JOBS, RENDABILITEIT EN LOONKOSTEN
TRENDS DOET ZELF AAN ONDERZOEK.
Nu de verkiezingsstrijd voor 13 juni 1998 stilaan op kruissnelheid raakt, slaan de politieke partijen elkaar met cijfers en studiewerk omtrent werkloosheid en de oorzaken ervan om de oren. De reacties vanuit de regeringspartijen en de vakbonden op het VLD-plan illustreren deze stelling overvloedig. De academische wereld kijkt vanop afstand op deze discussie toe en lijkt meer geïnteresseerd in de wiskundige coherentie van de theoretische modellen dan in dit soort van toegepast, beleidsgericht onderzoek. Redenen genoeg voor Trends om de labojas aan te trekken en de zaak zelf te onderzoeken (*).
Een eerste relatie die we onder de loep namen, betreft het verband tussen tewerkstelling en de rendabiliteit van ondernemingen. Bijgaande grafiek ( grafiek 3) geeft reeds bij een eerste oogopslag aan dat het verband tussen beide grootheden zeer intens is. Deze nauwe relatie komt ook naar voren uit econometrisch zeer significante berekeningen. De relatie zoals wij ze hebben geschat, geeft aan dat een toename van het rendement op eigen vermogen van de ondernemingen binnen het jaar 9470 extra jobs oplevert. Voorts tonen deze berekeningen ook aan dat, indien de Belgische bedrijven vanaf 1992 een rendement op eigen vermogen van 10% hadden kunnen realiseren, de tewerkstelling in België tegen 1997 159.200 eenheden hoger zou zijn geweest dan nu effectief het geval was. Zoals bijgaande grafiek aangeeft, slaagden onze ondernemingen er in de periode 1985-1991 constant in een rendement op het eigen vermogen te halen van meer dan 10%, namelijk 11,7% gemiddeld.
Uiteraard vormt de evolutie van de reële loonkosten een belangrijke determinant van de rendabiliteit die ondernemingen kunnen realiseren. Zoals bekend wil de regering onze loonkostenevolutie afstemmen op die van onze drie belangrijkste handelspartners, Duitsland, Frankrijk en Nederland (verder in de tekst hebben DFN genoemd als het gaat om de referentiewaarden voor het geheel van de drie landen) om op die manier ook onze tewerkstelling te handhaven op een niveau vergelijkbaar met die van onze drie buurlanden.
De tweede relatie die Trends inschatte, relateert de evolutie van de werkgelegenheid in België ten opzichte van DFN, aan de evolutie van de reële loonkosten bij ons, alweer tegenover het gewogen gemiddelde van DFN. Een verslechtering van onze relatieve reële loonkostenpositie met 1% vermindert de tewerkstelling binnen het jaar met 0,20%. Het effect van een dergelijke loonkostenafwijking loopt in de daaropvolgende jaren geleidelijk op tot 0,62%. Op basis van de tewerkstellingscijfers van 1997 betekent dit dat een verslechtering van de reële loonkostenpositie ten opzichte van DFN met 1% binnen het jaar 7700 jobs kost en op langere termijn 23.5OO jobs. Net zoals bij de eerste vergelijking ligt ook hier de statistische significantie van de econometrische berekeningen zeer hoog.
Onze tweede relatie laat de volgende relevante inschatting toe. Het meest gebruikte referentiejaar voor de evaluatie van onze relatieve loonkostenpositie is 1987. Wat zou er gebeurd zijn indien ons land vanaf dat jaar, 1987, zijn reële loonkosten netjes in de pas had kunnen houden met DFN? Het antwoord op deze vraag luidt dat het aantal jobs dan 165.000 stuks hoger zou zijn geweest. Dit is bijna 5% van de tewerkstelling die er in 1997 nog was in ons land. Misschien dat regering en sociale partners, inclusief het Verbond van Belgische Ondernemingen, eindelijk eens ernstig rekening moeten houden met dit soort van gegevens als ze eerstdaags weer eens aan de onderhandelingstafel gaan.
(*): Lezers die geïnteresseerd zijn in een meer formele (en meer gedetailleerde) beschrijving van de berekeningen, kunnen die bekomen bij de auteurs, via het secretariaat van Trends (e-mail: llambert@roularta.be).
GUY CLEMER JOHAN VAN OVERTVELDT
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier