Krediet.

Stel, u bent bankier en dineert met tien klanten: twee captains of industry, vijf managers van een middelgroot bedrijf en drie KMO-entrepreneurs(*). Aan de aperitief polst u hen vriendelijk over uw kredietpolitiek. Twee tafelgenoten tonen zich – wars van enige tafeletiquette – ronduit negatief. Niet leuk, denkt u, maar laat dit de avond niet vergallen: 20% klantenontevredenheid is nog geen ramp. De amuse-gueules belanden op tafel. Aan het voorgerecht ontspint zich een geanimeerd gesprek.

– “Het is gekkenwerk om vandaag een langetermijnlening bij u los te krijgen,” merkt een bedrijfsleider op. “Vroeger ging het bij u toch allemaal veel makkelijker.”

– “Maar heren, u moet toegeven dat de rentevoeten die we vroeger aan Belgische KMO’s gaven echte koopjes waren,” pareert de bankier. “We konden deze kredieten niet blijven verramsjen. (Heft het glas witte wijn)Allez, op een snel economisch herstel.”

– “Eerst nog twaalf maanden op droog zaad zitten, zeker,” nipt iemand nuchter van zijn glas spuitwater, en vervolgt: “Eerlijk gezegd, ik kan erin komen dat de kredieten vroeger spotgoedkoop waren, maar ik begrijp niet dat de banken nu ook al de voorwaarden ná toekenning van het krediet durven te veranderen. Waar gaan we naartoe?”

– “Vrienden,” zegt de bankier, nu ietwat onwennig op zijn stoel schuivend. “Het zijn sombere tijden voor iedereen. Geef ons de juiste en correcte informatie: tussentijdse cijfers, liquiditeitsplannen. Leg ons reële groeicijfers voor en meld ons spontaan zowel het goede als het slechte nieuws. Dat kan onze relatie alleen maar ten goede komen.”

– “Een concurrent van mij kreeg onlangs een waarschuwing te slikken,” merkt een disgenoot op. “Als hij niet dringend komaf maakte met zijn financieringsproblemen, zou de bank prompt de lening stopzetten.”

– “Reken maar dat ze dat ook effectief doen,” valt een ander hem bij.

– “Dat zou een regelrecht drama zijn,” roept een van de aanwezige KMO’ers verschrikt uit. “Ik sta persoonlijk borg voor mijn bedrijfskrediet, voor meer dan 150% van de geleende som!”

– “Collega’s, collega’s,” sust een van de captains of industry. “Bij al die commotie zouden we nog vergeten wat een exquise hoofdschotel onze gastheer ondertussen liet opdienen (veegt met de servet een dipje pepersaus uit de mondhoek). Laten we wel wezen, financieringsproblemen zijn louter en alleen te wijten aan ons eigen onvermogen tot terugbetaling of aan een te laag eigen vermogen.”

– “Dat klopt,” knikt de andere chief executive officer. “Het feit alleen al dat we hier aan deze tafel zitten, bewijst dat onze gastheer nog steeds erg veel waarde hecht aan een goede relatie met zijn jarenlange en trouwe klanten. Die blijvende competentie om klanten in moeilijkheden te ondersteunen en adviseren zal dé roeping worden van elk lokaal bankkantoor.”

– “Uiteraard vrienden, dat hoeft geen betoog,” grijnst de bankier opgelucht.

Na het etentje, de obligate sigaren en cognac, zal u dan als gastheer/bankier afscheid nemen en de kans is groot dat één existentiële vraag door uw hoofd blijft spoken: hoe de nieuwe fusieoperaties van uw bank, met de massa’s nieuwe interne regels en richtlijnen, de centralisering van de kredietcomités, het verlies aan competentie op lokaal vlak, de strenge Basel II-normen voor solvabiliteit en de verhoogde rendementsdruk op de kredietafdeling, nog te rijmen vallen met die ene missie van een bank: het nemen van kredietrisico’s?

De job van een lokale of regionale bankier wordt een hondenbaan. Erger nog, hij zal zijn krediet pijlsnel zien dalen, als de barometer niet gauw op ‘heropleving’ komt te staan.

Piet Depuydt, Hoofdredacteur

(*) In die samenstelling werden 1000 CEO’s ondervraagd over de economische conjunctuur en hun relatie met banken (zie Trends CEO Poll, blz. 26).

De job van een bankier wordt een hondenbaan, als de barometer niet gauw op ‘heropleving’ komt te staan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content