor een tweede lezing naar het parlement. Rekening houdend met het belang om snel een richtlijn te kunnen invoeren of de broosheid van het in de Raad van Ministers bereikte compromis, zal het parlement al dan niet bijkomende amendementen indienen. Het risico bestaat hierin dat men tussen de Raad en het parlement uiteindelijk geen overeenstemming kan bereiken en alles moet worden overgedaan.

In maart 1998 legde de Commissie voorstellen neer die van toepassing waren op transacties tussen ondernemingen onderling (met inbegrip van zelfstandigen en vrije beroepen die een handelsactiviteit uitoefenen) en tussen de overheid en die ondernemingen.

Compromis.

Het parlement is in grote lijnen tevreden met het voorstel van de Commissie. In de privé-sector moet de betaling in principe gebeuren 21 dagen na ontvangst van de factuur. De goederen blijven eigendom van de verkoper tot de betaling is ontvangen. De verwijlintresten (8% bovenop de basisrente van de Europese Centrale Bank, in totaal 10,5%) worden automatisch toegepast zonder aanmaning als de betalingstermijn verstreken is. Alle kosten van invordering kunnen op de koper verhaald worden. Inningskantoren mogen onder bepaalde voorwaarden in alle lidstaten opereren om de betaling te vorderen.

Partijen kunnen in hun contracten langere betalingstermijnen dan 21 dagen overeenkomen, maar dan zouden de lidstaten hogere verwijlintresten moeten voorzien bij late betaling. Voor openbare besturen worden betalingstermijnen van 45 tot 60 dagen vastgelegd.

Deze voorstellen vinden echter geen meerderheid in de Raad van Ministers. Er komt een compromis uit de bus:

Verwijlintresten beginnen te lopen vanaf het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn. Indien er geen termijn werd vastgelegd, wordt dit tijdstip wettelijk bepaald op 30 dagen na ontvangst van de factuur of na ontvangst van de goederen of na verificatie, indien dit voorzien was.

De verkoper heeft recht op verwijlintresten ten belope van de basisrente van de Europese Centrale Bank plus 6% (8,5%) als hij aan al zijn verplichtingen heeft voldaan. Voor landen die niet tot de Muntunie behoren (zoals Groot-Brittannië) geldt de basisrente van hun centrale bank plus 6%.

Voor bepaalde contracten kan bij nationale wet een maximale betalingstermijn van 60 dagen worden bepaald, maar dan moeten de verwijlintresten wel een stuk hoger dan de 8,5%.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de schuldeisers een uitvoerbare titel kunnen bekomen binnen de 90 kalenderdagen, nadat de zaak aanhangig is gemaakt bij de rechtbank of de bevoegde autoriteiten en de schuld niet betwist wordt.

De regels gelden voor alle overeenkomsten tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en openbare besturen voor de levering van goederen en diensten tegen betaling. De richtlijn is niet van toepassing op handel met particulieren.

Nog altijd failliet.

In een verklarende nota zegt de Raad van Ministers dat de Europese instellingen hun reglement met betrekking tot betalingen zullen aanpassen aan deze bepalingen. De termijnen en de verwijlintresten zijn bepaald, maar daarmee heeft de kmo zijn centen nog niet en op dit punt blijft het voorstel zwak.

De Common Position ligt nu bij de Parlementaire Commissie voor Industrie (verslaggever Simon Murphy, een Britse socialist, met als Belgen Willy De Clercq, Nelly Maes, Michel Hansenne en Claude Desama) en de Juridische Commissie (verslaggever Maria Berger, een Oostenrijkse socialist, met als ondervoorzitter Ward Beysen). Hun conclusies worden verwacht tegen 7 december 1999. Tegen die tijd moet het parlement eventuele amendementen goedgekeurd hebben.

Als alles goed gaat, zou de richtlijn tegen het eerste trimester van 2002 in nationale wetten moeten omgezet zijn. Maar intussen zullen er, zoals de Commissie vaststelde, nog veel kmo’s failliet gaan door de schuld van slechte betalers.

HUIB CRAUWELS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content