“Jullie werkloosheidsplaag is nog niet voorbij”

Vorige week vrijdag ontvingen James Heckman en Daniel McFadden de hoogste onderscheiding die economen te beurt kan vallen: de Nobelprijs Economie. Behalve de eer strijken de heren ook zo’n 21 miljoen frank op. Trends belde met Heckman en kreeg een uitgelaten feestvierder aan de lijn.

Als je “totaal onverwacht” ruim 21 miljoen frank in de schoot geworpen krijgt, valt de neiging om een stevig feestje te bouwen moeilijk te onderdrukken. Als je op dat bewuste moment bovendien als congresganger in een bruisende stad als Rio de Janeiro verblijft, is het hek helemaal van de dam. James Heckman, een van de winnaars van de Nobelprijs Economie, verontschuldigde zich dan ook uitvoerig toen we hem uiteindelijk in het Sheraton Hotel in Rio aan de telefoon kregen. “Het is alsof de mensen hier zelf de Nobelprijs hebben ontvangen,” riep Heckman in een poging het partygedruis op de achtergrond te overstemmen.

Met Heckman

zwelt het kransje van Chicago-economen die de Nobelprijs Economie in de wacht sleepten verder aan. Geen enkele andere universiteit komt nog maar in de buurt van het instituut uit de Amerikaanse Midwest (zie kader: De Rockefeller-machine).

James Heckman, geboren in Chicago in 1944, studeerde eerst wiskunde. In 1971 doctoreerde hij in de economie aan Princeton University. Na een verblijf van vier jaar op de New Yorkse Columbia University verkaste hij in 1974 definitief naar het departement Economie van de University of Chicago.

Samen met Daniel McFadden (63) van de University of California, Berkeley, ontving James Heckman de Nobelprijs Economie voor hun baanbrekende werk in micro-econometrische analyse. Ze hebben een belangrijke bijdrage geleverd op het vlak van empirische onderzoekstechnieken die men kan toepassen op cijferreeksen die het gedrag van individuen, gezinnen en ondernemingen weergeven. Dankzij de methodologische doorbraken van Heckman en McFadden konden statistisch meer relevante conclusies worden getrokken uit databanken op micro-economisch niveau.

Het Nobelcomité geeft in zijn motivatie van de keuze voor McFadden en Heckman echter aan dat de verdiensten van beide heren verder gaan dan het zuiver methodologische. James Heckman deed ook uitgebreid onderzoek in de sfeer van de arbeidseconomie, waarin hij onderwerpen als arbeidsaanbod, loonvorming, werkloosheidsduur, tewerkstellingsprogramma’s, menselijk kapitaal en discriminatie onder de loep nam.

Als we Heckman de volgende dag terugbellen, blijkt zijn denkvermogen helemaal niet aangetast door de festiviteiten van de avond ervoor.

TRENDS. U bent de elfde econoom van de universiteit van Chicago die deze onderscheiding in de wacht sleept. Kun je dit nog toeval noemen?

JAMES HECKMAN (UNIVERSITY OF CHICAGO). “Neen. Het toont eens te meer de deugdelijkheid van onze aanpak. Terwijl andere universiteiten zich steeds meer concentreren op het puur theoretische werk, blijven wij in Chicago hameren op de noodzaak om theorieën te staven met empirisch werk. Bij ons discussiëren de empirisch gerichte mensen nog altijd intensief met de theoretici. Elders is die dialoog grotendeels stilgevallen. Niet zozeer de wiskundige logica van het model, maar wel wat er concreet uit te leren valt, staat nog altijd centraal in Chicago.”

TRENDS. Hoe verklaart u het grote verschil tussen de Amerikaanse en de Europese economie?

HECKMAN. “Ik weet dat ik hiermee weinig nieuws vertel, maar als je het verschil tussen Amerika en Europa wil begrijpen, moet je naar twee elementen kijken: de mate van regulering van de arbeidsmarkt en het niveau van de belastingen op arbeid. Beide liggen in de VS beduidend lager. Het gevolg is dat wij veel soepeler banen kunnen scheppen en dat bij jullie langdurige werkloosheid tot een structurele maatschappelijke plaag is verworden. Als je de arbeidsmarkt van de Latijns-Amerikaanse landen bekijkt, kom je tot dezelfde conclusie. De landen met geringe regulering en lage belastingen op arbeid hebben nauwelijks last van structurele werkloosheid.”

TRENDS. In de Verenigde Staten blijft het probleem van de ‘working poor’ bestaan: mensen die wel een job hebben maar daarmee onvoldoende dollars verdienen om een enigszins normaal, comfortabel leven te kunnen leiden.

HECKMAN. “De working poor zijn een realiteit, al vind ik dat de media de armoede waarin deze mensen leven vaak nogal aandikken. Bovendien heeft de gespannen arbeidsmarkt de voorbije jaren gezorgd voor een vrij sterke stijging van de reële lonen onderaan de inkomensladder. Sinds 1998 daalt de loonsongelijkheid in de VS. Het probleem van de working poor in de VS blijkt makkelijker oplosbaar dan het probleem van de langdurige werkloosheid in Europa.”

TRENDS. In Amerika en Europa heeft de overheid de voorbije decennia een aantal tewerkstellings- en opleidingsprogramma’s op het getouw gezet. Zijn die afdoende?

HECKMAN. “Die programma’s kosten handenvol geld, maar ze werken gewoon niet. De regering van Bill Clinton heeft op dit vlak trouwens behoorlijk gas teruggenomen ten opzichte van de grootse plannen waarmee ze in 1992 uitpakte. Wie het gebrek aan reële maatschappelijke waarde van deze programma’s ontkent, is blind, doof of dom.”

TRENDS. Mag de overheid dan geen actief tewerkstellingsbeleid voeren?

HECKMAN. “Jawel, maar de vraag is wat je doet. Het enige zinvolle tewerkstellingsbeleid dat de Amerikaanse en Europese overheden kunnen voeren, richt zich op de lagere niveaus van het onderwijs. Wie daar uit de boot valt, zit voor de rest van zijn leven met problemen. Het terugdringen van het aantal drop-outs vereist meer middelen, mensen en creativiteit op de laagste onderwijsniveaus. Onvermijdelijk stoot je in deze context ook op heel andere, prangende problemen zoals een gebrekkige familiecohesie, drugs en criminaliteit.”

Met deze laatste opmerking toont Heckman dat hij inderdaad thuishoort in de lange en bijzondere traditie in de arbeidseconomie die aan de University of Chicago bestaat. Deze traditie gaat terug tot historische figuren als Paul Douglas (1892-1976) en H. Gregg Lewis (1914-1992) en wordt vandaag belichaamd, naast Heckman, door vooraanstaande economen als Gary Becker, Sherwin Rosen, Kevin Murphy en Robert Topel. De universiteit plaatst de arbeidsproblematiek altijd in een breed maatschappelijk kader, maar houdt tegelijkertijd vast aan analyses aan de hand van het strakke economische instrumentarium van vraag en aanbod, met prijzen als het regulerende mechanisme. Niet voor niets kreeg James Heckman zijn Nobelprijs voor zowel zijn methodologische bijdragen als voor zijn Chicago-kijk op de arbeidseconomie.

johan van overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content