Kinderopvangkosten: nu ook voor kinderen tot en met 11 jaar
Om aan de voorwaarden voor de uitbreiding van de fiscale aftrek van kinderopvangkosten te kunnen voldoen, moeten kleuter- en lagere scholen een gedetailleerde administratie bijhouden.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
uders die om beroepsredenen hun kinderen moeten laten opvangen, kunnen de kosten daarvan niet als beroepskosten in aftrek brengen. Op basis van een wat duistere redenering wordt immers niet aanvaard dat dergelijke kosten gedaan of gedragen zouden zijn om belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden. Zij voldoen dus niet aan de basisvoorwaarde waaronder uitgaven als beroepskosten aftrekbaar kunnen zijn.
Zo’n 15 jaar geleden besliste de wetgever evenwel dat de kosten van kinderopvang onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde perken toch fiscaal afgetrokken kunnen worden. Niet als ‘beroepskosten’, maar wel als een aftrekbare besteding die in mindering gebracht mag worden van het gezamenlijk belastbaar inkomen. Het verschil zit hem in het detail. Een uitgave die als beroepskost aftrekbaar is van het beroepsinkomen kan – als de kosten hoger zijn dan het inkomen – aanleiding geven tot een ‘verlies’ dat overdraagbaar is naar de volgende jaren. Een uitgave die – zoals de kinderopvangkosten – slechts als aftrekbare besteding in mindering gebracht kan worden van het gezamenlijk belastbaar inkomen, is slechts aftrekbaar in de mate dat er voldoende belastbaar inkomen voorhanden is. Is er geen belastbaar inkomen, dan kan de aftrek niet worden toegepast.
OFFICIEEL. Tot en met het aanslagjaar 2005 is de aftrek van de kinderopvangkosten enkel mogelijk voor kinderen die de leeftijd van drie jaar niet bereikt hebben. Het kind mag dus ten hoogste twee jaar oud zijn. De opvangkosten moeten bovendien betaald worden aan instellingen of personen die in het officiële, gecontroleerde circuit van kinderopvang bedrijvig zijn.
De instelling waaraan de opvangkosten betaald worden, moet behoren tot een van de twee volgende categorieën. Ofwel moet het gaan om een instelling die erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd wordt door Kind en Gezin, het Office de la Naissance et de l’Enfance of de executieve van de Duitstalige Gemeenschap. Ofwel moet het gaan om een kinderdagverblijf of zelfstandig opvanggezin dat onder toezicht staat van een van de vermelde overheidsinstellingen. De opvang moet dus gebeuren in het officiële circuit van erkende opvangvormen. Wie bijvoorbeeld een beroep doet op de diensten van een onthaalmoeder die buiten het officiële circuit opereert, heeft geen recht op de fiscale aftrek.
De aftrek is tegenwoordig geplafonneerd op 11,20 euro per oppasdag en per kind. Wie meer betaalt – wat bij tweeverdieners meestal het geval is – kan het gedeelte dat die grens overschrijdt, niet in aftrek brengen.
TWAALF. Vanaf het aanslagjaar 2006 (inkomsten van 2005) zijn ten aanzien van deze aftrek twee belangrijke wijzigingen aangebracht. Om te beginnen, is de leeftijdsgrens opgetrokken naar twaalf jaar. Het kind waarvoor de opvangkosten worden betaald, mag de leeftijd van twaalf jaar niet hebben bereikt. De kosten zijn dus aftrekbaar zolang het kind ten hoogste elf jaar is.
De beoordeling van de leeftijdsvoorwaarde gebeurt niet op 1 januari van het aanslagjaar, maar op het ogenblik dat de uitgaven gebeuren. De aftrek eindigt dus op het ogenblik dat het kind twaalf kaarsjes uitblaast op de verjaardagstaart. De opvangkosten die vanaf dan worden betaald, zijn niet meer aftrekbaar.
SCHOOL. De tweede wijziging is verbonden met de eerste. In de regeling zoals ze tot en met het aanslagjaar 2005 bestaat, is vereist dat het kind ten hoogste twee jaar oud is. Het is dan ook logisch dat de aftrek beperkt blijft tot uitgaven die betaald worden aan instellingen en dergelijke, die zich be-zighouden met de opvang van peuters (peutertuinen en onthaalouders).
Nu de leeftijdsgrens verhoogd is tot twaalf jaar, is het logisch dat ook de ‘erkende opvangvormen’ uitgebreid werden. Een kind van bijvoorbeeld tien jaar kan niet in een peutertuin terecht. Het zal meestal ook niet opgevangen worden in een opvanggezin. Kleuters en grotere kinderen blijven in de voor- en nabewaking in de kleuter- of lagere school.
Vandaar dat de wetgever de erkende opvangvormen vanaf het aanslagjaar 2006 heeft uitgebreid tot de kleuter- en lagere scholen. De kosten die aan een kleuter- of lagere school worden betaald voor de voor- en nabewaking, komen voortaan ook voor de fiscale aftrek in aanmerking.
Maar het moet wel degelijk om ‘voor- en nabewaking’ gaan. De fiscus heeft laten weten dat bijvoorbeeld de kosten van een schoolreisje in geen geval onder het mom van ‘kinderopvangkosten’ in aftrek kunnen worden gebracht.
ADMINISTRATIE. Om alles in goede banen te leiden, zullen de kleuter- en lagere scholen (zoals dit tot nog toe al het geval was voor de overige vormen van erkende kinderopvang) fiscale attesten moeten uitreiken. Die zullen de fiscus in staat moeten stellen om de betaler van de kosten en het opgevangen kind nauwkeurig te identificeren. Bovendien zal daaruit moeten blijken op welke dagen de opvang gebeurde en tegen welk tarief.
Voor kleuter- en lagereschooldirecteuren komt er dus nog een pak administratief werk bij. Tot meerdere eer en glorie van de ouders die de kosten van voor- en nabewaking fiscaal in aftrek willen brengen.Jan Van Dyck
Jan Van Dyck
Ook de erkende opvangvormen zijn uitgebreid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier