Klas aan de macht

Bedrijven en scholen zouden moeten kiezen voor technologie- ondersteund leren. Het rendement van het leerproces zou erdoor stijgen met 30 tot 50 %.

Proefpersonen die hun lesje multimediaal leren, onthouden 30 tot 50 % meer dan anderen die dezelfde inhoud op de klassieke wijze krijgen voorgeschoteld. Technology based learning, zo noemen de vakspecialisten die nieuwe techniek, blijkt wel degelijk iets te bieden.

Niet iedereen heeft zomaar een leraar en klaslokaal bij de hand. Een cd-rom of cd-i-schijfje is daarentegen wel overal consulteerbaar. “Toch blijft de leerling altijd afhankelijk van de factor tijd,” merkt Luc Peeters op. “De inhoud op zo’n schijfje is snel gedateerd.” Verloopt de multimediale opleiding via een netwerk zoals het Internet of een (lokaal) intranet dan valt ook die tijdsbeperking weg.

Luc Peeters is specialist aan het Technology Based Learning Forum van de Gentse Vlerick School. De problematiek intrigeert hem. Peeters : “Dankzij een netwerk is de leerling of trainee niet meer afhankelijk van de geprogrammeerde leerstof. Bedrijven houden via het intranet alle mogelijke kennis permanent ter beschikking van hun werknemers. Dit is geen video-on-demand, maar learning-on-demand.”

EXTRA LEEREFFECT.

Het Antwerpse Alcatel Bell kan daarover meepraten. Opleidingsmanager Jan Ginneberge verstuurt er dagelijks lespakketten via het netwerk, zowel voor interne als externe klanten. Ook videoconferentie is één van zijn stokpaardjes. Maar virtuele klassen waarbij elke deelnemer via pc in real time contact staat met de andere zijn niet in alle omstandigheden economisch verantwoord.

Toch hebben technologische leervormen meer te bieden dan alleen de overwinning van afstand. Ook e-mail als interactievorm tussen leraar en leerling wordt duchtig bestudeerd. Door communicatie tussen cursisten onderling bijvoorbeeld via nieuwsgroepen op het Internet creëer je een extra leereffect. Luc Peeters : “Cursisten kunnen concrete vragen lanceren en als het meezit, hebben ze een paar uur later al een suggestie van iemand die ooit een vergelijkbaar probleem kende. Deze zelfsturende kennisverwerving is een spel van vraag en antwoord. Een derde instantie die het lespakket bepaalt, is niet meer nodig. Alles draait rond leergierigheid en solidariteit van gebruikers.”

In die richting gaat het ook bij Siemens Atea in Herentals. Trainingsverantwoordelijke Jef Staes stemde de hele opleidingsstrategie af op een “open leercentrum”. Staes : “Al sinds ’88 werven we onze nieuwe ingenieurs aan in groepjes van twee tot drie. Daarvoor kan je geen heuse klassen organiseren.” Dus maakt het leercentrum gebruik van een gesloten videosysteem met constant vier kanalen in uitzending. Er zijn lijsten van medewerkers met de cursussen die zij al volgden.

Siemens Atea gaat nu een stap verder en plaatst dat aanbod op een eigen intranet. Dit is een beveiligd stukje Internet, bestemd voor intern gebruik. Zo kunnen werknemers, maar ook partners of klanten, met de hun vertrouwde Internetsoftware surfen op het bedrijfsnetwerk. En dankzij dit intranet maakt Siemens Atea het aanbod onafhankelijk van zowel tijd als plaats. De nieuwe ingenieurs leren op de werkplek.

Toch relativeert Jef Staes : “Deze vorm van opleiden is alleen zinvol voor mensen met een hoge leerspanning, personen die zich goed in hun vel voelen en daaraan de motivatie ontlenen om het massale aanbod te filteren. Ze bepalen zelf wat ze nodig hebben en wanneer.” Anderen hebben dan weer meer voordeel bij klassieke leerprocessen.

Sommige bedrijven laten al jaren hun medewerkers projecten afronden met een verslag dat de medewerkers zelf op het intranet zetten. Op die manier bouwt elk individu mee aan een wereldwijd beschikbare databank en komt zijn ervaring ter beschikking van de collega’s. Het systeem is zelfsturend, de dynamiek gaat uit van de gebruikers. In dat netwerk maken eerder moderators dan docenten de dienst uit. Trainers spuien geen kennis, maar worden coaches. Ze zullen hooguit wat input geven tot de dynamiek vanzelf op gang komt.

AVERSIE.

En het onderwijs ? “We staan nog nergens,” bekent Daniël De Vriendt, pedagogisch adviseur van de Argo ( Algemene Raad voor het Gemeenschapsonderwijs). Er bestaat wel een Argo-website, maar deze bevat geen puur educatieve toepassingen. De Vriendt probeert zijn omgeving warm te maken, maar botst op een conservatieve mentaliteit. Niet onbegrijpelijk, want de strategie die vereist is bij een technologische opleiding staat haaks op ons onderwijsmodel.

Tot op heden hebben leraars het monopolie van de voorgeschotelde leerstof. Bovendien laat de schoolorganisatie hen weinig ruimte om te experimenteren. Luc Vandeput is een uitzondering. Hij is docent educatieve technologie aan de Katholieke Hogeschool Leuven en medebeheerder van de vzw Nieuwe Media School. “Het zijn vooral de leerlingen die vooruit willen. De leraars blijven eerder ter plaatse trappelen,” klaagt hij. “Hetzelfde geldt voor de universiteiten, hoewel technologie er al beter is ingeburgerd dan bij ons.”

“Dit klopt,” knikt professor Jan Daniëls, werkzaam aan het Limburgse Smile ( Studiecentrum voor Multimediaal en Interactief Leren). “Er gebeurt nog te weinig studiewerk rond bijvoorbeeld de effectiviteit van het leren met substructuren en hyperlinks, waarbij de gebruiker spontaan van de ene naar de andere webpagina springt. Het onderwijs en de trainingswereld moeten dringend leren denken in termen van interactie waarbij mensen zélf bepalen wat ze gaan leren.”

J.C.

JEF STAES (SIEMENS ATEA) Technologisch leren is alleen zinvol voor mensen met een hoge leerspanning.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content