Kan ook uw bedrijf Europa om zijn vinger winden?
Als topman van Shell bel je de Europese eerste ministers of presidenten gewoon zelf op. Maar hoe kunt u de Europese besluitvorming naar uw hand zetten? Probeer één van de 30.000 lobbyisten in Brussel.
De research voor en de uitwerking van dit dossier werden gedaan door Mathilde Sanders. In deze aflevering werd een aantal toevoegingen en citaten aangebracht door Trends-journalist Hans Brockmans.
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Info: fondspascaldecroos.org
Dit is het tweede en laatste deel van een artikelenreeks over de lobbymachine in Brussel. Vorige week kreeg u op deze pagina’s een overzicht van de belangrijkste spelers.
Bijna 30.000. Dat is het aantal lobbyisten dat in Brussel bij de Europese Unie actief is. Wie een beetje kan tellen, merkt dus dat er tegenover elk lid van het Europees Parlement zeker drie lobbyisten staan, of dat elke ambtenaar bij de Europese Commissie minstens één lobbyist tegenover zich heeft.
Bedoeling van de lobbyisten is om de Europese beslissingen te veranderen, te blokkeren of te versnellen. Geen makkelijke opdracht, aangezien de Europese politiek net zo gefragmenteerd is als de economie in de Unie. In tegenstelling tot hun soortgenoten in Washington, hebben Brusselse lobbyisten dus niet één duidelijk doelwit waarop ze zich kunnen richten.
“Wie zijn weg hier niet kent, loopt plompverloren,” zegt Thomas Tindemans, zoon van gewezen premier Leo Tindemans (CD&V) en adviseur van White & Case, een van de actiefste advocatenkantoren op het vlak van lobbying. “Lobbyisten kennen die route wél. Zij waken in deze doolhof over de belangen van hun cliënt.”
Concreet begint de route van de lobbyisten in Brussel meestal bij de premiers van de EU-lidstaten die samen de Europese verdragen opstellen. Daarin wordt op een rijtje gezet wat de Europese Unie wel en niet mag of moet ondernemen. Op basis van de verdragen ontwerpt de Europese Commissie vervolgens bindende richtlijnen, die nationaal moeten worden omgezet. Die worden daarna bekeken door de Europese Raad, waarin de ambassadeurs en ministers van alle vijftien lidstaten samenkomen. De Raad moet de voorstellen van de Commissie goedkeuren, soms in samenspraak met het Europees Parlement. Zodra dat rond is, moet de Commissie controleren of de geaccepteerde regels in de EU-lidstaten worden nageleefd.
Voor een lobbyist komt het erop aan om tijdens elke fase van dit Europese besluitvormingsproces te interveniëren. “Maar veel hangt af van de zaak die de lobbyist wil verdedigen,” zegt Karel Lannoo, topman van de denktank Centre for European Policy Studies (CEPS). “Een onderneming die vooral nationaal is verankerd, zoals Electricité de France, zal eerder opteren voor een beïnvloeding van de Europese Raad, en dat via de eigen regering. Een multinational dan weer zal wellicht eerder de Europese parlementsleden bewerken, al was het maar omdat die bedrijven steevast het argument van de werkgelegenheid in de verschillende landen kunnen laten gelden.”
“Te weinig bekwame ambtenaren”
Typisch voor de ambtenaren van de Europese Commissie is dat ze zich graag laten informeren door personen die de uiteindelijke regels zullen moeten naleven. De Commissie wil daarmee naar eigen zeggen een ‘draagvlak’ creëren voor de wetgeving die ze introduceert, zodat ze zeker weet dat die in de praktijk zal werken.
Maar er bestaat ook een andere uitleg voor het feit dat de Commissie graag haar huiswerk laat maken door de lobbyisten: het chronisch tekort aan personeel. Ambtenaren delegeren dus – en het maakt voor hen weinig uit of dat werk nu wordt voorbereid door grote ondernemingen of door hun eigen diensten.
“De Commissie heeft vaak nood aan informatie en expertise die de industrie kan leveren,” vertelt Kurt Vandenberghe van het kabinet van Philippe Busquin ( PS), de Europese commissaris voor Onderzoek. Maar Karel Lannoo ziet dat anders. Hij wijst erop dat de Commissie niet zozeer te weinig ambtenaren telt, maar wel te weinig bekwame ambtenaren. “Wie zijn werk niet behoorlijk doet, kan de facto niet worden ontslagen. Daarvan wordt geprofiteerd.”
In ieder geval komt het erop aan te weten wie bij de Commissie met welke dossiers bezig is. Thomas Tindemans staat er soms van versteld hoe weinig ambtenaren over grote dossiers beslissen. “Weet je dat een ploegje van drie man over het hele Europese beleid inzake afvalstoffen waakt? Dat zijn dan de mensen die je moet kennen als jouw klant hier iets wil bereiken.”
De Commissie zit het liefst rond de tafel met de grote Europese federaties of koepelverenigingen – waartoe onder meer ook de bedrijfsfederaties behoren. Die kunnen immers met één duidelijke stem spreken. Maar niet alleen de privé-sector bedient de ambtenaren met voorstellen. Kurt Vandenberghe: “Onderschat ook de professionaliteit van de ngo’s niet.” Iets wat wordt beaamd door Piet Steel, director public affairs van Solvay: “Belangengroepen met anti-industriële vooroordelen wegen sterk door op de formulering van de Europese regels. Een voorbeeld is de milieuwetgeving. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan een reglementering voor de producten van chemische ondernemingen. Vooral kleine bedrijven dreigen op termijn te bezwijken onder de bureaucratische druk die deze regels op hun management leggen. Maar hoeveel Vlaamse ondernemers in de chemie weten dit?”
De directeur-generaal heeft geen tijd
Het bedrijfsleven in Brussel heeft waarschijnlijk twee keer zoveel lobbyisten rondlopen als de non-profitsector. Daardoor slagen ondernemingen erin om bijna het volledige wetgevingstraject op te volgen.
Dat begint als de commissaris aan de ambtenaren bij het directoraat-generaal (DG) de opdracht geeft om de eerste schets te maken van een nieuwe reglementering. Op het hoogste niveau – het kabinet van de Europees commissaris – wordt de nieuwe regelgeving zelden van A tot Z doorgenomen. Daar is nu eenmaal geen tijd voor. Toch kunnen net details soms grote gevolgen hebben. Commissarissen en topambtenaren laten zich daarom graag door lobbyisten attent maken op die cruciale details. “Zo vermijd je zwart-witbeslissingen, die de economie meer kwaad dan goed doen,” zegt Thomas Tindemans.
Niet dat de topfunctionarissen van de Commissie met alle lobbygroepen kunnen praten. “Omdat een directeur-generaal niet veel tijd heeft, beperkt hij zijn contacten tot de mensen met invloed. In sommige sectoren zijn dat vooral de industriëlen,” vertelt Kurt Vandenberghe. ” Ambtenaren op de lagere niveaus hebben dan weer meestal contact met lobbyisten van ngo’s.”
Bij bepaalde DG’s van de Commissie is de inbreng van het bedrijfsleven meer welkom dan bij andere. Zo komen bij DG Handel of DG Interne Markt relatief weinig ngo’s over de vloer. Ambtenaren staan daar meer open voor voorstellen uit de industrie dan, bijvoorbeeld, bij DG Milieu of DG Ontwikkeling.
,, Onze voorstellen moeten ervoor zorgen dat bepaalde sectoren zich goed ontwikkelen,” stelt Derk-Jan Eppink van het kabinet van Europees commissaris voor de Interne Markt Frits Bolkestein. “Als een sector achteraf zegt: ‘dat willen we niet’, sta je als Commissie toch maar raar te kijken.”
Een telefoontje naar de premier
EU-lobbyisten werken niet alleen in Brussel, maar reizen door heel Europa. In de hoofdsteden kunnen ze de Europese regelgeving immers preventief beïnvloeden. De Commissie is zeer gevoelig voor nationale regeringen die al van tevoren ermee dreigen bepaalde plannen niet te zullen steunen of met een veto te willen blokkeren.
“Onze belangrijkste gesprekspartners zijn nationale overheden en de Europese parlementsleden,” vertelt Kurt Vandenberghe van het kabinet van Busquin. “Daar hebben we het meeste contact mee, omdat het slagen van onze voorstellen afhangt van hun goede wil.”
Volgens Vandenberghe zijn nationale ministers, die bijeenkomen in de Raad, soms meer ‘geïnspireerd’ door het bedrijfsleven dan door de Europese commissarissen. Ministers en diplomaten verdedigen in Brussel dikwijls de belangen van Franse en Duitse ministers om de uitbouw van een overnameregeling voor bedrijven te blokkeren. Zo willen de BASF‘en de EdF’s van deze wereld vermijden dat ze het slachtoffer worden van een vijandige overname.
“Uiteindelijk leven we allemaal van het bedrijfsleven. En dat bedrijfsleven is wat mondiger geworden,” vertelt Bernard Bot, partner bij Praaning Meines Consultancy en oud-ambassadeur bij de EU. “Als je de topman van Shell bent, heb je het voordeel dat alleen al de naam van jouw bedrijf deuren opent. Je belt de premiers gewoon zelf op. Als de ene premier niet wil, probeer je een andere. Middelgrote bedrijven hebben het wat dat betreft moeilijker dan multinationals.”
Bot meent dat lobbyisten in de hoofdsteden vooral het algemene EU-beleid kunnen beïnvloeden. Voor details of belangen van een specifiek bedrijf moeten ze naar Brussel. Daar kunnen ambassadeurs bijvoorbeeld voor een bepaalde fusie of overname een ‘goed woordje’ doen bij Europees commissaris voor Mededingingszaken Mario Monti.
Deals tussen Chirac en Schröder
De diplomaten van de vijftien EU-lidstaten komen in Brussel bijeen in de zogenaamde Coreper, het Comité van de Permanente Vertegenwoordigers. Deze topdiplomaten moeten de voorstellen van de Commissie goedkeuren. Bij steeds meer onderwerpen is daarvoor een gekwalificeerde meerderheid nodig, bij sommige zelfs unanimiteit.
Voordat de wetten bij het Coreper belanden, schaven werkgroepen van de Raad ze bij. In die werkgroepen zitten gespecialiseerde ambtenaren van de nationale ministeries. Coreper bespreekt niet de details van wat een werkgroep voorschotelt, maar stemt over het pakket als geheel. Bot: ,,Lobbyisten moeten vooral de experts van die werkgroepen in de gaten houden.”
Als binnen de Raad alles rond is, kunnen alleen politici nog roet in het eten gooien. Vooral de Franse president Jacques Chirac en de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder maken wel eens deals waardoor alles een andere wending neemt. Vooral in verkiezingsperioden zijn staatshoofden onvoorspelbaar. Dan luisteren ze ineens beter naar vakbonden, staatsbedrijven en KMO’s. Want daar – en niet bij multinationals – zitten nog steeds de meeste kiezers.
Karel Lannoo: “De Duits-Franse as weegt nog sterk door, ook op algemeen economische beslissingen. Zo beslissen beide landen dat het Stabiliteitspact moet worden gerelativeerd. En, zeer tegen de zin van de Commissie, lijken ze erin te slagen.”
Waar zitten de Belgen?
“Het parlement is machtiger dan ooit en vormt een factor van betekenis voor de lobbyisten,” weet Karel Lannoo, topman van CEPS. Het recht op medebeslissing van de europarlementairen zorgt ervoor dat sommige deals die al zijn beklonken tussen de Raad en de Commissie, alsnog spaak lopen. Wetgeving over milieu, transport en consumentenzaken bijvoorbeeld moet door een meerderheid van de parlementsleden worden goedgekeurd. Europarlementsleden mogen het voorstel van de Raad en de Commissie ook wijzigen.
Lannoo wijst erop dat vooral de voorzitters en de ondervoorzitters van de werkgroepen doorwegen op de besluitvorming. “Het is bedroevend dat er geen enkele Belg een belangrijke functie heeft in de werkgroepen die financiële of economische onderwerpen behandelen,” aldus Lannoo. “Onze bedrijven zijn amper aanwezig tijdens het beslissingsproces. Ons ondernemingsleven wordt permanent bedreigd door dit Europese informatiedeficit. Ons land wordt op die manier de facto uitgesloten van belangrijke beslissingen. Bij de stemming in de plenaire vergadering moet een parlementslid immers niet meer komen aandraven met amendementen.”
De topman van CEPS verwijst naar de recente discussie over de Basel II-akkoorden die banken verplichten om reserves aan te leggen voor bepaalde risico’s. “Geen enkele Belg was aanwezig tijdens deze zeer technische discussie, terwijl de uitwerking van Basel II van levensbelang is voor onze KMO’s. Een verkeerde uitwerking kan ertoe leiden dat onze bedrijven nog amper aan bankkredieten raken.”
Het Europees Parlement heeft ook andere stokken achter de deur om de wetgeving te beïnvloeden. Zo moeten de parlementsleden het budget en de benoeming van de commissarissen goedkeuren en kunnen ze de Commissie omverwerpen als die zich misdraagt. Een andere troef van het parlement is de publieke opinie. Daarvan maken vooral ngo’s dankbaar gebruik. Via de pers kunnen leden van het Europees Parlement de Raad en Commissie onder druk zetten.
Een parlementair bijbaantje als adviseur
Uiteraard zijn de parlementairen niet volledig vrij. Als ze hun politieke carrière willen veiligstellen, komen ze best niet al te extreem uit de hoek. De banden met hun politieke partij aan het thuisfront blijven nauw. Eppink: “Nationale regeringen geven soms de opdracht aan hun eigen europarlementsleden om voor of tegen bepaalde voorstellen te stemmen.”
Maar ook de Commissie en de bedrijven bewerken het Europees Parlement. Sommige europarlementairen zijn daar zeer ontvankelijk voor. Sommige parlementsleden hebben bijbaantjes als adviseur, commissaris of bestuurder bij een onderneming, die ze overigens wel moeten melden in een (via http://wwwdb.europarl.eu.int) te consulteren verklaring.
Net als europarlementairen deinzen – al dan niet gewezen – diplomaten, ambtenaren of commissarissen er niet voor terug om hun EU-netwerk te verkopen aan het bedrijfsleven. Karel Lannoo: “Door enkele jaren voor hun pensioen ontslag te nemen, behoudt een ambtenaar 80 % van zijn wedde, die rijkelijk kan worden aangevuld met een job in de privé-sector. Hier is dringend nood aan regels.” Mathilde Sanders
“Weet u dat een ploegje van drie man over het hele Europese beleid inzake afvalstoffen waakt? Dat zijn de mensen die je moet kennen.”
“Als topman van Shell bel je de Europese premiers gewoon zelf op. Als de ene niet wil, probeer je een andere.”
Europarlementairen, diplomaten, ambtenaren of commissarissen deinzen er niet voor terug om hun EU-netwerk te verkopen aan het bedrijfsleven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier