Kunstgrepen

“De zaak Sotheby’s” treft de kunsthandel als een dumdumkogel. Het projectiel dringt binnen in één bedrijf en veroorzaakt een explosie van schandalen. Na dit boek bekijkt u een kunstveiling met andere ogen.

Midden 1989 benadert een Amerikaanse investeringsbankier die in Londen woont, een medewerker van het gerenommeerde veilinghuis Sotheby’s. De Amerikaan wil investeren in de kunstmarkt. Nieuw was dat fenomeen niet. Dat jaar kende de kunstmarkt zelfs een nooit eerder genoteerde hausse. Alleen gebruikten de investeerders tot die dag nog wel de met een culturele teint omzwachtelde term kunst verzamelen. Het leek nog haute culture voor de happy few. Voortaan was die kunstige façade overbodig.

ZWITSERSE REKENINGEN.

Voor hij geld ging uitgeven, wilde de bankier eerst de cijfertjes zien. Dat verzoek vormde geen probleem. In de prestigieuze Londense Bond Street had Sotheby’s zelfs twee statistici in dienst. Ze produceerden onder meer de Art Market Index, die de gezondheid van de kunstmarkt aangaf. In juni 1990, bijvoorbeeld, bedroeg de index voor de afdeling impressionisten 2282. De graadmeter neemt de waarde van 1975 als basis (1975 = 100). Engels meubilair, om een lukraak voorbeeld eruit te pikken, noteerde 1176. Met die cijfers toonde Sotheby’s aan dat kunst niet onderdeed voor andere beleggingswijzen. Het was zelfs interessanter en lonender.

Die index was het ei van Columbus. Eindelijk bestond er een objectieve peiler in een hoogst subjectieve en wat esoterische sector. Tot de Engelse journalist en kunstkenner Peter Watson op de proppen kwam. In De zaak Sotheby’s onthult hij hoe grof die index gemanipuleerd werd. Dehaenes truc met de gezondheidsindex verbleekt erbij. Maar zelfs die flagrante verdraaiing van de waarheid valt op haar beurt licht uit in vergelijking met de andere illegale en oneerlijke praktijken die Watson naar boven spit. Ruim vijf jaar lang deed hij grondig onderzoek naar de feiten. Van elke stap, overweging, controle én dubbelcontrole doet hij ook verslag in dit boek. Geen enkele getuige of document wordt zomaar geloofd. Hij of leden van zijn kleine kring ingewijden gingen zelfs undercover in Engeland, Zwitserland, Italië en India. Daaruit sproten eerder al twee tv-reportages voor de Britse omroep Channel 4 voort, waarvan de opnamen in onvervalste Wallraff-stijl met minuscule camera’s en recorders gebeurden.

Watson startte zijn queeste nadat hij begin maart 1991 gecontacteerd werd door James Hodges, die tien jaar lang voor Sotheby’s London gewerkt had. Aanvankelijk is hij zuinig met woorden, maar zijn vier koffers met authentieke documenten die hij bij zijn vroegere werkgever meegenomen had, liegen er niet om. Uit dat immense pakket bleek onder meer “dat de staf van Sotheby’s in illegaal opgegraven en gesmokkelde oudheden uit Italië en India had gehandeld ; schilderijen van oude meesters uit Italië had gesmokkeld ; paperassen van Sotheby’s had vervalst om de schijn te wekken dat de gesmokkelde objecten te koop waren aangeboden door mensen met Engelse adressen ; directieleden telefonisch liet bieden om een markt te suggereren die niet bestond en zelfs een deal had gesloten of op zijn minst had overwogen met de ayatollahs van Iran, die tien procent van de opbrengst van ‘s lands kunstschatten op hun Zwitserse bankrekeningen kregen gestort.”

BELGISCHE GRAAF.

Deze indrukwekkende serie is slechts een deel van de lange waslijst van fraude, corruptie, manipulatie en witwasaffaires. “Aanvankelijk wist ik niet wat ik van het verhaal moest denken,” dixit de behoedzame Watson. “Schrijvers en journalisten hebben wel vaker te maken met verongelijkte en afvallige werknemers of ex-werknemers die met een beschuldigende vinger naar hun bedrijf wijzen. De helft ervan is pure tijdverspilling. (…) En alhoewel ik Sotheby’s soms arrogant en zelfgenoegzaam vond, gold dat evenzeer voor hun aartsrivalen Christie’s. Ik had vrienden in beide veilinghuizen en kon me niet voorstellen dat ze systematisch oneerlijk of corrupt waren.”

De volgende jaren zou de voormalige Observer-journalist zijn mening drastisch moeten herzien. Zijn onderzoek evolueerde tot een al te reële thriller met verregaande vertakkingen. In één van de affaires stuit hij op de Belgische graaf Henri van Limburg Stirum, de eerste viool in het Brusselse kantoor van Sotheby’s. Waarschijnlijk speelde hij in de affaire alleen go-between tussen het veilinghuis en zijn zwager, die de zaak met de Iraanse ayatollahs op gang kon brengen.

Ook in Japan maken de kunstveilers het bont. In mei 1990 legde een Japanner 160,6 miljoen dollar neer voor een Van Gogh en een Renoir. Begin 1991 verschenen er echter scheurtjes in de Japanse kunstzeepbel. Toen kwam ook aan het licht dat schilderijen gebruikt werden als witwasmiddel en camouflage om corruptie te verhullen. Ondertussen sjoemelde Sotheby’s wellicht met het bevoordelen van een machtige Japanse tussenschakel, een zoveelste kunstgreep.

LUC DE DECKER

Peter Watson, De zaak Sotheby’s. Kosmos/Z&K, 296 blz., 800 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content