Kommer en kwel rond aandelenopties
De kwakkelende beursmarkt keldert de prille aandacht voor aandelenopties. Maar ook de weifelende houding van de wetgever ontsiert het verhaal.
Een van de manieren om werknemers en bedrijfsleiders alternatief te belonen, bestaat in het toekennen van opties op aandelen (meestal aandelen van de eigen vennootschap/werkgever). Uitgangspunt is dat de inspanningen die het management zich getroost, normaal gezien tot uitdrukking komen in hogere aandelenkoersen. Anders gezegd: wie hard werkt, krikt de aandelenkoers op, en heeft via aandelenopties uitzicht op een deel van de koerswinst.
Wanneer. De vraag is alleen wat moet worden belast. Als bijvoorbeeld een werknemer als tegenprestatie voor zijn arbeid aandelenopties krijgt, lijdt het geen twijfel dat het eventuele voordeel belastbaar is als een beroepsmatig voordeel van alle aard.
Maar waaruit bestaat het voordeel? Uit het feit dat aandelenopties worden toegekend? Of uit het feit dat je via deze aandelenopties op termijn – als de aandelenkoersen meezitten – aandelen kan verwerven tegen een lagere prijs dan de marktprijs? Uiteindelijk kan je dus de discussie herleiden tot de vraag of de aandelenopties belastbaar zijn op het ogenblik van hun toekenning, dan wel op het ogenblik van hun uitoefening.
Begin 1999 heeft de wetgever duidelijk gekozen voor de eerste benadering: de aandelenopties die aan werknemers worden toegekend, zijn belastbaar op het ogenblik dat zij worden toegekend.
Oud. Maar wat dan met oude aandelenopties die nog niet onder deze nieuwe wetgeving vallen? Daarover bestaat grote onenigheid. In 1984 heeft de wetgever ook al eens een poging ondernomen om het fiscaal lot van aandelenopties te regelen. Maar deze tekst is zeer onduidelijk en laat uiteenlopende interpretaties toe. De belastingadministratie gaat er steevast van uit dat de wetgever toen beslist zou hebben de aandelenopties te belasten op het ogenblik van hun uitoefening. Maar deze interpretatie is ver van zeker.
Deze onzekerheid weerspiegelt zich nu ook in de rechtspraak. Zo zijn inmiddels enkele arresten bekend waarin het Brusselse hof van beroep volmondig beaamt dat het belastbaar feit zich – wat oude aandelenopties betreft – moet hebben voorgedaan op het ogenblik dat zij werden uitgeoefend.
Het hof van beroep in Antwerpen ging dan weer de andere richting uit. Het aanvaardde dat het belastbaar feit zich ook bij deze oude aandelenopties moet hebben voorgedaan bij de toekenning. Maar rekening houdend met de feitelijke omstandigheden besliste het dat het moment van toekenning in casu samenviel met het moment van uitoefening.
De rechtbank van eerste aanleg in Brussel navigeert daar nu blijkbaar tussenin (vonnis van 14 maart 2002): de oude aandelenopties zijn volgens de rechtbank belastbaar op het ogenblik van hun toekenning, maar het belastbaar moment situeert zich pas op het ogenblik dat de opties uitoefenbaar worden (zonder dat zij noodzakelijkerwijs op dat ogenblik al uitgeoefend moeten zijn).
Kortom, de rechtspraak gaat – wat de oude aandelenopties betreft – voorlopig nog alle kanten uit.
Nieuw. En wat met de nieuwe aandelenopties? Bedoeld zijn de aandelenopties die toegekend zijn met ingang van 1 januari 1999 en dus onder de nieuwe wetgeving vallen (de wet van 26 maart 1999).
Wat deze opties betreft, bestaat er geen twijfel. De wetgever heeft uitdrukkelijk gesteld dat het belastbaar feit zich in principe voordoet op het ogenblik dat zij worden toegekend.
Maar daaruit volgt niet dat er met deze nieuwe aandelenopties geen problemen zijn. De wet die het fiscaal statuut van deze opties regelt, dateert nog van de tijd toen de sky op de beursvloer the limit was. Belasting betalen op het ogenblik dat de aandelenopties worden toegekend, was toen nog aantrekkelijk. Aandelenopties moeten het immers hebben van stijgende aandelenkoersen.
Maar sinds op de beursvloer alles kommer en kwel is, is ook het succes van de aandelenopties gekelderd. Niet weinige genieters van aandelenopties zullen vaststellen dat zij belasting hebben betaald voor een voordeel dat inmiddels als sneeuw voor de zon is verdwenen.
Voorstel. Allicht daarom dat begin dit jaar in regeringskringen het voorstel is gelanceerd om een keuzemogelijkheid in te voeren. Werknemers zouden volgens dat voorstel kunnen kiezen om belast te worden, ofwel op het ogenblik van de toekenning van de optie, ofwel op het ogenblik van de uitoefening ervan. In dit laatste geval zal de belasting (bij sterk stijgende aandelenkoersen) meestal hoger zijn dan wanneer je belasting betaalt op het ogenblik van de toekenning van de aandelenopties. Maar je vermijdt – als de koersen dalen – belasting te betalen op een (achteraf bekeken) in rook opgegaan voordeel.
Daartegenover staat de inmiddels door sommigen terecht geformuleerde kritiek dat zo’n keuzemogelijkheid de essentie van aandelenopties miskent. Wie met opties omgaat, speelt altijd met vuur. Zekerheid bestaat niet in optieland. Die kan je ook op fiscaal gebied niet geven.
De zekerheid die de bedenkers van het voorstel willen bieden, is overigens beperkt. De werknemer zou immers bij aanvang moeten kiezen over het ogenblik waarop hij belast zou willen worden (bij de toekenning, of bij de lichting van de optie). Wie verkeerd gokt, blijft de klos.
Hoe dan ook, over het voorstel is sinds vele maanden niets meer gehoord. Aandelenopties zijn al lang geen prioriteit meer.
Jan Van Dyck [{ssquf}]
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Het voorstel was om een keuzemogelijkheid in te voeren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier