Krachtig en (soms) authentiek
Spanje is een topland. Het heeft de beste chef-koks, de beste architecten, de beste tennissers, de beste schilders… Maar heeft het ook de beste wijn?
Spanje heeft altijd iets onvatbaars, iets onwezenlijks gehad. Wie ooit de surrealistische films van de cineast Luis Buñuel zag, wie het werk van Pablo Picasso kent, de gebouwen van de hypermoderne architect Santiago Calatrava of de avant-gardistische keuken van chef-kok Ferran Adrià, weet wat ik bedoel. Het is geen echt surrealisme of echte anarchie, het is iets ondefinieerbaars dat verleidelijk en opzwepend is.
Die opzwepende sfeer leeft ook in de Spaanse wijn. Terwijl Rioja en Jerez al jarenlang de oerklassiekers zijn en blijven, ontstond de bruisende vernieuwing in heel wat onbekende streken. Dat gebeurde in gradaties. Vijftien jaar geleden was het al Ribera del Duero wat de klok sloeg, met het vlaggenschip Vega Sicilia. Dan kwamen de aangrenzende gebieden Rueda en Toro, allemaal hoofdkwartieren van de autochtone Spaanse druivensoort tempranillo. Terwijl in het noordwesten, boven de Portugese grens, de witte wijnen van Rías Baixas met een grote kwaliteitsopmars bezig waren, kwam ineens Cataluña naar voor op het rode wijnfront, met Priorato en Montsant. Het mooie is dat de hype nooit is overgegaan. Alle domeinen uit die regio’s die ineens uit het ‘niets’ tevoorschijn kwamen, maken nog steeds zeer goede wijnen. Sommige hebben zich zelfs verbeterd.
Spanje is niet alleen een topland, het produceert wel degelijk topwijnen die internationaal als dusdanig worden erkend. Sommigen noemen Spanje de ‘Nieuwe Wereld’ van Europa. Maar dan komt de aap uit de mouw. Aan de internationale interesse en erkenning ligt in zeer grote mate de Amerikaanse wijngoeroe Robert Parker ten grondslag. Op zich is dat een fantastische zaak. Hij en zijn team begonnen ongeveer tien jaar geleden met het geven van topscores aan toen bijna onbekende wijnen. Waarom Parker ineens interesse had voor deze wijnen is niet duidelijk, maar vermoedelijk waren daar vooral investeerders voor verantwoordelijk. Er begonnen niet alleen rijke buitenlanders wijndomeinen in het noorden van Spanje te kopen – tot aan Madrid -, ook en vooral rijke Spanjaarden investeerden in de productie van topwijnen. Zijn zij het die met hun marketing Parker naar Spanje brachten?
Dure power en geconcentreerde authenticiteit
Investeerders en Robert Parker, daarmee valt al veel te suggereren over de stijl van deze nieuwe Spaanse wijnen. De voorliefde van Parker voor geconcentreerde, bijna zoete superfruitwijnen met veel hout leidde ook in Spanje tot een homogenisering van veel wijnen. Een homogenisering die dan nog gedragen wordt door veel investeringen. Men doet soms tegen elkaar op, om nog meer concentratie in zijn wijn te krijgen. Geld voor dure vinificatietechnieken is er toch.
En die trend zet zich nog voort. De duurste wijnen van Spanje, zoals de geconcentreerde Pingus uit Ribera del Duero of de Clos Erasmus uit Priorat, vaak gemaakt met internationale druivensoorten – vooral cabernet sauvignon – die traditionele soorten als tempranillo en garnacha aanvullen in de blends, kosten handenvol geld. De prijs van een fles Pingus bijvoorbeeld schommelt rond 900 euro, en dat is belachelijk veel.
Naast deze trend van ‘internationale powerwijnen’, is er ook de zoektocht naar geconcentreerde authenticiteit. Spanje heeft in veel streken lang flutwijnen voortgebracht, bulkwijn die op een zo goedkoop mogelijke manier werd geproduceerd. Dat betekende weinig investeringen in vinificatietechnieken, maar ook in wijngaarden. Moderne wijngaarden worden streng beheerd, met op onderstokken geënte bovenstokken, snoeitabellen enzovoort.
In de oude wijngaarden niets van dat alles. Veel stokken zijn er nog ongeënt, authentiek. Het zijn die wijngaarden waarnaar de investeerders op zoek zijn. Wijn gemaakt van 50 of 60 jaar oude monastrell – de Spaanse naam voor mourvèdre -, garnacha of tempranillo is hét einde voor veel nieuwe investeerders. Als een soort geconcentreerde authenticiteit, want oude stokken produceren over het algemeen meer geconcentreerde wijn dan jonge. Weg met overdreven dikke maar technische cabernet sauvignon in een Spaanse stijl, wij willen natuurlijk geconcentreerde wijnen van onze eigen druivensoorten.
Niets meer van finesse
Het was voor veel inwoners van uitstervende kleine dorpjes inderdaad bijna surrealistisch toen er plots grote domeinen uit de grond rezen en er wagens met vreemde nummerplaten door hun straten begonnen te rijden. En dat alles wegens enkele hectaren oude, verwaarloosde wijngaarden.
Om het samen te vatten: concentratie – uit de wijngaard of uit de kelder – en autochtone druivensoorten als tempranillo, garnacha en monastrell zijn de twee sleutelwoorden in de moderne Spaanse wijnstijl. Die uiteindelijk ook tot in Rioja is doorgedrongen. Daar bestaan grofweg twee kampen: het traditionele en het moderne.
Als men die stijl aromatisch onder de loep neemt, dan is een punt van kritiek op zijn plaats. De meeste Spaanse druivensoorten hebben een zeer hoog fruitgehalte. Dat wil zeggen: ze hebben uitgesproken aroma’s van zoete kersen, zoete pruimen, rijpe braambessen, garnacha soms zelfs van frambozen. Het warme klimaat, zeker in het centrum van het land, concentreert die aroma’s van nature. Als die daarbovenop nog eens met vinificatietechnieken worden geconcentreerd, dan wordt de wijn onsmakelijk en onnatuurlijk zoet. Superrijp fruit met veel hout en veel tannines heeft niets meer van finesse. Alleen de topdomeinen kunnen met al dat geweld overweg. Maar daar moet ook voor worden betaald, toch in de meeste gevallen. (T)
Door Filip Verheyden
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier