Jobstudenten: ‘fiscaal’ volgt ‘sociaal’
Op ‘sociaal’ gebied was al eerder beslist dat jobstudenten tijdens de zomervakantie maximaal 23 arbeidsdagen mogen werken als zij nog in aanmerking willen komen voor de gunstregeling op het gebied van de sociale zekerheid. De ‘fiscale’ regeling is daaraan onlangs aangepast.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Studenten die arbeid verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten zijn onder bepaalde voorwaarden niet onderworpen aan de algemene regeling inzake sociale zekerheid. Het gevolg is dat zij ontsnappen aan de torenhoge tarieven van de socialezekerheidsbijdragen. In plaats daarvan is hun bezoldiging slechts aan een bescheiden solidariteitsbijdrage onderworpen van 5 % ten laste van de werkgever en van 2,5 % ten laste van de werknemer.
De voorwaarden zijn legio. Vooreerst is vereist dat de tewerkstelling plaatsvindt in het kader van een specifieke arbeidsovereenkomst voor studenten, in de zin van de Wet op de arbeidsovereenkomsten. Vervolgens moet de tewerkstelling vallen in de periode die zich uitstrekt van juli tot en met september. Voorts is vereist dat de student bij dezelfde werkgever al niet tijdens het voorafgaand school- of academiejaar is tewerkgesteld; tenzij dat, ook weer in het kader van een specifieke arbeidsovereenkomst voor studenten, gebeurd zou zijn tijdens periodes van niet-verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstellingen (bijvoorbeeld, tijdens de kerst- of paasvakantie, of tijdens de weekends). Last but not least is vereist dat de tewerkstelling (in de periode juli tot en met september) een bepaalde duur niet overschrijdt.
Maand. Tot voor kort stond in de sociale reglementering te lezen dat de tewerkstelling (gedurende deze periode) niet langer mag duren dan één maand. In de praktijk is grote onenigheid ontstaan over de manier waarop deze maand moet worden geïnterpreteerd. De RSZ ging ervan uit dat daarmee een periode was bedoeld van 31 kalenderdagen, weekends inbegrepen. Maar zo had niet iedereen het begrepen. Vooral in de sector van de uitzendarbeid hielden ze er een andere mening op na.
Stel bijvoorbeeld dat een student door een uitzendkantoor voor verschillende perioden wordt tewerkgesteld, telkens van maandag tot en met vrijdag. In de uitzendsector gingen ze ervan uit dat zo’n periode dan telkens gold voor vijf dagen, en dat de grens van een maand pas werd bereikt als de jongere, opgeteld, 31 arbeidsdagen had gewerkt. De RSZ was het daar niet mee eens en vond dat men bij zo’n reeks van vijf arbeidsdagen ook telkens twee dagen weekend moest optellen, zodat de limiet van een maand al na 23 arbeidsdagen werd bereikt.
De betwisting heeft voor aanslepende discussies gezorgd, tot voor het Hof van Cassatie. Dat volgde de visie van de uitzendsector: een maand omvat maximaal 31 dagen. En dat kunnen in de praktijk van de uitzendsector dus ook 31 arbeidsdagen zijn.
Maar het Hof van Cassatie mag dan al een van onze hoogste rechtscolleges zijn, in de praktijk is zijn invloed beperkt. Vooral als het – zoals hier – voor de betrokken minister volstaat om de reglementering eenvoudig bij Koninklijk Besluit aan te passen. En zo gebeurde.
De inkt van het arrest van het Hof van Cassatie was nauwelijks droog of de bevoegde minister liet de reglementering aanpassen. Sindsdien luidt het dat de voordelige regeling inzake jobstudenten nog slechts geldt voor zover de tewerkstelling (in de maanden juli, augustus en september) maximaal 23 arbeidsdagen duurt. De nieuwe regeling geldt met ingang van 1 juli van dit jaar.
Fiscaal. Naast de RSZ is er ook de fiscus. Op fiscaal gebied geldt eveneens een bijzondere regeling op het gebied van jobstudenten. Die luidt dat geen bedrijfsvoorheffing is verschuldigd als een jobstudent in de maanden juli, augustus en september werk verricht in het kader van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor studenten, en de tewerkstelling aan alle voorwaarden beantwoordt om op het gebied van de sociale zekerheid slechts onder toepassing te vallen van de voormelde bescheiden solidariteitsbijdrage.
In de fiscale reglementering stond tot nog toe ook te lezen dat deze tewerkstelling (in de loop van de maanden juli, augustus en september) maximaal één maand mag duren. Beter laat dan nooit, is onlangs beslist – en in de loop van augustus officieel bekendgemaakt – dat deze norm nu ook wordt vervangen door de termijn van 23 arbeidsdagen.
Daarmee lopen de sociale en de fiscale reglementering opnieuw gelijk. Wat op sociaal gebied is vrijgesteld van de gewone socialezekerheidsbijdragen, is ook vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing. Maar de gelijkenis is beperkt. Op sociaal gebied is de vrijstelling (van de gewone socialezekerheidsbijdragen) definitief. Op fiscaal gebied gaat het slechts om een vrijstelling van bedrijfsvoorheffing. De vrijstelling zegt dus niets over het uiteindelijk fiscale lot dat de bezoldiging van de jobstudent zal ondergaan.
Om dat fiscale lot te kennen, moet de volledige inkomenssituatie van de betrokken student in aanmerking worden genomen. Dat inkomen zal pas zijn vrijgesteld van personenbelasting als het niet hoger is dan het belastingvrij minimum van – voor het aanslagjaar 2003 – 5480 euro.
Niettemin mag worden aangenomen dat de meeste jobstudenten weinig of geen andere inkomsten hebben; en dat de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing dus meestal samenvalt met een volledige vrijstelling van personenbelasting.
Jan Van Dyck
De tewerkstelling mag nog slechts 23 arbeidsdagen duren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier