Kmo-definitie: fiscus moet volgen

De wetgever past de vennootschapsrechtelijke definitie van ‘kleine’ vennootschap aan. Werkt die ook door voor fiscale doeleinden?

Op fiscaal gebied gelden op dit ogenblik verschillende kmo-definities. Eén daarvan verwijst naar het Wetboek van vennootschappen, meer bepaald naar de definitie die daar van een ‘kleine’ vennootschap wordt gegeven. Die geldt onder meer in het kader van de ‘aftrek voor risicokapitaal’, inmiddels door de promotiereizen van premier Guy Verhofstadt wereldwijd bekend als ‘notionele interestaftrek’.

Percentage. De notionele interestaftrek houdt in dat vennootschappen een bepaald percentage van het (gecorrigeerde) eigen vermogen mogen aftrekken van hun belastbaar resultaat. Voor het aanslagjaar 2007 (het eerste aanslagjaar waarvoor de notionele interest- aftrek van toepassing is) is het percentage al gekend: 3,442 %.

Voor kmo’s wordt het tarief met een half procentpunt verhoogd. Een kmo heeft dus voor het aanslagjaar 2007 recht op een aftrek tegen (3,442 + 0,5=) 3,942 %. Om te bepalen wie in dit verband het karakter heeft van een kmo, verwijst de fiscale wet naar de vennootschapsrechtelijke definitie van een ‘kleine’ vennootschap (zoals beschreven in artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen).

Klein. Een vennootschap is volgens het Wetboek van vennootschappen klein als ze niet meer dan 50 personeelsleden telt, en haar jaaromzet en balanstotaal bepaalde grenzen niet overschrijden (met dien verstande dat de overschrijding van een van deze criteria niet tot gevolg heeft dat de vennootschap haar statuut van kleine vennootschap verliest, tenzij ze meer dan 100 personeelsleden heeft, waardoor ze nooit als ‘klein’ kan worden aangemerkt).

De criteria voor jaaromzet en balans- totaal zijn een aantal maanden geleden nog aangepast. Voorheen was er in de wet sprake van een jaaromzet van maximaal 6.250.000 euro (exclusief btw) en van een balanstotaal van maximaal 3.125.000 euro. Vandaag is de maximale jaaromzet opgetrokken naar 7.300.000 euro en het maximale balanstotaal naar 3.650.000 euro.

Maar niemand weet of deze verhoging ook doorwerkt op fiscaal gebied. De verhoging van de criteria is immers doorgevoerd bij Koninklijk Besluit. Als deze verhogingen bijvoorbeeld ook doorwerken in het kader van de notionele interestaftrek, wil dat zeggen dat het toepassingsgebied van een fiscale regeling (de verhoging van het percentage van de aftrek met 0,50 procentpunt) afhankelijk zou zijn van een eenvoudig KB. In principe kan dat niet. De omvang van de belastingschuld moet volgens de grondwet bij wet worden vastgesteld.

Het gevolg is dat het vandaag volstrekt onduidelijk is of men voor fiscale doeleinden nog rekening moet houden met de ‘oude’ criteria die men in het Wetboek van vennootschappen terugvindt, dan wel of men al rekening mag houden met de nieuwe (verhoogde) criteria zoals die door de koning zijn vastgesteld.

Uitstel. Er is een ander netelig probleem. De vennootschapswetgever heeft willen vermijden dat vennootschappen om de haverklap van statuut wisselen. Hij wil niet dat een kleine vennootschap die toevallig meer dan één van de gestelde criteria overschrijdt, meteen als ‘grote’ vennootschap wordt aangemerkt. Omgekeerd heeft hij willen vermijden dat een grote vennootschap die toevallig aan de gestelde criteria beantwoordt, meteen als een ‘kleine’ vennootschap zou worden aangemerkt.

De wetgever heeft daarom in een stelsel van ‘uitgestelde werking’ voorzien. In de praktijk betwist niemand – ook de fiscus niet – dat dit stelsel van uitgestelde werking eveneens doorwerkt op fiscaal gebied. Maar er is een ander probleem. Niemand weet hoe dit stelsel juist in elkaar zit. We besparen de lezer de details. Wie de wettekst leest, kan daar ongeveer alle kanten mee uit.

Vandaar dat het Instituut der Bedrijfsrevisoren een tijdje geleden een praktische oplossing naar voren geschoven heeft. Het instituut stelde voor een vennootschap nog slechts als ‘klein’ te beschouwen als ze gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren aan de gestelde criteria beantwoordt. De vennootschap zou dan vanaf het derde jaar een ‘kleine’ vennootschap zijn.

Daarover ondervraagd, liet de minister van Financiën een aantal maanden geleden weten dat hij de zienswijze van de bedrijfsrevisoren naast zich neerlegt. Volgens hem moet de regeling inzake ‘uitgestelde werking’, zoals men ze in het Wetboek van vennootschappen terugvindt, op fiscaal gebied integraal worden toegepast.

Schrapping. Dit is inmiddels verleden tijd. Uit een van de eindejaarswetten die nog juist voor de jaarwisseling in het Belgisch Staatsblad werden gepubliceerd, blijkt dat de wetgever de visie van het Instituut der Bedrijfsrevisoren bijtreedt. De regeling van ‘uitgestelde werking’ wordt geschrapt. In het Wetboek staat nu zwart op wit dat een vennootschap slechts als een ‘kleine’ vennootschap kan worden aangemerkt als ze voor de twee voorgaande boekjaren aan de gestelde eisen voldoet. Die regeling werkt ongetwijfeld door op fiscaal gebied. Ze is immers niet bij KB, maar bij wet doorgevoerd.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content