kanker OVERWINNEN

Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Tony Vandeputte kreeg in juli 2002 te horen dat hij leed aan pancreaskanker. Vandeputte, die toen al 14 jaar gedelegeerd bestuurder was van de werkgeversfederatie VBO, kreeg het niet over zijn hart om zijn medewerkers meteen in te lichten.

Michel De Smet kroop twee keer door het oog van de naald. Eerst toen hij in 1994 als toenmalig topman van de Belgische Vereniging van Banken bij een ongeval in een treinstation in Helsinki een schedelfractuur, hersenbloeding en longperforatie opliep. Zeven jaar later had hij opnieuw prijs: lymfeklierkanker. De Smet, toen al een handvol jaren bestuurder bij Argenta, kwam er opnieuw bovenop. Op 64-jarige leeftijd is hij nog steeds bestuurder en wil hij nog jaren doorgaan.

Modeontwerpster Kaat Tilley combineert creativiteit en ondernemerszin. Ze is wereldberoemd, maar haar pad ging niet altijd over rozen. In 1989 vernam ze net na de geboorte van haar tweede dochter dat ze lymfeklierkanker had. Een hevige, maar korte schok. “Het dal heeft een uur geduurd en daarna was het voorbij,” zegt Tilley.

“Nog een potje koffie? Daarna gaan we stoppen, want ik moet gaan fitnessen.” De flamboyante ondernemer Willy Naessens zit goed in zijn vel. “Ik voel mij terug in topvorm,” zegt hij herhaaldelijk. Naessens werd in de jaren 90 twee keer getroffen door lymfeklierkanker en worstelde ook nog met een vroeg stadium van keelkanker. De opvolging is geregeld, maar Naessens wil op 68-jarige leeftijd niet van wijken weten.

Elke dag krijgen 90 Vlamingen te horen dat ze kanker hebben. 90 mensen die plots worden geconfronteerd met een van de zwartste bladzijden uit hun levensverhaal, en wier gezondheidsproblemen ook partners, gezin, vriendenkring en werkomgeving treffen. Kanker is een ‘fact of life’: iedereen kent wel een slachtoffer. Maar raar of zelden verneem je dat een bedrijfsleider of bestuurder kanker heeft of had. Vaak omdat het onrust en twijfel zaait over de toekomst van het bedrijf en deze noeste werkers in de bikkelharde bedrijfswereld niet willen tonen dat ze verzwakt zijn.

Trends sprak met enkele ondernemers en bestuurders over de impact van hun ziekte op hun organisatie en eigen professionele leven. Zij spreken omdat ze moed willen geven aan lotgenoten en willen bewijzen dat er ook een professioneel leven is na kanker.

Tony vandeputte: “Ik ben menselijker geworden”

“Neen, ik heb het niet meteen gezegd. Zeer eigenaardig. Voor mijn gezin en nauwe vrienden had ik geen enkele schroom, maar professioneel wel omdat ik dacht ‘wat gaat het effect zijn van zo’n aankondiging? Gaat dat tot gevolg hebben dat men mij professioneel zal afschrijven?’

“Ik heb nooit overwogen mijn kanker helemaal dood te zwijgen. Het was meer het woord zelf dat ik niet graag uitsprak. Het heeft een gevoelsmatige inhoud die groter is dan bij andere ziekten. Ik zal niet zeggen dat de houding tegenover kanker kan worden vergeleken met de houding in de middeleeuwen tegen de zwarte pest, maar toch …

“Ik kan begrijpen dat bedrijfsleiders die nog 100 % actief zijn en dat wensen te blijven daar voorzichtig mee omgaan en niet willen toegeven dat ze verzwakt zijn, zodat men niet zou denken dat ze hun job minder goed doen dan anders. En zij zijn ook bevreesd voor wat de concurrenten zouden denken.

“Ik heb van heel wat bedrijfsleiders, en belangrijke bedrijfsleiders, vernomen dat zij kanker hadden gehad toen ik hun zei dat ik het had. Ik begrijp die houding, maar pleit er toch voor dat men kanker zoals andere ziekten zou beschouwen als iets dat nu eenmaal kan voorvallen.

“Voor de professionele omgeving komt het soms dramatischer over dan voor de persoon zelf. Maar je kan en wil het ook allemaal niet uitleggen. Het gaat ze niet aan. Dat heb ik ook zo gezegd toen ik het hier vertelde: ik lijd aan kanker, wordt behandeld en de rest belangt enkel mij en mijn gezin aan. Punt.

“Ik heb nooit iets willen lezen over kanker. Je hebt mensen die boeken lezen en het internet raadplegen om te weten wat er in China of Australië op gebied van kankerbehandeling bestaat. Ik wist alleen dat ik pancreaskanker had, en dat dat geen onbenullige kanker was.”

“Mijn voorzitter Luc Vansteenkiste was iemand met een hart als een kasteel. Het is buitengewoon hoe menselijk die wel is. Hij had enorm veel begrip voor mijn situatie, ook al omdat hij vrienden had zoals Johan Mussche ( nvdr – vroegere baas van Spector) die overleden waren aan kanker.

“Ik voelde me fysisch wel wat zwakker, maar in onderhandelingen denk ik niet dat ik me zwakker heb opgesteld. Ik geloof ook niet dat de vakbonden toegevingen hebben gedaan omdat zij iemand tegenover zich hadden die fysisch zwakker was.

“Ik ging niet meer naar het buitenland, kwam ‘s morgens iets later toe en ging ‘s avonds iets vroeger weg. Ook geen diners meer voor mij. Ik beperkte mij hier tot enkele interne vergaderingen, de raad van bestuur, het directiecomité en die belangrijke opdrachten. Maar na zes maanden kwam de vraag wat ik verder zou doen. Ik vond dat het beter was voor het VBO, voor mezelf en voor mijn gezin – en ik weet niet of dat de juiste volgorde is – om te stoppen als gedelegeerd bestuurder.

“Ik heb mensenkennis en diepgang bijgewonnen. Dat uit zich in de manier waarop je mensen bejegent en de tijd die je daarvoor uittrekt. Ik mag wel zeggen dat ik menselijker ben geworden, met het risico dat mijn collega’s nu zeggen ‘niet waar!’ ( lacht)

“Misschien dat je wanneer je ziek bent iets sneller geïrriteerd raakt, maar ik wist dat en deed dan een inspanning om dat niet te zijn of te tonen. Je stelt je professioneel op. Dat is ook mogelijk geweest omdat ik me nooit 100 procent mottig heb gevoeld.

“Anders leven? Het gebeurt dat ik wat uitrust na de middag, zo’n tien minuutjes, maar lang niet altijd. En vroeger, toen ik zo’n jachtig leven had, dronk ik geen alcohol, rookte ik niet en deed ik veel aan sport. Nu lust ik veel meer een glas wijn dan vroeger en eet ik graag goed. Binnen dit huis had ik de naam een asceet te zijn, behalve voor chocolade, snoep en desserts. Dat weet iedereen, ik heb zelfs ooit aan de vakbonden gezegd dat ze me mochten omkopen met een lekker dessert. Ik ben meer een levensgenieter geworden, in al zijn aspecten, dus ook genieten van de natuur en mensen, een reis, koor, mooie muziek of een mooi boek. Je hebt altijd ergens ‘en morgen?’ in je achterhoofd, dus dat betekent dat ik elke dag probeer voor 100 procent te leven.”

michel de smet: “Ik ben duidelijk veel attenter”

“Ik ben van nature een vechter, een doordouwer, maar ik heb na dat ongeval getwijfeld of ik het zou halen. Door wat ik had meegemaakt in 1994 was 2001 anders. Ik had de overpeinzingen en een deel van de weg van psychologische verwerking achter de rug. 1994 had me ook geleerd dat ondanks het feit dat ik me dag en nacht had gegeven voor mijn werk, je terugplooit op je familie. Ik vond dat ik mijn familie misschien wat tekort had gedaan. Ik realiseerde me dat mijn dochter had gezegd ‘papa ik zie u nooit’ en dat mijn vrouw geen eigen kennissenkring had behalve de mijne. En ik besefte: ‘mamma mia, als ik nu zou verdwijnen, dreigt zij in een zwart gat te vallen. ‘ Ik heb daar mijn conclusies uit getrokken.

“In 2001 was de verrassing groot. Het was een heel agressieve kanker, en men had mij gezegd dat ik nog drie, misschien vier maanden te leven had. Ik heb ook een agressieve behandeling gehad. Het was een dagelijks gevecht. Dat vechten doet pijn en verdooft je, maar heeft er wel voor gezorgd dat ik geen dip kreeg.

“Ik heb bij Argenta meteen gezegd dat ik kanker had. Ik kan ook niet leven met geheimen of halve waarheden. Ik heb meteen aan mijn vrouw gezegd dat we het steeds zouden zeggen zoals het was. Maar het was niet zo dat we iedereen per telefoon gingen verwittigen.

“Plezierig is het niet, zeggen dat je kanker hebt. Maar ik geloof toch dat een stuk van het taboe daarrond is weggevallen. Nu was de situatie in 2001 natuurlijk anders dan in 1994. Toen had ik de operationele verantwoordelijkheid over 120 hoog opgeleide mensen. En ik kan me wel voorstellen dat iemand die bijvoorbeeld bedrijfsleider is bij een groep als UCB, toch eerst even zal nadenken over wie hem kan opvolgen of tijdelijk kan vervangen.

“Aan het einde van mijn behandeling volgde ik al een aantal zaken op via pc, en men belde me vanuit Argenta op. Voornamelijk uit sympathie, maar toch ook al om eens iets te vertellen. En je begint opnieuw met te zeggen dat je drie dagen komt werken, maar dat worden er al snel vier, en je zegt dat je om vier uur naar huis gaat, maar na een paar keer ben je weer vertrokken voor lange dagen.

“Ik ben na 2001 of 1994 niet anders gaan leven. Ik heb dan ook nooit leren genieten. We werden thuis zo opgebracht met de les dat je heel hard moet werken om ergens te komen. Luiheid is het oorkussen van de duivel, klonk het.

“Ik heb door de ziekte en het ongeval geleerd meer oog te hebben voor mijn medewerkers.

“Ik heb nu tegenwoordig een andere stijl op het werk, maar dat hangt er ook mee samen dat je ouder wordt, al het een en ander hebt meegemaakt en leert meer te delegeren. Die ziekte versterkt dat natuurlijk wel.

“Een Übermensch voel ik me zeker niet. Men zegt nogal gemakkelijk dat ik de ziekte heb overwonnen door mijn sterk karakter en vechtersnatuur. Maar ik antwoord steeds ‘neen, het is de medische wetenschap die het heeft gedaan’.

“Ik ben religieus opgevoed, maar dit heeft me niet religieuzer gemaakt. Ik bekijk het relatief afstandelijk. Mijn vader is wellicht gestorven aan dezelfde kanker en toen heb ik wel gebeden. Dat heeft me geleerd van begrijpend te zijn.

“Ik heb altijd aan een hoog ritme geleefd, voor en na die kanker. Mijn vrouw heeft altijd heel graag gereisd, en we hebben echt veel landen gezien. Zelf had ik daar nooit zo’n grote behoefte aan. En genieten? Voor sommigen is dat een goed glas, voor mij niet. Ik doe niets uitzonderlijks, ik heb geen paard of zo, maar omdat mijn vader landbouwer was, hebben we het geluk te wonen in een mooi huis midden in de weidse natuur.”

kaat tilley: “Het was een stimulans”

“Mijn dochtertje was pas geboren, mijn boetiek in de Brusselse Koningsgalerij ging net open, mijn leven begon pas, alles wat schoonheid was, stond voor mijn neus. Dan ga je toch niet stoppen?

“Ik was toen al heel serieus aan het evolueren in mijn collecties. Maar als ik mijn eigen evolutie goed bekijk, is dat pas nadien echt gebeurd. Dat heeft er mee te maken dat je ermee geconfronteerd wordt dat alles plots kan stoppen, terwijl ik pas 28 was. Heel even dacht ik dat niets nog zin had. Dan krijg je een boosheid in je en sta je jezelf niet toe weg te zinken.

“Voor mij was het een stimulans: niet wachten, niet spelen, maar doen. Ik was nadien veel meer overtuigd over wat ik wilde en wat niet. Het kan zijn dat het mij een beetje harder heeft gemaakt. Het heeft er mee voor gezorgd dat ik niet gemakkelijk opgeef.

“Ik moest die avond naar een verjaardagsfeest van een van mijn collega-ontwerpers. Eerst dacht ik ‘wat heeft dat allemaal nog voor zin, want ik ben ziek en ga sterven’. Maar een uur later draaide ik de knop om en zei ‘ik ga ernaartoe en ik wil niet sterven’. Ik wou dat niet accepteren. Vanaf dan heb ik niet meer achterom gekeken.

“Na de diagnose kreeg ik zes maanden bestralingen; dus elke dag heb ik in het AZ gezeten. Ik takelde af, kon op het einde de trappen niet meer op. Maar ik leerde daarmee leven. Het moreel was goed. Ik was niet van plan te stoppen met mijn werk of mijn leven.

“In die zes maanden nam ik mijn dochter elke dag mee. Ik bleef werken maar niet aan hetzelfde ritme. Ik had toen iemand die al mijn administratie deed en de winkel zou openhouden in Brussel. Ik ging werken van bij mij thuis en een aantal dagen per week in de winkel. In de kleine modewereld was ik toen al bekend, maar dat was heel minimaal vergeleken met nu.

“Of de business heeft geleden onder mijn ziekte? Alles is blijven voortgaan. De meeste mensen wisten niet eens dat ik ziek was. Ik wou daar ook niet constant over bezig zijn. Je krijgt je werk zo niet af.

“De business ging pijlsnel vooruit. Daarom ook dat ik denk dat die ziekte iets was dat op mijn weg moest passeren. Misschien dat ik dit moest doormaken om dat doel dat ik in mij had te steunen.

“Toen ik ziek was, had ik al vijf of zes werknemers. Ik vind niet dat de ziekte mij een ander soort baas heeft gemaakt. Mijn doorzetting zat vooral in het artistieke, ik werd vooral veel harder voor mezelf.

“Het is angst die mij ziek heeft gemaakt. Stress, faalangst, levensangst al die soorten angst zijn heel gevaarlijk voor een menselijk lichaam en voor de geest.

“Ik ben veel meer gaan reizen. En heel vaak alleen. Een mens is een sociaal wezen, dus je kan veel fijnere ontmoetingen hebben. Maar ik ging wel altijd reizen om te werken. Ik kwam altijd terug met een volledige collectie, getekend.”

“Ik heb nog veel te veel geduld. Ik heb wel geprobeerd daar iets aan te doen, maar het heeft geen zin om je hele karakter te veranderen.”

willy naessens: “Je kan niet geloven hoe gelukkig ik ben”

“De eerste keer was 13 jaar geleden. Ik kreeg mijn eten niet gemakkelijk binnen maar had geen pijn. Mijn dochter stuurde mij naar de dokter. Ze vonden aan de buitenkant van mijn slokdarm een gezwel zo groot als een ei. Ik kreeg zware chemo en verloor elf kilogram. Vier jaar later vond de dokter een bolletje in de lies. Ik werd in quarantaine geplaatst en verloor 21 kilo en mijn haar. Toen was ik er zeker van dat het met mij gedaan was. Ik zag lotgenoten passeren met lakens over hun hoofd … De dokters twijfelden of het heilig oliesel moest worden toegediend. Toen ik thuiskwam, wilde ik niemand zien. Toen ik na zes maanden terug buiten kwam, zeiden de mensen: ‘Willy, we dachten echt dat je doodging, je was een levend lijk. ‘

“Na 14 maanden ging ik terug aan het werk, maar ik was wel moe, moe, moe. De derde keer zat er een zwart vlekje in mijn keel en werd ik zes maanden behandeld. Maar nu ben ik in topvorm.

“De eerste keer was ik doodziek, en de tweede keer nog zieker. De eerste keer heb ik mijn kinderen en toenmalig algemeen directeur bij mij geroepen en gezegd dat ze de leiding kregen. Ik kwam zes maand later terug en alles, maar dan ook alles, was normaal verlopen. Als je doodziek bent, kan het je niet meer schelen wat er met het bedrijf gebeurt. Maar het is een fantastisch gevoel als alles waarvoor je heel je leven hebt gewerkt, is blijven draaien. Vier jaar later moesten zij opnieuw overnemen en opnieuw draaide het zoals het moest zijn.

“De periode dat ik ziek was, is trouwens de periode dat we het snelst gegroeid zijn. Je wilt je natuurlijk bewijzen. Iedereen in je omgeving kijkt naar je en denkt ‘die Naessens heeft kanker en gaat kapot’. Dus je wilt tonen dat het niet waar is.

“Bij de derde keer besefte ik dat ik de opvolging definitief moest verzekeren. Ik heb toen Dirk De Roose binnengehaald. Het operationele doet hij met mijn schoonzoon en ze komen goed overeen. Ik houd mij bezig met de langetermijnstrategie en ik eis dat er van alle aangetekende brieven binnen het uur een kopie op mijn bureau ligt. De resultaten zijn goed. Zij zijn bezig met een investeringsprogramma van 68 miljoen euro. Ikzelf zou het niet meer gedaan hebben. Maar er is een tijd van komen en een tijd van gaan. Dankzij mijn ziekte heeft de peetvader het gemakkelijk kunnen doorgeven.

“Zonder dat ik het gewild heb, kregen de opvolgers de kans zich te bewijzen. Ze moeten alleen rendabel werken. ‘Zolang jullie winst maken, zullen jullie mij niet zien,’ heb ik gezegd.

“Ook ik ben er wel bij gevaren, want ik mocht voortwerken op een aangename manier. Ik doe veel pr en op openingen zal ik mij altijd tonen. Ik heb nu ook tijd om eens in de fabriek of op de werf rond te gaan en met de mensen te praten.

“Als je ziek bent geweest, mag je niet stoppen met werken. Ik zou zeker al vroeger gestopt zijn als ik niet ziek was geweest. Maar nu wil ik absoluut bezig blijven, want als ik in mijn zetel lig en het doet daar of daar pijn denk ik ‘oeioei het is toch niet opnieuw kanker?’ Als ik niets om handen heb begin ik te panikeren.

“Ik zwem ook alle dagen en probeer ‘s avonds nog een beetje in beweging te zijn. Alcohol drink ik nog nauwelijks. Het gebeurt wel dat ik om de twee dagen of zo een sigaartje rook, zonder inhaleren. Ik probeer gezond te leven, en eet veel vis. Meer kan je niet doen.

“Ik hield me vast aan de geneeskunde, maar ook aan mijn geloof. Ik was een gelovig man, maar wat ik heb meegemaakt heeft dat zeker versterkt. Ik heb zeer veel gebeden en ik ben daar niet beschaamd over. Ik had dat nog nooit gedaan, maar je hebt alleen maar dat. Baat het niet dan schaadt het niet.

“Ik heb uit dankbaarheid een kapelletje gebouwd voor 200 personen, en waar ik kan zal ik altijd helpen voor alles wat te maken heeft met kanker, en zeker onderzoek. Ik heb het goed, heb de financiële mogelijkheden, en sponsor zeker 150.000 euro per jaar.

“Er zijn enorm veel mensen die aan je mouw komen trekken ‘Willy hoe is het? Hoe voel je je?’ Ik ben een magneet voor mensen die ziek zijn geweest. En zo iemand geef ik altijd moed. Ik merk dat hen dat opmontert. Je kan je trouwens niet voorstellen hoeveel andere ondernemers bij mij gekomen zijn om te zeggen dat zij ook kanker hebben gehad of een familielid met kanker hadden.

“Als ik naar een feest, seminarie of vergadering ging, met mijn pruik op, meed iedereen mij. Ik merkte wel dat de mensen naar mij keken en zeiden dat ik zou doodgaan. Dat maakte me kwaad. Mijn vrouw zei toen dat ik het beter niet had gezegd. Het woord kanker – ik noem het ‘de slechte ziekte’ – staat bij de doorsnee mensen en zeker de ouderen nog altijd synoniem voor doodgaan.

“Achteraf bekeken: ik zou het niet meer uitbazuinen. Het had heel nadelig voor het bedrijf kunnen zijn. Ook de concurrenten verkondigen luid genoeg dat je kanker hebt, dat voel je. Het eerste wat de banken vroegen aan mijn medewerkers was ‘hoe lang gaat hij nog leven?’. Gelukkig dat er bij de bankiers geen paniekreactie was. Ze merkten dat ik voor opvolging had gezorgd.

“Ik jaag me minder op en relativeer veel, veel meer. Het is een uitdrukking die ik nooit eerder heb gebruikt, maar de soep wordt nooit zo heet gegeten als ze opgediend wordt. Ik ga ook anders om met mijn medewerkers. Ik ben zachter geworden. Mijn dochter zegt altijd ‘ik herken mijn papa niet meer’. Logisch, ik ben een gelukkig man, je kan niet geloven hoe gelukkig ik ben.

“Iedereen die kanker heeft gekregen, leeft veel intenser. Men ziet het gras groeien, zijn kleinkinderen groeien. Ik zag mijn kinderen niet groeien, had daarvoor geen tijd. De mensen rond mij interesseerden me niet echt, nu wel. Als er een sociaal feest was ging ik daar nooit naartoe, nu wel en ik geniet daarvan. Je bent veel meer dan vroeger tevreden met kleine dingen.

Bert Lauwers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content