Joos De Rijcke

In Ecuador wordt hij aanzien als de “vader des vaderlands”. In Vlaanderen is hij haast volledig vergeten en onder het stof van de tijd begraven. Joos De Rijcke, alias Jodoco Ricke, was de eerste om graan te introduceren in Amerika, de eerste om bier te brouwen, de stichter van de beroemde schildersschool van Quito én de eerste verdediger van de indianen tegen de conquistadores. Ere wie ere toekomt.

Op 29 oktober is het precies 500 jaar geleden dat Joos De Rijcke in Mechelen geboren werd. Twee jaar voor de geboorte van keizer Karel die hij naar alle waarschijnlijkheid in zijn jeugd gekend moet hebben. Mechelen was toen hoofdstad van de Bourgondische Nederlanden. Keizer Karel groeit er op bij zijn tante Margaretha van Oostenrijk. Maar Joos De Rijcke heeft weinig oog voor wereldse praal en doet in 1515 zijn intrede bij de franciscanen.

In 1532 besloot de Mechelse pater zich te wijden aan het missioneringswerk in Amerika, en vertrok via Frankrijk en Spanje naar het pas veroverde Inca-rijk. Na een ommetje in Nicaragua en Peru kwam hij op 6 december 1535 in Quito aan, dag op dag een jaar na de verovering door de conquistadores van het noordelijke deel van het Inca-rijk. Zijn reisverslag, waarvan een kopie bewaard is gebleven, is overigens het eerste geschreven document van een Vlaming in de Nieuwe Wereld. “Ik hoepe dat wij noch malcanderen sullen sien hier naermaels ende al ben verre van ulieden metten lichgaem, nochtans herte es altijt bij ulieden”, schreef hij aan zijn ouders. Hij zou zijn familie nooit terugzien. Joos De Rijcke bleef 34 jaar lang in Quito, alvorens naar Popayán (Colombia) te worden overgeplaatst – verbannen (?). Hij stierf er in 1578 op 80-jarige leeftijd na een leven in dienst van de missionering.

“Oeck soe en weeten sij niet ofter een God is. Want alle cracht ende macht scrijven sij der sonnen toe. (…) Sij sveeren oeck bider sonne ende bi der aerden, gelijck wij bij God.”

Quito 1998.

De hoofdstad van het evenaarsland Ecuador is op 2800 meter hoog gelegen en wordt omringd door een tiental vulkanen, waarvan er enkele met een kroontje van sneeuw bedekt zijn. De binnenkomende vliegtuigen moeten zich door een smalle vallei wringen om toegang tot de luchthaven te krijgen. Een risicovolle onderneming, zeker wanneer de bergflanken verborgen liggen in de wolken. De DC 10 scheert kilometers lang over de daken en zet zich veilig neer. Naast de landingsbaan staat de uitgebrande en in twee gebroken romp van een Cubaans toestel dat enkele weken tevoren op het tarmac te pletter is geslagen. Vanuit de lucht bekeken is Quito een gigantische stad, 45 kilometer lang en slechts 4 kilometer breed. Het verwondert ons dat er slechts 1,5 miljoen mensen wonen. En die twijfel wordt nog versterkt wanneer we ons een weg banen door de smalle straatjes van het oude stadscentrum. Overal marktkraampjes en eetstalletjes. Lotjesverkopers met kleurrijke poncho’s, kromgebogen indiaanse oudjes met een vilten hoed die knoflook aan de man brengen, kinderen met slordige kopjes in gescheurde kleren die met chicklets leuren, dronken mannen die over de weg zwijmelen en op de stoep voor dood neervallen, het ouderwetse gele schijnsel van de straatlampen, de meeste huizen beschilderd met verkiezingsslogans. Dit is Zuid-Amerika in geuren en kleuren. Maar dit is ook de hoofdstad van een land in crisis, uitgemolken door corrupte presidenten en politici, geteisterd door El Niño en diverse aardbevingen die vele tienduizenden boeren ten einde raad uit afgelegen dorpen naar de steden hebben gedreven. De armoede is tastbaar.

“Eerwerdige vaders en alderliefste bruers, hier ende van desen volcke is veel vruchte te hopen dat sij lichtelijck sullen bekeert worden. Maar sij hebben veel letsels ende door de gierigheijt van den Kerstenen, so worden sij tot swaerder slavernijen gedwongen.”

Het grootste deel van de bevolking (75%) bestaat nog uit indianen en mestizos. Ecuador is één van de meest indiaanse landen in de Amerika’s. Maar hun levensstandaard is vaak penibel. Armoede en dronkenschap gaan in vele gevallen arm in arm. Het goud dat deze mensen ooit met fierheid droegen, is vervangen door gekleurd glas. Eén van de hoogste beschavingen van de Nieuwe Wereld werd hier ten tijde van Joos De Rijcke in de kortste keren gekoloniseerd of platgebrand, hun leiders vermoord, de bevolking uitgebuit, gefolterd en gedood. Een indiaan was voor de Spaanse conquistadores minder waard dan zijn hond.

“Ic gelove, waert sake dat gout waer bij den mont der hellen, die Castilianen zouden daer reijsen.”

Op het mooiste

plein van Quito staat zijn beeltenis: een jongeman in paterskleed, in de kracht zijn leven, met golvende haren, zelfverzekerde blik. Hij houdt een bussel korenaren voor zijn borst. Aan zijn voeten staat eveneens een pot met korenaren. Fray Jodoco Ricke, de man die de Amerikanen brood leerde maken en eten. Maar waarom kwam Joos De Rijcke op het idee om graan mee te nemen naar Amerika. Het antwoord ligt voor de hand en hij geeft het zelf aan in zijn reisverhaal: “Want ic bracht met mij al dat van noode was om misse te doen”. Met andere woorden: om hosties te kunnen vervaardigen. Joos De Rijcke deed veel meer dan graan zaaien. Hij maakte de indianen vertrouwd met allerlei landbouwtechnieken – het ploegen onder meer – en diverse teelten. Hij leerde hen bier maken. Tot voor enkele jaren werd trouwens het San Francisco-bier – dat een blond patersbier was naar Vlaamse traditie – in het klooster gebrouwen. Naar analogie van het indiaanse chicha, de beruchte maïsdrank die met behulp van speeksel tot gisten wordt gebracht.

“Soe worpen sij int vier dat ter eeren van der sonne gestoockt is, eenen dranck die sij drincken, denwelken gelijck is aan ons bier.”

Op 23 september staan we in het midden van het San Francisco-plein. Indiaanse vrouwen verkopen geluksgetallen van de loterij en gooien met steentjes wanneer ik toevallig een foto schiet. Onze gids verjaagt ze. “Vandaag is het de equinox“, zegt Ramiro. “We zijn hier maar een paar kilometer van de evenaar verwijderd. Om 12 uur stipt is er geen schaduw meer.” Rond de zon verschijnt een enorme en duidelijk waarneembare cirkel – de zogeheten equinoctiaalcoluur – die als een gigantisch aureool over onze hoofden hangt. Het magische van dit moment kan niemand ontgaan. De zon die haar heerschappij over het leven uitdrukt op de dag-en-nachtevening, wanneer dag en nacht precies even lang zijn. Dat gebeurt 2 keer per jaar: op 21 maart en 23 september. Bij de Inca’s was de equinox aanleiding voor belangrijke ceremonieën. De aarde als bruid van de zon. De zonnetempel van Ingapirca, nabij Cuenca, is één van de laatste getuigen van deze cultus van de zon. Het complex is gebouwd in de vorm van een poema. De tempel ligt op een barre hoogte, beschermd door een berg in de vorm van een reuzenlandschildpad. De Inca’s hebben er zelfs één gebeeldhouwd als bewijs dat zij de Galàpagos-eilanden bezocht hebben.

“Wat sal ic u seggen van sijnen palleijsen ende casteelen. Ic hebbe mij alte seer verwondert die aenscouwende. Ick segge dat geen coninck noch een keijser in alle sijn keijserrijck heeft dijer gelijcke.”

In 1535

begon Joos De Rijcke meteen met de bouw van de San Francisco-kerk en het bijhorende klooster. Het is een indrukwekkende kerk geworden, blakend in de zon, met zijn witte gevel. We banen ons een weg langs tientallen stalletjes waar kaarsen, wierook en heiligenprentjes verkocht worden. Geen afbeelding helaas van Fray Jodoco Ricke. Die zouden we wel moeten vinden in het portaal van de kerk. Maar het schilderij van Antonio Astudillio (1788) is van de muur gehaald. Na enig zoekwerk vinden we het in het restauratie-atelier waar het zopas gefotografeerd werd voor de uitgifte van een postzegel, ter gelegenheid van de 500ste verjaardag Joos De Rijcke. Op het schilderij doopt een kalende Joos De Rijcke een indiaan. In volle natuur wordt wat voorafging in een naïef perspectief weergegeven: de missionarissen die met de boot aangevaren komen; ze moeten zware lasten over land sjouwen; en de indianen de leer van de bijbel bijbrengen. Aan de voeten van de pater liggen twee mijters, om aan te geven dat hij twee keer het ambt van bisschop weigerde. Hij kwam trouwens vaker in conflict met zijn superieuren en vooral met de Spaanse overheid. Blijkbaar hield iemand hem aan het hof een hand boven het hoofd. In Quito – waar Joos De Rijcke tot de verplichte leerstof geschiedenis behoort in de lagere school – doet tot de dag van vandaag het gerucht de ronde dat Joos De Rijcke een bastaardzoon van keizer Karel zou geweest zijn. Wat wel erg onwaarschijnlijk is, aangezien hij twee jaar ouder was dan de latere keizer.

Nadat Atahualpa door de Spanjaarden brutaal vermoord werd, nam Joos De Rijcke de opvoeding van diens kinderen op zich. Hij vergeleek de laatste Inca-keizer met de keizers van Rome: “Hij is werdich in euwiger memorien te sijnen; want hij heeft soe veel ende soe groote dingen gedaen, dat men wel mochte gelijck maken veele keijsers van Roomen.”

De San Francisco-kerk is voorzien van prachtige 16de- en 17de-eeuwse kunstwerken die duidelijk Vlaamse inspiratie vertonen. Het spel van licht en schaduw dat hier al aanwezig is, gaat als het ware Rembrandt, Caravaggio en Zurbaran vooraf. Het beeldhouwwerk dat het oksaal siert, doet denken aan de beroemde Mechelse madonna’s. Alleen zijn de taferelen ietwat gruwelijker weergegeven. De martelaren sterven er staande en hebben gekloven schedels, opengereten borstkassen of bloed spuitende aders. Het koor baadt letterlijk in het bladgoud, zodat het pijn doet aan de ogen.

“Om tgouts wille wordter veel landts ontdeckt oft gevonden, dewelck dat anders ombekent blijven soude, ende oock veel sielen werden salich ende sullen behouden sijn, die anders niet salich en souden sijn.”

Het klooster

met een pracht van een binnentuin in geometrisch patroon, is een parel van architectuur. Het straalt rust en eenvoud uit en tegelijk een onmiskenbare spiritualiteit. Vandaag zijn er nog een 25-tal paters in het klooster, waarvan een tiental jongere roepingen. De Cerveceria del Convento San Francisco, de brouwerij die door Joos De Rijcke in het leven werd geroepen, doet dienst als museum, sedert padre Anselmo – de laatste brouwer – overleden is. Maar het Colegio San Andrès, de befaamde kunstenaarsschool van Quito, draait nog steeds op volle toeren. Oswaldo Guayasamín is één van de belangrijkste 20ste-eeuwse vertegenwoordigers van de school. Het is middag. De paters zullen dra eten krijgen in het mooie refectorium. In de keuken is men druk bezig met de bereiding van de gerechten: een ceviche van zeebaars, in limoen gemarineerd, met tomaatjes, ajuin, koreander en nog wat indiaanse kruiden; een dikke soep van aardappelen en kip; gestoofd rundvlees met rijst, bonen en sla; én een grote pot bier op tafel. De Vlaamse invloed allicht. Op de binnenkoer van het klooster komen indiaanse vrouwen liters water van de fontein halen. Het betreft heilig water.

“Ic heb mijn kercke gemaeckt met een goeden muer. Ic hope bij der gratien Gods dat hier vrucht sal geschien in deze landsaten (inlanders) want sij hebben daar een goede dispositie toe.”

Het is verwonderlijk dat een stad als Quito, die gelegen is op een breuklijn van de aardkorst, nog zoveel oude gebouwen heeft rechtstaan. De meeste overblijvende monumenten stammen echter niet uit de koloniale tijd, wel uit de republikeinse tijd, grosso modo 19de eeuw. Na een lange lijdensweg zag de onafhankelijke staat Ecuador het levenslicht in het jaar 1830, precies hetzelfde jaar als België. Het parlement dat symbool moet staan voor democratie, is echter vaak het toneel voor schertsopvoeringen geweest, zoals wel meer voorkwam in Latijns-Amerika. Ecuador gold vaak als een typevoorbeeld van een bananenrepubliek, in de twee betekenissen van het woord. Met de huidige president, Jamil Mahuad, ex-burgemeester van Quito, wordt op beterschap gehoopt. Al komen de economische maatregelen zwaar aan voor de beproefde bevolking: devaluatie met 15% en aanzienlijke prijsstijgingen voor olie en openbaar vervoer. Op 1 oktober werd het land lamgelegd middels een algemene staking.

Het parlementsgebouw is versierd met een reusachtige halfverheven fries, die de personages voorstelt die Ecuador gemaakt hebben tot wat het is. Jawel hoor, Fray Jodoco Ricke, werd op de fries afgebeeld. Achter een ossenspan, als symbool voor de agrarische vernieuwingen die hij introduceerde.

“Oock het menschen verstant en can niet genoch verwonderen ende aenmerken den oorspronck ende subtilicheijt van dezen natien oft oeck haer beestelijkheijt, aangesien dat noch sij, noch haer voorvaders God en eeren, noch gedient hebben.”

Vijfhonderd jaar

na de geboorte van Joos De Rijcke zijn er nog steeds nauwe banden tussen Vlaanderen en Ecuador. Er lopen heel wat projecten van het ABOS, heel wat Vlamingen werken er in de ontwikkelingshulp. “Die banden zijn in het begin van de eeuw nog versterkt toen het bon ton was voor de rijkere Ecuadorianen om na hun universitaire studies voor één of twee jaar naar Parijs of Brussel te trekken”, zegt ambassadeur Robert Vanreusel. “Daardoor kwamen zakelijke relaties en vriendschapsbanden tot stand.”

Architect en docent aan de San Francisco-universiteit, Patrick De Zutter, woont al 20 jaar in Ecuador. Hij heeft – aanvankelijk in het kader van ABOS, later onder de vorm van een interuniversitaire samenwerking – meegewerkt aan de restauratie van de Santo Domingo-kerk, de inrichting van een museum en de opwaardering van twee stadswijken, San Marcos en la Chilena. Een zeer interessant project. De oude stad van Quito kreeg van de Unesco de titel van Cultureel Patrimonium der Mensheid. “Het probleem is dat al wie het zich kan veroorloven uit de oude wijken wegtrekt en in de nieuwe stad gaat wonen”, zegt De Zutter. “Beter dan alleenstaande huizen te restaureren, is het om hele wijken aan te pakken en er nieuw leven in te blazen. Dat werpt zijn vruchten af. Maar u kan al raden wat het probleem is: geld! Daarom vind ik het jammer dat Ecuador geen prioriteitsland meer is voor België inzake ontwikkelingssamenwerking. In tegenstelling tot Bolivië en Peru, landen waar de guerrilla actief is, terwijl het hier toch rustiger en veiliger is.”

In al mijn reisgidsen lees ik dat Ecuador een zéér veilig land is. Helaas: sinds korte tijd doen zich meer en meer problemen voor met kleine criminaliteit, waar ook toeristen het slachtoffer van worden, vooral in de steden. El Niño, de aardbevingen en de economische afgrond hebben Eucador, dat toch één van de armste landen van Zuid-Amerika is, moreel aangetast. De versoepeling van de invoer van bananen door de Europese Gemeenschap is slechts een schrale troost. Ecuador zou een nieuwe Fray Jodoco Ricke nog best kunnen gebruiken.

HENK VAN NIEUWENHOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content