Koffiedikker dan ooit
Over wijlen president John F. Kennedy doet volgend verhaal de ronde. Op de vraag wie hij als voorzitter van zijn Council of Eonomic Advisors wenste, antwoordde JFK : ” A one-armed economist“. Zoniet, stelde de president, zou er voortdurend gepalaverd worden in termen van “on the one hand this, but on the other hand that”. Ook de boutade ” zet twee economen bij elkaar en je hebt drie meningen” onderstreept de breed verspreide opinie dat, wanneer het er echt op aankomt, ook de economen het allemaal niet zo goed weten.
Dat relatieve onvermogen van de economische wetenschap geldt zeker voor wat betreft de conjunctuuranalyse. De recente herzieningen van de groeivooruitzichten onderstrepen dit. Het Planbureau rekent nu met een groei van 2,4 % voor dit jaar en 2,7 % voor 1998, terwijl men het er tot voor kort nog op 2,1 % en 2,5 % hield. In lijn hiermee schoof de Kredietbank onlangs van 2,2 % naar 2,4 % voor ’97 en van 2,8 % naar 3,0 % voor ’98. De Generale Bank van haar kant ziet daarentegen geen reden om haar eerdere prognose van 2,2 % en 2,9 % te herzien. En bij de Amerikaanse investeringsbank Morgan Stanley werden de Europese groeivoorzieningen zopas neerwaarts bijgesteld voor Duitsland bijvoorbeeld werd de prognose van 3 % voor volgend jaar teruggeschroefd naar 2,7 %.
Drie elementen staan vandaag centraal in de discussie over de conjunctuurvooruitzichten. Rond één ervan heerst quasi-unanimiteit onder de analisten, over de andere twee divergeren de opinies aanzienlijk. Het punt van overeenstemming betreft de binnenlandse vraag in Europa, die eindelijk uit haar ongewoon lange periode van lethargie lijkt weg te komen. In België groeide de kleinhandelsomzet in volume met 5,7 % over de periode mei-juli ten opzichte van de voorgaande drie maanden. Ook de omzet van diensten aan verbruikers en de autoverkopen zitten duidelijk in de lift. De verwachte aangroei van de tewerkstelling het Planbureau voorspelt voor volgend jaar een toename met 44.000 eenheden moet in principe die binnenlandse vraag verder ondersteunen. De aantrekkende binnenlandse vraag doet ook hoop rijzen op bijkomende bedrijfsinvesteringen. In de verwerkende industrie bijvoorbeeld ligt de bezettingsgraad nu reeds op een vrij hoge 83,2 %.
De twee punten van onenigheid betreffen de dollarevolutie en de crisis in Zuid-Oost-Azië. Iedereen is het erover eens dat de stijging van de dollar tegenover de Europese munten sinds eind ’95 een belangrijke conjunctuurstimulans is geweest. De dollarsterkte verbeterde immers de competitieve positie van het Europese bedrijfsleven, niet alleen ten opzichte van Amerikaanse producenten maar ook ten opzichte van alle strak aan de dollar gerelateerde markten.
Het valt overigens op hoe nauw met name de Belgische conjunctuur samenhangt met de evolutie van de USD/BEF-koers. Op bijgaande grafiek staat die USD/BEF-koers met zeven maanden vetraging weergegeven. Het parallellisme met de conjunctuurindicator van de Nationale Bank mag méér dan opvallend genoemd worden. Omtrent de dollarevolutie luidt de hamvraag nu of de recente verzwakking van de dollar tijdelijk of structureel is. In het laatste geval mag vanaf ongeveer het tweede kwartaal van volgend jaar een terugslag op de Europese conjunctuur verwacht worden. De conjunctuuroptimisten gaan ervan uit dat de dollarzwakte eerder van tijdelijke aard is.
De impact van de crisis in Zuidoost-Azië zorgt ook voor de nodige tweedracht onder de conjunctuuranalisten. Bij KB en het Planbureau bijvoorbeeld schat men het effect daarvan op de Europese economieën als eerder minimaal in. Richard Davidson van Morgan Stanley en Geert Noels van Petercam tonen hier echter veel grotere twijfels en benadrukken twee elemenenten. Ten eerste, het belang van de Zuidoost-Aziatische vraag naar Europese kapitaalgoederen mag niet onderschat worden. Voor Duitsland bijvoorbeeld vertegenwoodigt dat 10 % van de export. Ten tweede, door de overcapaciteit die de voorbije jaren in landen als Indonesië, Thailand en Maleisië werd opgebouwd, zal daar een nog sterkere export- drive ontstaan. Dit zal niet enkel een impact hebben op de productievolumes die onder meer in Europa gerealiseerd kunnen worden maar tevens op het prijsniveau en dus op de ondernemingsrendabiliteit.
Het blijft bijgevolg meer dan ooit koffiedik kijken inzake de Europese en de Belgische conjunctuurevolutie in 1998. Nagenoeg alle analisten zijn het erover eens dat we zeker in de groeivork 2,5-3 % zullen terechtkomen. Dat is mooi, maar zo’n cijfer zouden we nu voor meerdere jaren moeten kunnen vasthouden.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier