KOMT HET VERTROUWEN TERUG ?
De vakantie is voorbij. Politiek, economisch en sociaal haalt België het doek weer op. Links en rechts schrapen de tenoren hun keel. NCMV-topman Kris Peeters liet eind augustus horen dat er snel een akkoord moet komen over een “sociaal pact”. Tony Vandeputte, gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO), meldde enkele dagen later dat hij de kans daartoe erg hoog inschat. In ruil voor een verlaging van de werkgeversbijdragen wil het VBO stappen zetten voor een alternatieve financiering van de sociale zekerheid én voor de werkgelegenheid. Want de blijvend hoge werkloosheid 12 % van de beroepsbevolking is een primordiale bekommernis. Ook al omdat ze drukt op het consumentenvertrouwen en dus de broodnodige groei remt.
Omdat grootdistributeurs direct voeling hebben met de consumenten enerzijds en de bedrijven/leveranciers anderzijds, peilden we de stemming van Gui de Vaucleroy, gedelegeerd bestuurder van Delhaize De Leeuw en voorzitter van de Belgische Federatie van de Distributie ( Fedis).
GUI DE VAUCLEROY. Laat me beginnen met de positieve punten, want die zijn er ook. Het overheidstekort is onder controle, de inflatie blijft laag, de rentevoeten eveneens, een stevige dollar en het pond stimuleren de Belgische exportmogelijkheden, de investeringsgraad en het ondernemersvertrouwen stijgen. Alleen de gezinsbestedingen blijven ondermaats : dat is de zwakke schakel in het groeiscenario voor België.
Het consumentenvertrouwen blijft achter, ook al is er de voorbije maanden een lichte kentering ten goede : van -27 in maart (zo laag was het sinds recessiejaar ’93 niet meer geweest) naar -23 in juli. Debacles als Renault-Vilvoorde en de Forges de Clabecq hebben onmiddellijk hun weerslag op de vertrouwensindex.
TRENDS. Voelt u dat meteen in uw verkoop ?
Zeer zeker. Januari was vrij goed, maar nadien is het beginnen slabakken ; over de eerste zes maanden van het jaar heeft de detailhandelsomzet volgens Fedis-berekeningen een reële groei van amper 1,1 % gekend ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. In maart de maand nadat de sluiting van Renault bekend raakte tekende Fedis een daling van de omgezette volumes op. In juni zelfs een daling in waarde : -0,7 %.
Aan de zijde van onze leveranciers merken we uiteraard dat ook zij op de Belgische markt maar een minieme groei realiseren.
Delhaize De Leeuw, ‘s lands zevende grootste werkgever, heeft de jongste jaren telkens zowat 200 mensen bij aangeworven. In de onderhandelingen over een sociaal pact dit najaar zal jobcreatie voorop staan. Wat zijn de voorwaarden ?
Loonmatiging is en blijft noodzakelijk, vooral ook loonkostenverhogingen voor de werkgevers. Daarvan lijken nu ook de vakbonden overtuigd, wat mij sterkt in de overtuiging dat het sluiten van een pact tussen de sociale partners ditmaal mogelijk moet zijn.
Het zal erop aankomen dat werkgevers en werknemers hun taboes thuis laten. Werktijdverkorting (naar 35 of zelfs 32 uren) vragen de vakbonden ; deeltijds werken antwoorden de werkgevers. Als je aan weerszijden de slogans weglaat, zie je toch dat die twee standpunten perfect kunnen convergeren ? De gemiddelde werkweek van de 12.800 werknemers van Delhaize (met iets meer dan de helft deeltijdsen) telt om en bij de 30 uren : de werktijdverkorting tot zelfs minder dan 32 uur is bij ons al een feit.
Flexibiliteit is het favoriete woord van de werkgevers, zeker in de distributie.
Laten we liever spreken van aanpassingsvermogen want de bonden horen dat woord flexibiliteit niet graag. Van oktober ’95 tot september ’96 zijn er in de distributie, over de drie paritaire comités samen, 2000 jobs bijgekomen toegegeven, veel deeltijdse. Het had nog meer kunnen zijn, indien de weerstand tegen verandering niet zo groot was geweest. Flexibiliteit betekent voor mij dat men de bedrijfsleiding de mogelijkheid geeft de noodzakelijke aanpassingen aan de veranderende omgeving, aan de concurrentie binnen en buiten België door te voeren. Een voorbeeld : wij willen met Delhaize onze supermarkten een half uur vroeger openen, om 8.30 uur, zodat vaders of moeders meteen naar de winkel kunnen nadat ze de kinderen naar school hebben gebracht. In 12 van onze 111 supermarkten hebben we daar lokaal een akkoord over kunnen bereiken, maar nationaal krijgen we het er niet door.
De discussie over flexibiliteit wordt te vaak toegespitst op speerpunten zoals ‘oproepcontracten’ of contracten van korte duur. Veel belangrijker is het mensen die een 20-urencontract hebben, eens 24 of 26 uren te kunnen laten werken, en nadien dan minder. Maar sectorale of bedrijfs-cao’s verhinderen dat te vaak.
De vakbonden zien het deeltijds werken niet zo zitten : want een gezin met één werkloze en één deeltijds inkomen blijft in de penarie zitten.
Ik neem aan dat misschien de helft van de parttimers liever fulltimer zou zijn maar de andere helft is tevreden met z’n statuut. Deeltijdsen meer voltijds laten worden, creëert geen banen. Als men echt solidair wil zijn, moet men niet trachten de salarissen te verhogen van mensen die vandaag al werk hebben, maar nieuwe, zij het deeltijdse, jobs creëren.
Met de realisatie van de EMU zou de automatische loonidexering waarmee België een “geval apart” is wel eens onhoudbaar kunnen worden. Kan een distributeur, die weet dat die index de koopkracht van z’n klanten stut, zich daarmee verzoenen ?
Ik zie niet in waarom met de EMU de indexering afgeschaft zou moeten worden. Maar wat die index betreft : ook dat is zo’n taboe dat door de sociale partners bespreekbaar moet worden gemaakt. Ik ben niet tégen de indexering. Maar laten we misschien de timing veranderen : één keer per jaar een loonindexering lijkt mij beter. Dan maakt dat loon écht een sprong, dan voelt de werknemer echt méér in zijn loonzakje. Bovendien zou zo’n duidelijke, eenmalige jaarlijkse indexering het de sociale partners ook makkelijker maken om tot overeenstemming te komen over een loonnorm.
Wat we vooral moeten trachten af te schaffen, is het bestaan van verschillende “loketten” waar loonsverhoging geëist kan worden. Het eerste loket is de indexering. Het tweede : het interprofessioneel akkoord. Het derde : de cao’s op niveau van de sector. Het vierde : cao’s op bedrijfsvlak. Dat is een slecht systeem. De loonnorm die begin dit jaar werd opgelegd, is een goed begin. Alleen moeten we er nu nog zien toe te komen dat we die met de sociale partners onderling kunnen bepalen, en niet hoeven te laten dicteren door de regering.
RAF PAUWELS
GUI DE VAUCLEROY (DELHAIZE, FEDIS) Wat we vooral moeten afschaffen, is het bestaan van verschillende ‘loketten’ waar loonsverhoging geëist kan worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier