Johannesburg was een top van Babel
De wereldtop over duurzame ontwikkeling, die van 26 augustus tot 4 september plaatsvond in het Zuid-Afrikaanse Johannesburg, focuste vooral op de “veranderende wijze waarop mensen handelen.” De top in Rio, inmiddels tien jaar geleden, concentreerde zich nog op de “veranderende wijze waarop mensen denken.” Daarbij legden de Verenigde Naties er de nadruk op dat het niet enkel de ondernemingen zijn die moeten veranderen, maar ook onze levensstijl, waarden, onderwijsprogramma’s, prioriteiten in de gezondheidszorg en regeringsvormen. Kortom, een onomwonden proces van culturele revolutie.
Het begrip duurzame ontwikkeling werd beschouwd als een dure verplichting waarvoor geen alternatief bestaat en die bij hoogdringendheid doorgevoerd moet worden. Anders gaan we met zijn allen de dieperik in. Die notie van hoogdringendheid fungeert als verantwoording voor de voortdurende druk die uitgeoefend wordt op regeringen, de burgermaatschappij en de bedrijven om de waarden van duurzaamheid te implementeren, de deskundigheid van de VN te erkennen en haar normatief leiderschap te volgen. Verandering is de uiteindelijke doelstelling. Maar verandering ten opzichte van wat? Dat is de vraag die we moeten stellen en waarop we een antwoord moeten vinden.
Façade. Het secretariaat van de VN beklemtoonde keer op keer dat over de consensus niet meer kon onderhandeld worden. Vorige overeenkomsten mochten niet opnieuw opengebroken worden. De principes en doelstellingen waren vastgelegd. Tijdens de wereldconferenties van de VN in de jaren negentig waren de wereldleiders het eens geraakt over een nieuwe visie en namen ze acht millenniumdoelstellingen aan: de uitroeiing van extreme armoede en honger, basisonderwijs voor alle kinderen, gelijkberechtiging en empowerment van vrouwen, verlaging van de kindersterfte, verbetering van de gezondheid van de moeders, de bestrijding van HIV, aids, malaria en andere ziekten, duurzame milieuzorg verzekeren, een wereldwijd partnership voor ontwikkeling tot stand brengen.
De ontwikkelingslanden zijn het echter vaak niet eens met de prioriteitskeuzen van het Westen. Bovendien trekken ze het principe van het samengaan van ontwikkeling en milieubescherming in twijfel. Wat zij wensen is ontwikkeling, te beginnen met toegang tot voedsel en zuiver drinkwater.
Bestaat er wel zo’n globale consensus? Wanneer regeringen bijeenkomen op intergouvernementele conferenties, zoals de top van Johannesburg, gebruiken ze allemaal dezelfde politiek correcte taal, in zoverre zelfs dat grondige ideologische verschillen tussen bepaalde landen door de nieuwe terminologie gecamoufleerd worden. Om een voorbeeld te noemen: de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell noemde duurzame ontwikkeling een “ethische imperatief” en een “veiligheidsimperatief”, terwijl amper enkele jaren geleden de Amerikaanse conservatieven duurzame ontwikkeling nog beschouwden als een marginale linkse kwestie. Het gebruik van identieke bewoordingen bouwt een consensus voor de façade. Wanneer echter gevraagd wordt om een aantal sleutelbegrippen van het nieuwe jargon te definiëren (zoals duurzame ontwikkeling, capaciteitsversterking, gender-bewustzijn, geïntegreerde aanpak en kwaliteit van het leven), komt bijna niemand aanzetten met een gelijkluidend inzicht, interpretatie of definitie. Wereldbijeenkomsten hebben enorm te lijden onder het syndroom van Babel.
Globalisten. Ook de representatie vormt een probleem. In het voorbije decennium heeft een subtiele verschuiving plaatsgevonden van representatieve democratie naar participatieve democratie, die groeit door de toenemende betrokkenheid van ngo’s bij het beleid en het beslissingsproces op alle niveaus (wereldwijd, internationaal, regionaal, nationaal en lokaal). Aangenomen werd dat de regering niet langer het volk vertegenwoordigt en dat de organisaties van de burgermaatschappij democratischer waren omdat ze dichter bij het volk staan. Op het evenement in Johannesburg waren alle belangrijke vertegenwoordigers van de burgers van de wereld aanwezig: de Internationale Kamer van Koophandel en de WorldBusiness Council for Sustainable Development aan de kant van de zakenwereld, het Wereldverbond vanSteden voor de lokale besturen, de Globale Parlementariërs voor de nationale parlementsleden, de ngo’s voor de wereldburgers en allerlei andere mantelorganisaties voor de kinderen en jongeren van deze wereld, voor de landbouwers, de vakbonden, vrouwen en noem maar op.
Al die groepen zijn globalisten. Ze geloven allemaal dat ze representatief zijn voor hun globale achterban (een abstract begrip) en ze willen allemaal hun denkbeelden wereldwijd opleggen via hun nauw partnership met het VN-systeem. Ze onderschrijven allemaal de doelstellingen en de waarden van de VN. Geen wonder dus, dat het beleid dat voortkomt uit dat partnership veraf staat van de concrete realiteit, van de reële verlangens van mensen uit verschillende culturen en sociale omgevingen. De enige echte doorbraak die daarmee in Johannesburg werd gerealiseerd, is dat de praktijk van participatieve democratie opgetild werd naar het hoogste niveau.
We kunnen ons afvragen hoe in die globale samenleving, in die ontluikende participatieve democratie, de waarden en bekommernissen van individuele burgers zullen vertegenwoordigd en aangepakt worden. Niemand, geen enkele regering, geen enkele internationale organisatie, heeft tot nog toe het openbare debat over de kwestie van representatie geopend. Dat debat moet echter vroeg of laat plaatsvinden, als we niet willen afdrijven, weg van de democratie en in de richting van onbekend en misschien onveilig gebied.
Marguerite A. Peeters [{ssquf}]
De auteur is historica en schreef in 2001 het boek ‘Hijacking Democracy, The Power Shift to the Unelected’ (uitgegeven bij het American Enterprise Institute).
Hoe zullen in de ontluikende participatieve democratie de waarden en bekommernissen van individuele burgers vertegenwoordigd en aangepakt worden?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier