JOBS VOOR GIRLS EN BOYS

Dat de traditionele vakbonden stilaan de voeling kwijtraken met de brede sociaal-economische evolutie in onze moderne maatschappij, is een vaststelling die niet van gisteren dateert. De werknemersorganisaties manifesteren zich steeds nadrukkelijker als de instituties die hun inspiratie voor een toekomstgericht beleid alleen uit hun verleden kunnen puren. De zogenaamd progressieve krachten zijn geëvolueerd naar het conservatisme. Eén en ander kwam nog eens duidelijk aan de orde tijdens de eerste persconferentie na de zomervakantie van de ABVV-kopstukken Michel Nollet en Mia De Vits.

Voor Nollet en De Vits kan de door de regering-Verhofstadt aangekondigde lastenverlaging voor het jaar 2000 – vooral gericht op de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid – niet, omdat zo’n actie niet voorzien is in het interprofessioneel akkoord dat loopt tot het einde van het jaar 2000. Om deze stelling kracht bij te zetten, kwam vanuit ABVV-hoek nagenoeg gelijktijdig het perslek dat de uitgaven in de gezondheidszorg ruim 15 miljard hoger liggen dan begroot. Deze ontsporing heeft weliswaar in de eerste plaats te maken met het begrotingsbeleid van de vorige regering, maar de boodschap was duidelijk: “Regering, zorg eerst voor extra miljarden voor de sociale zekerheid en vergeet dus die lastenverlaging.” De sociale verkiezingen van komend voorjaar jagen de retoriek van de betrokken partijen duidelijk op.

Maar ten gronde moet de interventie van het duo Nollet-De Vits in een bredere context worden geplaatst. Beiden lijken geen oog te hebben voor het feit dat de regering-Verhofstadt zich met haar lastenverlaging gewoon aansluit bij een algemene Europese tendens, die veel te maken heeft met de introductie van de eenheidsmunt. Dit nieuwe gegeven verplicht alle betrokken landen immers tot grotere ondernemingsvriendelijkheid, om toekomstige tewerkstelling en groei (en dus financiering van de sociale zekerheid) veilig te stellen. Nollet en De Vits hebben natuurlijk het volste recht om tegen de Economische en Monetaire Unie (EMU) te zijn, maar dan moeten ze de moed opbrengen om dat openlijk te zeggen.

Maar met hun recente uitlatingen manifesteren Nollet en De Vits zich vooral als de rabiate verdedigers van het enge groepsbelang. Voor hen is het sociale overleg, zoals dat nu bestaat, een heilige koe om de eenvoudige reden dat het daarbij gaat om jobs for the boys (and girls) en om veel macht en invloed. Of dat sociaal overleg ook zoden aan de dijk zet inzake tewerkstelling en het lot van de werkende (en werkloze) medemens is allang bijzaak geworden. Rond dat sociale overleg hangt een heel machinepark van overlegstructuren, studiediensten en instellingen die elkaar voortdurend willen bewijzen hoe belangrijk hun acties wel zijn. In de realiteit dragen ze evenwel nog maar weinig bij tot de inhoud van het beleid. Integendeel: ze werken verstarring en dus achteruitgang in de hand.

Maar ook het VBO draagt op dat vlak een grote verantwoordelijkheid. De ideologie ligt uiteraard anders, maar inzake geldings- en machtsdrang misbruikt de werkgeversorganisatie het sociaal overleg net zo goed als de werknemersorganisaties.

Het mag verbazend heten dat vele Belgen met zoveel tolerantie en minstens impliciete goedkeuring naar dat sociaal overleg kijken. Als dit type van overlegmodel zo schitterend functioneert, hoe komt het dan dat België op het vlak van de tewerkstelling zelfs in de Europese context zo’n belabberd figuur blijft slaan? Dankzij de goede zorgen van Nollet, De Vits & Co zijn de voorbije twee decennia enkele honderdduizenden mensen sociaal gemarginaliseerd, terwijl weinig landen zo’n grote jongerenwerkloosheid kennen als België. Vormen dergelijke fenomen niet net hét bewijs dat het algemeen belang vaak zeer ver te zoeken is op de reële agenda van het sociaal overleg? De argumentatie “pro” sociaal overleg komt er vaak op neer dat we zonder zo’n systeem in een soort sociaal-economische apocalyps zouden terechtkomen. Buitenlandse voorbeelden leren dat dit nonsens is, op voorwaarde dat de overheid geen wettelijk dwingend statuut verleent aan monopolistische organisaties (zoals b.v. de vakbonden).

De nefaste impact van goed georganiseerde belangengroepen is ook duidelijk in de vroegere Oostbloklanden. Binnenkort vieren deze landen hun eerste decennium los van de communistische dwangbuis. Trends start deze week een reeks van overzichten van de diverse landen uit deze regio, met daarbij telkens de nadruk op de Belgische aanwezigheid (zie Economie & Strategie, blz. 36 en Trend, blz. 128). Analyse van een aantal nog hangende problemen in deze zogenaamde transitie-economieën, zoals b.v. de begrotingstoestand, het inflatie-gevaar en de mismeestering van privatiseringsprocessen, leert dat het mordicus verdedigen van het enge eigenbelang vaak aan de oorsprong van beleidsontsporingen ligt.

JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content