Juridisch expert benoemt alle valkuilen in Belgisch screeningmechanisme voor buitenlandse investeringen

Karl Stas, senior counsel concurrentierecht bij het advocatenkantoor Crowell & Moring. © Crowell & Moring
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Morgen gaat in België het screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen van start. Een speciale Screeningscommissie moet vermijden dat investeerders van buiten de EU de hand leggen op strategisch belangrijke kennis, technologie of infrastructuur. Juridisch expert Karl Stas wijst op enkele valkuilen.

In 2016 ontstond grote deining door de mogelijke intrede van het Chinese staatsbedrijf State Grid in het kapitaal van de toenmalige distributienetbeheerder Eandis (intussen opgegaan in Fluvius). Sindsdien is de onrust over onvriendelijke buitenlandse investeerders nooit weggegaan. Om te vermijden dat partijen van buiten de EU aan de haal zouden gaan met cruciale bedrijven, start België morgen een screeningsmechanisme op.

Een Interfederale Screeningscommissie zal gevallen onderzoeken waarbij een investeerder van buiten de EU minstens 25 procent van de stemrechten verwerft in Belgische bedrijven waarvan de activiteiten raken aan ‘vitale infrastructuren’ voor energie-, vervoer, watervoorziening, telecom en zo meer. Ook bedrijven die ‘technologie of grondstoffen van essentieel belang’ bezitten, ‘kritieke inputs’ leveren, toegang hebben tot gevoelige informatie, of belangrijk zijn voor voedselzekerheid of mediapluralisme komen in aanmerking. De drempel zakt tot 10 procent van de stemrechten voor bedrijven actief in extra gevoelige sectoren zoals defensie, telecom, energie, cyberveiligheid en digitale infrastructuur.

Werklast

Karl Stas, expert mededingingsrecht bij advocatenkantoor Crowell & Moring Brussel, vreest voor overbelasting van de Screeningscommissie. Investeringen die onder de 10 procent-drempel vallen, zijn onderworpen aan een tweede drempel: het Belgisch bedrijf moet minstens 100 miljoen euro omzet draaien. Voor investeringen die onder de 25 procent-drempel vallen, bestaat er echter geen tweede drempel, met uitzondering van de biotechsector. Een biotechbedrijf moet minstens een omzet van 25 miljoen euro halen om op de tafel van de Screeningscommissie te komen. Voor andere sectoren bestaat die omzetdrempel niet. “De screeningscommissie zou wel eens overstelpt kunnen worden met aanmeldingen van investeringen in allerlei kleine bedrijfjes,” aldus Stas. “Dat kan de functionering van de commissie in problemen brengen.”

Om de werklast van de commissie te verlichten, pleit Stas ervoor om ook voor 25-procent-investeringen een algemene omzetdrempel in te voeren. “Rijst er een veiligheidsprobleem met buitenlandse investeringen die aan de omzetdrempel ontsnappen, dan kan de Screeningscommissie op eigen initiatief een onderzoek uitvoeren. Dat veronderstelt wel dat de commissie alle buitenlandse investeringen in ons land opvolgt, wat de werklast weer verhoogt. Het is niet evident.”

Twijfelgevallen

De investeerder moet zelf inschatten of hij onder de aanmeldingsplicht valt of niet. “Bij twijfelgevallen kan de investeerder geen informeel overleg plegen met de Screeningscommissie. Dat is jammer, want zo’n voorafgaandelijke toetsing had de commissie opnieuw veel werk kunnen besparen. Bij de Belgische Mededingingsautoriteit – die moet controleren of bedrijven via een overname niet te veel marktmacht verwerven – bestaat die mogelijkheid tot informele contacten wèl. Bij de Screeningscommissie luidt het echter: ‘bij twijfel, meld aan.’ Als alle twijfelaars zullen aanmelden, dan mag de commissie zich aan een toevloed verwachten.”

‘Er zijn nog grijze zones, waar het onduidelijk is welke transacties moeten aangemeld worden en welke niet.’

Karl Stas, Crowell & Moring Brussel

Als een buitenlandse investeerder nalaat om zijn transactie aan te melden – terwijl hij dat verplicht was – kan de screeningscommissie een eigen onderzoek openen. Dan riskeert de investeerder een boete die kan oplopen tot 30 procent van de waarde van de transactie. Hoe groot is de pakkans? “Goeie vraag, zegt Stas. “De vraag is opnieuw of de screeningscommissie de middelen zal hebben om alle transacties op te volgen.”

Vaag

Een ander probleem is de vage afbakening van het toepassingsgebied van het screeningsmechanisme. “Ik was deze week aanwezig bij een toelichting door de voorzitster van de screeningscommissie,” zegt Stas. “De zaal, gevuld met advocaten, bleef met veel vragen achter. Er zijn nog grijze zones, waar het onduidelijk is welke transacties moeten aangemeld worden en welke niet.”

Het screeningsmechanisme is geregeld in een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, gemeenschappen en gewesten. Dat akkoord spreekt over ‘de bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde en de strategische belangen van de deelstaten’. Bij die laatste draait het om ‘het waarborgen van de continuïteit van vitale processen, het vermijden dat strategische of gevoelige kennis in buitenlandse handen valt, en het verzekeren van de strategische onafhankelijkheid.’ Dat is telkens een hele mond vol, maar weinig concreet, aldus Stas. “De leden van de commissie en de ministers die de eindbeslissing moeten nemen, hebben heel wat marge om die begrippen in te vullen. In die zin is het samenwerkingsakkoord meer een politiek akkoord dan een strikt juridische tekst.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content